ECLI:NL:RBGEL:2015:8185

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
4 januari 2016
Zaaknummer
292989
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitbetaling van het saldo van de spaarrekening van erflater aan eiseres (executeur) afgewezen wegens onvoldoende grond voor uitbetaling vooruitlopend op verdere verdeling van de nalatenschap

In deze zaak vorderde eiseres, de executeur van de nalatenschap van erflater, de Rabobank te veroordelen tot uitbetaling van het saldo van de spaarrekening van erflater. Eiseres stelde dat zij op basis van het testament van erflater en de wet gerechtigd was om over het saldo te beschikken, dat nodig was voor de exploitatie van het agrarische bedrijf. De Rabobank weigerde echter uit te betalen, omdat er onzekerheid bestond over wie gerechtigd was tot het saldo. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende grond was voor uitbetaling van het saldo aan eiseres, omdat de volledige verdeling van de nalatenschap nog niet had plaatsgevonden en er geen dringende behoefte aan liquide middelen was aangetoond. De vordering van eiseres werd afgewezen, terwijl de vordering van de eiser in incident om als partij toe te treden werd toegewezen. De Rabobank werd verboden om het saldo uit te betalen aan eiseres zonder goedkeuring van alle erfgenamen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/292989 / KG ZA 15-574
Vonnis in kort geding van 8 december 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rumpt,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.H.J. Emmen te Soest,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK WEST BETUWE U.A.,
gevestigd te Tiel,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. I.F.M. Lakwijk te Eindhoven,
waarin gevorderd heeft als tussenkomende partij te worden toegelaten:
[eiser in incident],
wonende te Boskoop,
eiser in het incident,
advocaat mr. C.G.A. van Stratum te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] , Rabobank en [eiser in incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 10;
  • de nagezonden producties 11 tot en met 22 van [eiseres] ;
  • de producties 1 en 2 van de Rabobank;
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van [eiser in incident] met producties 1 tot en met 8;
  • het verzoekschrift tot ontslag van een executeur van [eiser in incident] ;
  • de mondelinge behandeling van 1 december 2015;
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van Rabobank;
  • het ter zitting overgelegde voorblad van productie 15 van [eiseres] ;
  • het ter zitting overgelegde ‘historisch overzicht spaarrekeningen over 2011’ van de Rabobank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is gehuwd geweest met [eiser in incident] sr (hierna: erflater). Erflater is op 19 november 2012 overleden. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren, te weten [eiser in incident] (hierna ook: de oudste zoon), Adriana Maria [eiser in incident] en Anne Dirk [eiser in incident] (hierna ook: de jongste zoon).
2.2.
Erflater, [eiseres] en de jongste zoon hebben met ingang van
1 januari 2004 een maatschap gevormd met als doel de gezamenlijke uitoefening van een agrarisch bedrijf gevestigd aan [adres] . Door het overlijden van erflater op 19 november 2012 is deze maatschap beëindigd. [eiseres] en de jongste zoon hebben vervolgens per 20 november 2012 een nieuwe maatschap gevormd voor de uitoefening van voornoemd agrarisch bedrijf.
2.3.
Erflater heeft voor het laatst bij testament van 14 februari 1992 over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament is voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang bepaald:
‘(…)
II. Ingeval ik kom te overlijden voor mijn genoemde echtgenote met achterlating van afstammelingen:
1. legateer ik – mede ter voldoening aan de op mij rustende natuurlijke verzorgingsplicht jegens mijn echtgenote – aan mijn echtgenote:
a. (…)
b. Het vruchtgebruik van mijn gehele zuivere nalatenschap (…)
- De vruchtgebruikster zal zelf het beheer voeren over de aan vruchtgebruik onderworpen zaken en geheel vrij zijn in de wijze van beleggen en herbeleggen, een en ander zonder dat medewerking van de blote eigenaren nodig is;
(…)’
2.4.
