Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
€ 816,00
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en ING Bank N.V. (gedaagde). De eiseres, die een scheepswerf exploiteert, had een retentierecht ingeroepen op casco's van binnenschepen die eigendom waren van Rijndec Quality Control B.V. De eiseres had eerder een overeenkomst van opdracht gesloten voor de afbouw van deze casco's, maar de andere partijen hadden hun betalingsverplichtingen niet nagekomen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de eiseres in het gelijk was gesteld, heeft de gedaagde ING Bank de eiseres gedwongen de casco's af te geven onder dreiging van executie. Dit kort geding volgde nadat het gerechtshof in hoger beroep het eerdere vonnis had vernietigd en de vordering van ING had afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat de dreiging met executie door ING onrechtmatig was, omdat het vonnis waarop deze dreiging was gebaseerd, inmiddels was vernietigd. De rechtbank concludeerde dat de eiseres schade had geleden door de afgifte van de casco's en dat ING aansprakelijk was voor deze schade. De eiseres vorderde een voorschot op schadevergoeding van € 100.000,00, maar de rechtbank kende haar een voorschot van € 59.000,00 toe, alsmede de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij door het onrechtmatig handelen van ING schade had geleden, en dat zij dit bedrag had kunnen afdwingen via haar retentierecht. De rechtbank verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.