ECLI:NL:RBGEL:2015:8228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
294022
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van executoriaal derdenbeslag en gebod tot staking van executie van kortgedingvonnis met betrekking tot onverschuldigde betaling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben de eiseressen HOLLANDSE BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ DE BOER B.V. en HOLBO ADVIES B.V. een kort geding aangespannen tegen de gedaagden STICHTING DERDENGELDEN FRUYTIER LAWYERS IN BUSINES en APPROACH INTELLIGENCE SERVICES B.V. De eiseressen vorderden onder andere de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat door Approach was gelegd onder de stichting, alsmede een gebod tot staking van de executie van een eerder kort gedingvonnis van 16 november 2015, voor zover dit betrekking had op verbeurde dwangsommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat HBM de Boer en Holbo onterecht een bedrag van € 111.785,55 hebben betaald aan de stichting, wat heeft geleid tot een onverschuldigde betaling. De rechtbank oordeelde dat de stichting verplicht was om dit bedrag terug te betalen aan Holbo, aangezien Holbo geen schuld had aan Approach. De rechtbank heeft het beslag opgeheven en de stichting veroordeeld tot betaling aan Holbo, alsook Approach in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is genomen op 10 december 2015 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/294022 / KG ZA 15-610
Vonnis in kort geding van 10 december 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLANDSE BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ DE BOER B.V.,
gevestigd te Echteld,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLBO ADVIES B.V.,
gevestigd te Echteld,
eiseressen,
advocaat mr. K.C.S. Meekes te Tiel,
tegen
1. de stichting
STICHTING DERDENGELDEN FRUYTIER LAWYERS IN BUSINES,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPROACH INTELLIGENCE SERVICES B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
gedaagden,
advocaat mr. S.V. Rutgers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna HBM de Boer, Holbo, de stichting en Approach genoemd worden. HBM de Boer en Holbo gezamenlijk zullen HBM de Boer c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van HBM de Boer c.s.
  • de pleitnota van de stichting en Approach.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In een tussen Approach als eisende partij en HBM de Boer als gedaagde partij gewezen uitvoerbaar bij voorraad verklaard kop-staart kort gedingvonnis van 16 november 2015 van deze rechtbank, is HBM de Boer, voor zover van belang, veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van dat vonnis de overeenkomst van geldlening van 9 juni 2015 na te komen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag tot een maximum van € 150.000,00, met veroordeling in de proceskosten.
2.2.
Approach heeft dat vonnis op 18 november 2015 om 14.08 uur laten betekenen aan HBM de Boer en aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 111.785,55 conform dat vonnis, bestaande uit € 110.000,00 voor de tweede en derde tranches uit de geldleningsovereenkomst van 9 juni 2015, vermeerderd met kosten. In het betekeningsexploot is HBM de Boer bevel gedaan om binnen 24 uur dat bedrag te voldoen op de derdengeldrekening van de stichting.
2.3.
HBM de Boer heeft met een verrekeningsverklaring van 19 november 2015 om 13.38 uur de vordering van Approach uit hoofde van dat vonnis verrekend met haar vordering op Approach uit hoofde van drie verstrekte geldleningen aan Approach voorafgaande aan de geldleningsovereenkomst van 9 juni 2015. Na verrekening stelde HBM de Boer nog een vordering op Approach te hebben van € 179.315,13, die zij uiterlijk op
23 november 2015 vóór 12.00 uur op heeft geëist met de aanzegging dat zij bij niet tijdige voldoening het faillissement van Approach zal aanvragen.
2.4.
Op 19 november 2015 is de motivering waarop de beslissing in het kop-staart vonnis van 16 november 2015 steunt afzonderlijk vastgelegd door deze rechtbank en aan de partijen bekend gemaakt.
2.5.
Het bedrag van € 111.785,55 is vervolgens twee maal overgemaakt op de derdengeldrekening van de stichting. Eénmaal door HBM de Boer en éénmaal door Holbo. Beide betaalopdrachten zijn op 20 november 2015 aan de bank verstrekt. Beide betalingen zijn op 23 november 2015 te 8.56.07 uur op de bankrekening van de stichting bijgeschreven.