Tot de nalatenschap van erflater behoort onder meer een bedrijfsspaarrekening bij de Rabobank met rekeningnummer 3212.113.685 (hierna: de (bedrijfs)spaarrekening). Op de spaarrekening stond op 9 januari 2015 een saldo van € 162.878,26.
2.5.
In het eerste kwartaal van 2014 heeft [eiseres] aan de Rabobank kenbaar gemaakt dat zij de beschikking wenste te verkrijgen over de spaarrekening. Bij brief van
31 maart 2014 heeft de Rabobank aan [eiseres] bericht dat zij de spaarrekening heeft geblokkeerd totdat vast is komen te staan aan wie het tegoed van de spaarrekening dient te worden uitgekeerd.
2.6.
Op 17 april 2014 heeft notaris Van der Veer, gevestigd te Rumpt, een verklaring van erfrecht afgegeven. Deze verklaring vermeldt voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang:
‘(…)
7. Executele
De overledene heeft in voornoemde uiterste wil zijn echtgenote benoemd tot uitvoerster van de uiterste wilsbeschikkingen, met het recht van bezit van de gehele nalatenschap, beredderaarster van de boedel en bestuurder van diens begrafenis tot zij haar werkzaamheden als zodanig zal hebben beëindigd. Voornoemde mevrouw [eiseres] heeft deze benoeming aanvaard, evenals voormeld vruchtgebruiklegaat.
(…)
9. Beperkte volmacht
De onder 3. Genoemde erfgenamen hebben volmacht gegeven aan de hiervoor onder 2. Genoemde mevrouw [eiseres] , inhoudende:
“(bedrijfsmatige) betalingen te verrichten ten laste van de bankrekening(en) van de overledene die een bedrag van vijfduizend euro (€ 5.000,00) per betaling niet te boven gaan;
het is hierbij de gevolmachtigde niet toegestaan betalingen te doen die tezamen het voornoemde bedrag te boven gaan (per keer of per dag) of betalingen te doen die slechts met het oog op de hoogte van het voornoemde bedrag worden gesplitst in twee of meer betalingen.
De volmacht eindigt op acht juli tweeduizend veertien.”
(…)
2.7.
Op 16 mei 2014 is door notaris Van der Veer, gevestigd te Rumpt, een akte afgifte legaat en partiële verdeling nalatenschap gepasseerd, waarin aan de drie kinderen van erflater de blote eigendom van percelen grond en een aantal geldbedragen zijn toebedeeld. Op de aan de kinderen toebedeelde percelen grond is ten behoeve van [eiseres] een recht van vruchtgebruik gevestigd.
2.8.
Vervolgens heeft [eiseres] de Rabobank nogmaals gevraagd om haar de beschikking te geven over de spaarrekening. Dit heeft de Rabobank geweigerd.
2.9.
De volledige verdeling van de nalatenschap van erflater heeft tot op heden niet plaatsgevonden.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Rabobank te veroordelen om het saldo van de spaarrekening van erflater met nummer 3212.113.685 binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te maken op de derdenrekening met nummer NL76 RABO 0101 2678 51 ten name van de Stichting Derdengelden Bres Advocaten te Soest, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de Rabobank in gebreke zal zijn om aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling de Rabobank in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat zij op basis van het testament van erflater en de wet gerechtigd is om vrijelijk over het saldo op de spaarrekening van erflater te beschikken. [eiseres] stelt dat de Rabobank gelet hierop haar medewerking dient te verlenen aan uitkering van dit saldo, nu dit saldo nodig is voor de exploitatie van het agrarische bedrijf.
3.3.
De Rabobank heeft verweer gevoerd en zich op het standpunt gesteld dat zij als bank bijzonder voorzichtig dient te zijn met het uitkeren van saldi indien (nog) niet volledig duidelijk is wie tot die uitkering gerechtigd is.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.
in het incident
3.5.
