Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
6.Overeenkomst
. Duidelijk is dat beide partijen (CPH en Resort) niet akkoord zijn met een hoofdelijke aansprakelijkheid die voortvloeien uit het raadsbesluit. Zij zijn, voordat de nieuwe vennootschap wordt opgericht, bereid om de kosten van de bouwplannen voor hun rekening te nemen.”.
een ontwikkelingsfase start na ondertekening van deze overeenkomst eindigt na afgifte door de gemeente van een omgevingsvergunning voor de onder j. en k. bedoelde nieuwbouw (…)
de fase waarin Resort/CPH (…) de exploitatie van de zwembadvoorziening voor eigen rekening en risico van de gemeente hebben overgenomen (…)”.
Indien overname, als bedoeld in dit artikel en ook overigens in deze overeenkomst plaatsvindt door een nog op te richten Exploitatiemaatschappij, onderscheidenlijk B.V., dan stelt Resort/CPH zich onvoorwaardelijk garant voor de juiste nakoming van de verplichtingen uit deze overeenkomst door deze Exploitatiemaatschappij, onderscheidenlijk B.V.”.
(…)
de aankoop van de grond (€ 843.750 en € 150.000)
bijdrage in de overdrachtsbelasting (€ 29.812,50)
bijdrage in het exploitatietekort € 2.233.750 ex btw (…)
bijdrage personeel € 500.000 ex btw (…)
(…) Naar aanleiding van deze brief heeft de gemeente u laten weten dat zij vreest dat op de aldus beschreven wijze de duurzame exploitatie van het zwembad onvoldoende zal zijn verzekerd. In een overleg van 13 november 2013 is onder meer afgesproken dat Villapark/GGZ met een concreet voorstel moeten komen voor de nakoming van de ingevolge de samenwerkingsovereenkomst op hen rustende rechten en verplichtingen. Tot op heden hebben Villapark/GGZ geen voorstel gepresenteerd. Voor de gemeente is dat niet aanvaardbaar.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst door opzegging of met een beroep op artikel 6:265 BW is niet mogelijk, tenzij deze haar grond vindt in onvoorziene - niet in de overeenkomst verdisconteerde en evenmin voor partijen thans voorziene - omstandigheden, die niet voor rekening van de beëindigende partij komen en die van zo ernstige aard zijn, dat de andere partij(en) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag (mogen) verwachten, terwijl evenmin door wijziging van de overeenkomst aan de in aanmerking te nemen belangen recht worden gedaan”.