Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser] ,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 november 2015 met producties 1 tot en met 10, volgens het cer-tificaat van betekening op 2 december 2015 in persoon afgegeven aan [gedaagden]
- de mondelinge behandeling van 9 december 2015
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van [gedaagden] met producties 1 tot en met 8.
2.De feiten
[gedaagde 1] , voorzieningenrechter] verklaart hierbij schuldig te worden wegens ter leen te ontvangen gelden aan en ten behoeve van de schuldeiser [
Faga, voorzieningenrechter], die verkaart deze gelden ter leen te verstrekken; Een som van €. 25.000,-- (…) Rentende naar drie procent per jaar.
[eiser](…) en/of
Faga(…)(hierna te noemen:
“Partij A”);
[gedaagde 2], (…) en (…)
[gedaagde 1], (…) (hierna te noemen
“Partij B”)
- Partij A zal aan Partij B een lening verstrekken van €. 1,000,000 (een miljoen euro), (hierna “De Lening”);
- Partij B accepteert de lening van Partij A (…) onder de voorwaarde zoals door de Partijen vastgesteld in deze overeenkomst (hierna te noemen “De Overeenkomst”).
- Partij B heeft een leenovereenkomst met Karibuni, zijnde (€ 115,000) welke zal worden terug betaald inclusief de afgesproken rente vanuit deze Overeenkomst. De daarbij behorende zekerheid zal worden overgedragen van Karibuni naar Partij A.
- Partij A zal via deze Overeenkomst mee participeren in de bouw van een villa welke gerealiseerd zal worden op de kavel welke als zekerheid zal fungeren voor deze Overeenkomst.
- Partij A zal via deze Overeenkomst mee participeren om de villa geheel af te bouwen met als doel om de villa te verkopen.
- (…)
Hierna gezamenlijk te noemen met het eerste gedeelte van de Lening (Art. 1.2) ad. €. 265,000, als Lening A;
betaling vindt plaats door middel van verrekening met hetgeen Partij B per datum van levering op grond van de Overeenkomst verschuldigd is aan Partij A.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid
EEX-Verordening) is in werking getreden en met ingang van 10 januari 2015 van toepassing. In onderhavig geding is sprake van een burgerlijke- of handelszaak in de zin van artikel 1 van de Herschikte EEX-Verordening en van vorderingen die zijn ingesteld na 10 januari 2015.
EEX-verordening is de Nederlandse rechter eveneens bevoegd ten aanzien van de geschillen aangaande de overeenkomsten die zijn gesloten tussen Faga en [gedaagde 1] omdat [gedaagde 1] in het geding is verschenen en hij de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet heeft betwist.
In artikel 6:45 BW is bepaald dat een schuldenaar zich slechts met toestemming van de schuldeiser van zijn verbintenis kan bevrijden door een andere prestatie dan de verschuldigde, al mocht zij van gelijke of zelfs hogere waarde zijn. Gelet hierop is Faga dus niet gehouden om het aanbod van [gedaagde 1] als vorm van betaling te accepteren. Het aanbod kan er niet aan in de weg staan dat de leningen opeisbaar zijn en moeten worden terugbetaald door [gedaagde 1] . Verder acht de voorzieningenrechter het voorshands niet aannemelijk dat de wijze van verrekening zoals opgenomen in artikel 6 van de aanvullende overeenkomst ook zou zien op voormelde twee leningen van € 25.000,00 en € 10.000,00. Elk aanknopingspunt ontbreekt daarvoor in de tekst van de aanvullende overeenkomst.
816,00