2.6.
Op 8 december 2015 heeft Approach ten laste van HBM de Boer executoriaal derdenbeslag laten leggen onder de stichting vanwege door HBM de Boer (gestelde) verbeurde dwangsommen ten bedrage van € 125.000,00 door te late voldoening aan de veroordeling in het vonnis van 16 november 2015.

3.Het geschil

3.1.
HBM de Boer c.s. vorderen na eiswijziging bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Primairde stichting,
subsidiairApproach, te veroordelen aan HBM de Boer c.s. te voldoen:
A. een bedrag van € 111.785,55, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag dat de onverschuldigde betaling is ontvangen, althans de dag van eerste aanmaning, althans de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
B. de buitengerechtelijke kosten van € 1.898,86, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
C. de proceskosten van dit geding, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
II.
Primairhet op verzoek van Approach ten laste van HBM de Boer onder de stichting gelegde executoriaal derdenbeslag op te heffen en Approach te gebieden de executie van het kort gedingvonnis van 16 november 2015 te staken en gestaakt te houden, voor zover deze executie betrekking heeft op beweerdelijk verbeurde dwangsommen, totdat in een bodemzaak over deze verbeurte zal zijn beslist, en
subsidiairdat te doen onder de voorwaarde dat door HBM de Boer aan Approach een bankgarantie wordt verstrekt.
3.2.
HBM de Boer c.s. stellen dat abusievelijk twee keer aan het vonnis van
16 november 2015 is voldaan doordat dat HBM de Boer en Holbo ieder € 111.785,55 naar de derdengeldrekening van de stichting hebben overgemaakt. Daarmee staat vast dat één keer een bedrag van € 111.785,55 zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd is betaald, welk bedrag wordt teruggevorderd. Daarnaast betwisten zij dat HBM de Boer dwangsommen heeft verbeurd aan Approach. Zij stellen dat er daardoor geen grondslag is voor de beslaglegging, zodat het gelegde executoriaal derdenbeslag onder de stichting moet worden opgeheven en verdere executie van beweerdelijk verbeurde dwangsommen moet worden gestaakt.
3.3.
De stichting en Approach voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende uit de stellingen van HBM de Boer c.s. voort.
4.2.
Wat betreft de vordering uit onverschuldigde betaling geldt het volgende. Ter zitting is gebleken dat de betalingen van HBM de Boer en Holbo exact op dezelfde datum en op hetzelfde tijdstip (23 november 2015 om 8.56.07 uur) op de rekening van de stichting zijn bijgeschreven. In die situatie moet worden aangenomen dat de betaling van HBM de Boer verschuldigd was, namelijk ter voldoening aan de vordering van Approach op haar ingevolge het vonnis van 16 november 2015 en dat de betaling door Holbo onverschuldigd was omdat Holbo zelf immers geen schuld aan Approach had. De bedoeling van Holbo om de schuld van HBM de Boer te voldoen wijkt dan voor de betaling die de schuldenaar zelf op hetzelfde moment deed ter voldoening aan zijn eigen schuld.
4.3.
Niet kan worden aangenomen dat de betaling van Holbo strekte ter voldoening van een vordering van Approach op HBM de Boer ter zake van verbeurde dwangsommen wegens het niet tijdig voldoen aan het vonnis van 16 november 2015. Art. 6:30 BW leidt alleen tot een verschuldigde betaling van de schuld van een ander indien de schuldenaar desbewust handelde ter voldoening van de schuld van een ander. Dat Holbo de bedoeling had door HBM de Boer aan Approach (eventueel) verschuldigde dwangsommen te betalen, kan niet worden aangenomen. Dat blijkt nergens uit. Het door haar overgemaakte bedrag van € 111.785,55 duidt op de wil om te voldoen aan de veroordeling van HBM de Boer in het vonnis van 16 november 2015 tot nakoming van de laatste geldeningsovereenkomst. Holbo heeft dus een vordering uit onverschuldigde betaling.
4.4.
