In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de vraag centraal of de besloten vennootschap [naam BV] aansprakelijk kon worden gesteld voor schade die [eisers] had geleden als gevolg van de levering van een romneyloods met een tijdelijke bouwvergunning. De procedure begon met een mondelinge overeenkomst van 2 maart 2010, waarbij [eisers] een terrein met bedrijvencomplex kocht van [naam BV]. Tijdens de onderhandelingen was niet bekend dat de romneyloods slechts beschikte over een tijdelijke vergunning. Na de levering ontstonden er problemen met de vergunning, wat leidde tot een aansprakelijkstelling door [eisers] op 27 augustus 2014. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [eisers] was verjaard, omdat de verjaringstermijn was overschreden. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 7:15 BW, dat betrekking heeft op bijzondere lasten en beperkingen, en concludeerde dat de tijdelijke bouwvergunning als zodanig kon worden aangemerkt. De rechtbank wees de vorderingen van [eisers] af en veroordeelde hen in de proceskosten.