[eiser in incident] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I primair toestemming om als partij in de kortgedingprocedure tussen te komen teneinde aan het debat deel te kunnen nemen;
II om [eiseres] te schorsen als executeur van de nalatenschap van erflater totdat definitief is beslist op het verzoek van [eiser in incident] strekkende tot het ontslag van [eiseres] als executeur van de nalatenschap van erflater;
III de Rabobank te verbieden om het saldo van de spaarrekening ten name van erflater met nummer 3212.133.685 over te maken naar enige door [eiseres] aan te wijzen bankrekening, totdat de nalatenschap van erflater is verdeeld en vastgelegd is onder welke voorwaarden [eiseres] het vruchtgebruik mag uitoefenen over voornoemd saldo.
3.6.
[eiser in incident] heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat [eiseres] materieel niet gerechtigd is tot het saldo van de spaarrekening en bovendien formeel niet gerechtigd is de gelden aan te wenden voor de exploitatie van het agrarische bedrijf, zodat [eiseres] als executeur van de nalatenschap dient te worden ontslagen en er een verbod moet komen voor uitkering van de spaarrekening.
3.7.
[eiseres] heeft verweer gevoerd en de stellingen van [eiser in incident] uitdrukkelijk weersproken.
3.8.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

in het incident

4.1.
Ten aanzien van de incidentele vordering van [eiser in incident] tot tussenkomst geldt het volgende. Voor tussenkomst is vereist dat blijkt van een belang van [eiser in incident] om benadeling of verlies van recht te voorkomen. Het gaat er in dit geding kort gezegd om dat [eiseres] als executeur testamentair uitbetaling verlangt door de Rabobank van het saldo op de bedrijfsspaarrekening ten name van de erflater. [eiseres] wil dat saldo aanwenden ten behoeve van de exploitatie van het agrarisch bedrijf dat zij sinds het overlijden van erflater samen met haar jongste zoon uitoefent. [eiser in incident] betwist dat [eiseres] gerechtigd is het saldo van die rekening daarvoor aan te wenden en wenst als tussenkomende partij een verbod te vorderen jegens de Rabobank om tot uitbetaling van het saldo aan [eiseres] over te gaan. Daarbij heeft hij een belang als erfgenaam om te voorkomen dat het tot de nog onverdeelde nalatenschap behorende saldo ten behoeve van de bedrijfsvoering van twee deelgenoten wordt aangewend vooruitlopend op de verdere verdeling van de nalatenschap. In zoverre is de vordering tot tussenkomst toewijsbaar.
4.2.
De vordering om [eiseres] als executeur te schorsen gaat echter het kader van een tussenkomst op de voet van artikel 217 Rv te buiten. Ontslag van [eiseres] als executeur is in deze procedure niet aan de orde. Uit oogpunt van voorkoming van benadeling of verlies van recht volstaat het om een verbod te vorderen aan de Rabobank tot uitbetaling. In zoverre het deze vordering betreft is [eiser in incident] dan ook niet ontvankelijk in de vordering tot tussenkomst.
in de hoofdzaak
4.3.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende uit de stellingen van [eiseres] voort.
4.4.
De meest verstrekkende stelling van [eiseres] is dat zij als executeur met uitsluiting van de (andere) erfgenamen alleen beschikkingsbevoegd is ten aanzien van de tot de nalatenschap behorende goederen. De Rabobank is daarom in haar visie verplicht het saldo aan haar uit te betalen en kan uitsluitend aan haar bevrijdend betalen en niet aan anderen. Op zichzelf is juist dat de executeur op grond van artikel 4:145 BW met uitsluiting van de erfgenamen beheersbevoegd is. Maar dat is hij alleen voor zover het gaat om handelingen binnen de grenzen van de hem opgedragen taak (artikel 4:144 lid 1 BW). Tot die taak behoort het beheer over de nalatenschap in de zin van artikel 3:170 BW. Onder dat beheer zijn begrepen alle handelingen die voor normale exploitatie van een goed dienstig kunnen zijn. De vraag is of de door [eiseres] voorgenomen aanwending van het saldo van de bedrijfsspaarrekening daar onder valt.