Voor zover Approach een vordering heeft ter zake van verbeurde dwangsommen wegens niet tijdige voldoening aan het vonnis van 16 november 2015, heeft zij die vordering op HBM de Boer en niet op Holbo, die geen partij was bij het vonnis van
16 november 2015. Approach kan een vordering terzake van (eventueel) verbeurde dwangsommen daarom niet verrekenen met de vordering uit onverschuldigde betaling van Holbo.
4.5.
In geval van betaling aan een bevoegde vertegenwoordiger heeft de betaler een vordering uit onverschuldigde betaling op de achterman. Aan te nemen valt dat de stichting gemachtigd was namens Approach de betaling ingevolge het vonnis van 16 november 2015 in ontvangst te nemen. Dat wil niet zeggen dat de rechtsvordering tot terugbetaling alleen tegen Approach kan worden toegewezen en niet tegen de stichting. Waar vast staat dat Approach verplicht is het door Holbo betaalde bedrag terug te betalen zonder zich op verrekening te kunnen beroepen en de stichting dit onverschuldigde bedrag voor Approach onder zich houdt, brengt een redelijke toepassing van de relevante rechtsregels met zich dat de stichting ook verplicht kan worden dit bedrag rechtstreeks aan Holbo terug te betalen ten laste van Approach waarbij die terugbetaling Approach bevrijdt van haar schuld uit onverschuldigde betaling aan Holbo. De stichting zal daarom worden veroordeeld tot betaling aan Holbo.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat het executoriale beslag dat Approach ten laste van HBM de Boer onder de stichting heeft gelegd, geen doel treft omdat de stichting niets aan HBM de Boer is verschuldigd. Dat beslag zal daarom voor zover nodig worden opgeheven.
4.7.
Er is verder aanleiding voor een verbod aan Approach het vonnis van 16 november 2015 te executeren jegens HBM de Boer wegens verbeurde dwangsommen totdat in een bodemprocedure over de aanspraak daarop is beslist. Ook indien rekening ermee wordt gehouden dat HBM de Boer mogelijk pas op 19 november 2015 heeft kunnen begrijpen dat zij niet door middel van verrekening aan het vonnis van 16 november 2015 heeft kunnen voldoen, moet worden geconstateerd dat zij daaraan eerst op 23 november 2015 te 8.56.07 uur heeft voldaan, wat dus in ieder geval niet binnen 24 uur is geweest. Het lijkt erop dat zij daaraan wel eerder had kunnen voldoen door op 20 november 2015 toen zij de opdracht tot betaling gaf dit bedrag met spoed over te boeken zodat het nog dezelfde dag op de rekening van de stichting bijgeschreven had kunnen worden. Anderzijds kan niet worden uitgesloten dat HBM de Boer uit hoofde van de eerdere financieringen een opeisbare vordering op Approach zal blijken te hebben die zij met eventueel verbeurde dwangsommen kan verrekenen. Het debat daarover zal eerst in een bodemprocedure moeten worden gevoerd om over dit een en ander voldoende duidelijkheid te krijgen.
4.8.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. HBM de Boer c.s. hebben onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd dat (voldoende) buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
4.9.
Met inachtneming van het voorgaande zullen de vorderingen worden toegewezen als hierna te vermelden. Approach zal in de kosten van het geding worden veroordeeld. Voor een veroordeling van de stichting in de kosten is gezien haar positie geen grond.
De kosten aan de zijde van HBM de Boer c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 155,68 (2 x € 77,84)
- griffierecht 3.864,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 4.835,68
4.10.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het door Approach ten laste van HBM de Boer onder de stichting gelegde executoriale derdenbeslag en gelast Approach de executie van het kort gedingvonnis van
16 november 2015, voor zover die op verbeurde dwangsommen betrekking heeft, te staken en gestaakt te houden totdat in een bodemprocedure daarover zal zijn beslist,
5.2.
veroordeelt de stichting om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Holbo te betalen een bedrag van € 111.785,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
23 november 2015 tot en met de dag van betaling,
5.3.
veroordeelt Approach in de proceskosten, aan de zijde van HBM de Boer c.s. tot op heden begroot op € 4.835,68, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Approach in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Approach niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2015.