ECLI:NL:RBGEL:2015:7723

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
290334
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en slaafse nabootsing van PVC structuurmatten in de betonindustrie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 3 november 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser [naam], vertegenwoordigd door advocaat mr. V.G.A. Kruijtzer, en gedaagde DG Rubber Holland B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M.I. van der Straaten. De zaak betreft een vordering van eiser tot staking van slaafse nabootsing van zijn PVC structuurmatten door gedaagde. Eiser stelt dat gedaagde onrechtmatig handelt door producten te verhandelen die identiek zijn aan zijn GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S structuurmatten, die worden gebruikt in de betonindustrie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een sterke gelijkenis tussen de producten van beide partijen, wat leidt tot verwarringsgevaar bij het relevante publiek van professionele inkopers en architecten. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij een eigen plaats op de markt heeft verworven met zijn producten, mede door aanzienlijke investeringen in productontwikkeling en marketing. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde een andere weg had kunnen inslaan zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid van de producten. De vordering van eiser om gedaagde te bevelen de slaafse nabootsing te staken, is toegewezen, met een dwangsom voor elke overtreding. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/290334 / KG ZA 15-482
Vonnis in kort geding van 3 november 2015
in de zaak van
[eiser]
h.o.d.n. [naam] ,
wonende te Maarssen,
eiser,
advocaat mr. V.G.A. Kruijtzer te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DG RUBBER HOLLAND B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Nijkerk,
gedaagde,
advocaat mr. R.M.I. van der Straaten te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [naam] en DG Rubber genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [naam]
  • de pleitnota van DG Rubber.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DG Rubber is in 1993 opgericht door vader [naam] en zijn zonen [zoon 1] en [zoon 2] en was aanvankelijk een vennootschap onder firma en is sinds 2004 een besloten vennootschap. Als bedrijfsomschrijving is in het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen: groothandel in rubber- en kunststofartikelen.
Omdat de samenwerking tussen de broers niet goed verliep, is [zoon 1] in december 1997 uit de onderneming gestapt.
2.2.
Sinds 1995 is DG Rubber donkergroene PVC structuurmatten met een piramidestructuur en met een katoenen onderlaag aan Vebo B.V. (thans genaamd: BTE Nederland B.V.) gaan leveren. DG Rubber heeft de matten samen met Vebo ontwikkeld. De matten worden in mallen gelijmd, alwaar beton in wordt gestort. Op deze manier kan een anti-slipstructuur in het beton worden aangebracht. Het beton met antislipstructuur wordt onder meer gebruikt voor flatgalerijen, balkons en trappen.
2.3.
In september 1999 is [zoon 1] een onderneming gestart genaamd [naam] . Aanvankelijk is als bedrijfsomschrijving in het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen: reclame adviesbureau en groothandel in technische producten. Thans is als bedrijfsomschrijving vermeld: niet-gespecialiseerde groothandel in niet-consumentenartikelen en groothandel in technische producten.
2.4.
In 2002 hebben DG Rubber en Vebo een exclusiviteitscontract gesloten, inhoudende dat DG Rubber de PVC structuurmatten alleen zou verkopen aan Vebo, die vervolgens de matten aan bedrijven in de betonindustrie leverde. DG Rubber liet de matten aanvankelijk maken door Fabreeka Bandtransport B.V.
2.5.
In 2004 heeft [naam] besloten zich (ook) te richten op het ontwikkelen van kunststof matten om een antislipstructuur in beton te creëren. [naam] heeft daartoe onder meer met Vebo overleg gevoerd. In maart 2005 heeft [naam] Fabreeka de opdracht gegeven om een wals te maken met een wafelprofiel. Deze wals was in 2006 gereed en is vervolgens gebruikt om structuurmatten te produceren. [naam] heeft ter zitting een staal overgelegd (zie foto 1 en 2) van deze donkergroene PVC structuurmat, die een wafel structuur heeft en een geweven stoffen achterkant en is genaamd GIAN 1 wafel klein.
Foto 1: voorzijde GIAN 1 wafel klein foto 2: achterzijde GIAN 1 wafel klein
2.6.
Omdat Fabreeka in zee ging met [naam] heeft DG Rubber in 2005 een nieuwe producent, genaamd Yongli Europe B.V. (een onderneming die zich van oorsprong richtte op de productie van PVC transportbanden) benaderd en bereid gevonden om de productie van de structuurmatten te verzorgen.
2.7.
In 2006 heeft [naam] een structuurmat met een nieuw profiel, met gezandstraalde vierkantjes, genaamd GIAN 2S, ontwikkeld. Ook hiervan heeft [naam] ter zitting een staal overgelegd (foto 3 en 4). Deze PVC structuurmat is ook donkergroen en heeft een geweven stoffen achterzijde.
Foto 3: voorzijde GIAN 2S foto 4: achterzijde GIAN 2S
2.8.