4.5.
Aanvankelijk heeft [eiseres] het standpunt ingenomen dat het saldo van die rekening nodig is voor de bouw van een nieuwe stal. Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat het saldo daarvoor niet toereikend is, maar dat aanvullende financiering nodig is door de Rabobank, die daartoe pas bereid is als het saldo is vrijgegeven. [eiseres] heeft zich toen op het standpunt gesteld het saldo in ieder geval thans nodig te hebben en te willen gebruiken voor voldoening aan lopende verplichtingen in het kader van de exploitatie van het agrarische bedrijf bij gebreke van voldoende andere liquide middelen. Het moet betwijfeld worden of dit aan de normale exploitatie van het saldo op de bedrijfsspaarrekening dienstig is of kan zijn in het kader van het beheer van de nalatenschap.
4.6.
Daartoe moet in de eerste plaats worden geconstateerd dat de bedrijfsspaarrekening niet een rekening van de maatschap was of is, maar uitsluitend ten name van de erflater stond. Het kan zijn dat de bedrijfsspaarrekening voor het overlijden van de erflater als ‘overloop’ rekening werd gebruikt in het kader van de exploitatie van het agrarisch bedrijf in de toen bestaande maatschap tussen [eiseres] , erflater en de jongste zoon. Het agrarisch bedrijf wordt thans echter geëxploiteerd in een maatschap tussen uitsluitend [eiseres] en de jongste zoon. Het bedrijf behoort niet volledig tot de onverdeelde nalatenschap. De jongste zoon zal daarin uit hoofde van de maatschapsovereenkomst wel een eigen aandeel hebben en het aandeel van [eiseres] daarin zal behoren tot de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap. Daarnaast is het bij gebreke van inzicht in de financiële situatie van het bedrijf niet vast te stellen of aanwending van een bedrag van ongeveer
€ 162.000,00 voor lopende verplichtingen dienstig is voor de normale exploitatie van dat vermogen. Vooralsnog kan daarom niet worden aangenomen dat [eiseres] handelt binnen haar bevoegdheden als executeur om het saldo van de bedrijfsspaarrekening te willen aanwenden ten behoeve van de exploitatie van het bedrijf dat zij in maatschap met haar jongste zoon uitoefent.
4.7.
In dit licht moet kennelijk ook worden gezien de volmacht die in de verklaring van erfrecht is opgenomen. Kennelijk is die opgenomen op grond van de gedachte dat het beschikken over de rekening ten behoeve van het agrarisch bedrijf van [eiseres] en haar jongste zoon niet tot het aan de executeur toekomende beheer over de nalatenschap behoorde en is [eiseres] daarom door de erfgenamen gemachtigd binnen zekere grenzen over die rekening te kunnen beschikken in het kader van de exploitatie van het bedrijf. Die volmacht is inmiddels geëindigd, maar dat betekent uiteraard niet dat [eiseres] daarmee een bevoegdheid tot beschikking als executeur kreeg die zij voordien in de optiek van de volmachtverlening niet had.
4.8.
[eiseres] lijkt zich ook op het standpunt te stellen dat haar als vruchtgebruikster het recht toekomt te beschikken over het saldo van de bedrijfsspaarrekening. Dat kan op dit moment niet worden aangenomen. Het recht van vruchtgebruik van het vermogen van de erflater is aan [eiseres] gelegateerd. Het recht van vruchtgebruik ontstaat pas door vestiging in het kader van afgifte van het legaat. Daarvoor zijn vestigingshandelingen nodig in dezelfde vorm als nodig zijn voor overdracht van een goed. Het saldo van de bedrijfsspaarrekening is een vordering op naam waarop het vruchtgebruik bij akte moet worden gevestigd. Partijen zijn het erover eens dat dat niet is gebeurd en dat daartoe een nadere verdeling van de onverdeeldheid nodig is in het kader waarvan het legaat van vruchtgebruik op dit vermogensbestanddeel wordt gevestigd.
4.9.
[eiseres] heeft zich er verder nog op beroepen dat [eiser in incident] door de partiële verdeling zijn aandeel in de nalatenschap reeds ruimschoots heeft gekregen en dat, ook al heeft nog geen nadere verdeling/afgifte van het legaat/vestiging van een recht van vruchtgebruik plaatsgevonden, duidelijk is dat [eiser in incident] in geen geval meer een uitkering uit de nalatenschap heeft te verwachten bij nadere verdeling. Of dat zo is kan in het kader van dit kort geding niet worden vastgesteld. Volgens [eiser in incident] zou uit een in opdracht van hem en zijn zuster opgestelde taxatie blijken dat het agrarisch bedrijf veel meer waard is dan waarvan [eiseres] en haar jongste zoon uitgaan. Daarbij komt dat thans evenmin kan worden vastgesteld dat aanwending van de bedrijfsspaarrekening voor voldoening aan de lopende verplichtingen van het bedrijf een wijze van gebruik is waarmee voldaan wordt aan de zorgplicht van de vruchtgebruiker (artikel 3:207 lid 3 BW).
4.10.
Concluderend is er thans, vooruitlopende op een verdere verdeling van de nalatenschap, onvoldoende grond voor uitbetaling van het saldo aan [eiseres] voor het doel waarvoor zij dit wenst. Een belangenafweging brengt niet met zich dat daarover anders moet worden geoordeeld. [eiseres] heeft niet cijfermatig aangetoond dat er een dringende behoefte is aan liquide middelen. Daarbij komt dat niet gebleken is dat [eiseres] en haar jongste zoon zich daarvoor niet van een andere financiering kunnen voorzien. Ter zitting is gebleken dat de landerijen onbelast zijn en die zullen, naar aan te nemen valt, zo nodig als zekerheid kunnen dienen voor een financiering.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen en dat de vorderingen sub II van [eiser in incident] zal worden toegewezen. De Rabobank zal worden verboden, anders dan met goedvinden van alle erfgenamen, tot uitbetaling van het saldo aan [eiseres] over te gaan totdat in een bodemprocedure tussen partijen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad is komen vast te staan dat [eiseres] gerechtigd is tot die uitbetaling. Op de stellingen van de Rabobank die erop neerkomen dat zij, hangende onzekerheid over wie tot uitbetaling is gerechtigd, bevoegd is haar verplichtingen op te schorten, hoeft daarom verder niet te worden ingegaan.
4.12.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van [eiser in incident] en de Rabobank.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in het incident
5.1.
laat [eiser in incident] toe als tussenkomende partij in het kortgeding tussen [eiseres] en de Rabobank met betrekking tot vordering II van [eiser in incident] ;
5.2.
verklaart [eiser in incident] voor het overige niet-ontvankelijk;
5.3.
veroordeelt [eiseres] en de Rabobank in de proceskosten in het incident tot tussenkomst, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil;
in de hoofdzaak
5.4.
wijst de vordering van [eiseres] af;
5.5.
verbiedt de Rabobank, anders dan met goedvinden van alle erfgenamen, om het saldo van de spaarrekening ten name van erflater met nummer 3212.133.685 over te maken naar enige door [eiseres] aan te wijzen bankrekening, totdat in een bodemprocedure tussen partijen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad is komen vast te staan dat [eiseres] gerechtigd is tot die uitbetaling;
5.6.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van de Rabobank, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.429,00, waarin begrepen € 816,00 aan salaris gemachtigde;
5.7.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van [eiser in incident] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.101,00, waarin begrepen € 816,00 aan salaris gemachtigde;
5.8.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.H.J. Krijnen op 8 december 2015.