Na het overlijden van vader [naam] in 2007 heeft [zoon 2] DG Rubber verkocht. Thans is [aandeelhouder] . enig aandeelhouder van DG Rubber en [bestuurder] de bestuurder. [zoon 2] staat in het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel vermeld als gevolmachtigde van DG Rubber. [zoon 2] en zijn echtgenote [echtgenote 1] maken nog steeds onderdeel uit van de directie van DG Rubber.
2.9.
[naam] constateerde in juni 2007 dat DG Rubber ook een donkergroene PVC structuurmat (met geweven stoffen achterzijde) met wafel motief, genaamd wieber, aanbood (foto 5 en 6).
Foto 5: voorzijde wieber foto 6: achterzijde wieber
2.10.
Beide matten met wafel structuur klein staan hieronder naast elkaar afgebeeld, links de mat van [naam] en rechts de mat van DG Rubber (foto 7):
Foto 7
2.11.
[naam] heeft in 2011 een donkergroene structuurmat met geweven stoffen achterzijde met een groot wafelmotief, genaamd GIAN 1 wafel groot ruit (afmetingen 35x14 mm) op de markt gebracht.
2.12.
Sinds 2014 levert DG Rubber ook rechtstreeks PVC structuurmatten aan bedrijven in de betonwereld en is Vebo niet langer exclusief bevoegd daartoe.
2.13.
Bij brief van 31 maart 2014 heeft [zoon 1] namens [naam] DG Rubber medegedeeld dat de wieber structuurmat een kopie is van de structuurmat GIAN 1 wafel klein van [naam] en dat indien DG Rubber opnieuw producten van [naam] kopieert dit zal worden aangemerkt als slaafse nabootsing.
2.14.
Bij e-mailbericht van 1 april 2014 aan [naam] heeft Mees van den Brink, namens DG Rubber, hierop gereageerd en gevraagd waarom het niet is toegestaan dat DG Rubber soortgelijke matten maakt en of [naam] kan toelichten of en zo ja waarom het exact dezelfde matten betreft.
2.15.
De advocaat van DG Rubber heeft [naam] bij brief van 9 april 2014 onder meer medegedeeld dat het aanbieden van producten die vergelijkbaar zijn met de producten van een ander in beginsel is toegestaan.
2.16.
[naam] heeft bij brief van 15 april 2014 aan de advocaat van DG Rubber aangegeven dat volgens hem wel sprake is van slaafse nabootsing en dat DG Rubber de door [naam] bedachte structuurmat GIAN 1 wafel klein voor een veel lagere prijs aanbiedt, terwijl DG Rubber nimmer investeringen heeft gedaan in productontwikkeling.
2.17.
In mei 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de beide broers Maarten en [zoon 2] in het bijzijn van hun echtgenotes en hun moeder. Dat heeft niet tot een oplossing geleid.
2.18.
In juli 2015 heeft DG Rubber via twitter laten weten dat zij een nieuwe donkergroene PVC structuurmat met gezandstraalde vierkantjes op de markt brengt (foto 8 en 9: de foto’s 8 en 10, rechts, geven de donkergroene kleur niet goed weer, de voorzieningenrechter).
Foto 8: voorzijde blokjes profiel foto 9: achterzijde blokjes profiel
2.19.
Beide matten met gezandstraalde vierkantjes staan hieronder naast elkaar afgebeeld, links de mat van [naam] en rechts de mat van DG Rubber (foto 10):
Foto 10
2.20.
De advocaat van [naam] heeft DG Rubber bij brief van 19 augustus 2015 verzocht om aan te geven of DG Rubber de structuurmat GIAN 2S van [naam] heeft gekopieerd. Indien dat het geval is, houdt [naam] DG Rubber aansprakelijk voor alle schade die hij als gevolg van dat onrechtmatig handelen door DG Rubber heeft geleden en nog zal leiden.
2.21.
Bij brief van 28 augustus 2015, verzonden per e-mail, heeft de advocaat van DG Rubber de advocaat van [naam] medegedeeld dat geen sprake is van ongeoorloofde nabootsing van de producten van [naam] , dat DG Rubber al sinds de jaren ’90 flexibele structuurmatten produceert en dat matten met blokjesstructuur en gezandstraalde structuurmatten al eerder door diverse producenten op de markt zijn gebracht.
2.22.
De heer [naam 1] van Micro Beton heeft [naam] bij e-mailbericht van 31 augustus 2015 medegedeeld dat hij een brief en prijslijst van DG Rubber had ontvangen met daarbij een staal van een PVC structuurmat met blokjesprofiel. In die prijslijst is ook de PVC mat met wieber structuur opgenomen.
2.23.
Bij e-mailbericht van 11 september 2015 heeft de heer [naam 1] van Lion Precast Consulting Holland B.V. [naam] gevraagd of de documentatie en staal (van een PVC structuurmat met blokjesprofiel) die hij had ontvangen van DG Rubber van [naam] afkomstig was.

3.Het geschil

3.1.
[naam] vordert dat de voorzieningenrechter
primair
I. DG Rubber beveelt om op straffe van verbeurte van een dwangsom, onmiddellijk na betekening van dit vonnis, de slaafse nabootsing van de producten van [naam] te staken en gestaakt te houden,
II. DG Rubber beveelt om op straffe van verbeurte van een dwangsom, onmiddellijk na betekening van dit vonnis, de verhandeling, import en export van de namaakproducten (de donkergroene PVC structuurmatten wieber en het blokjes profiel, althans alleen het blokjesprofiel) te staken en gestaakt te houden,
subsidiair
III. DG Rubber beveelt om op straffe van verbeurte van een dwangsom, onmiddellijk na betekening van dit vonnis, de slaafse nabootsing van de GIAN 1 wafel klein en de GIAN 2S, althans alleen de GIAN 2S, te staken en gestaakt te houden, welke gepleegd wordt door het verhandelen, importeren en/of exporteren van de donkergroene PVC structuurmatten met wieber en blokjesprofiel, althans alleen met het blokjesprofiel,
meer subsidiair
IV. DG Rubber beveelt om op straffe van verbeurte van een dwangsom, onmiddellijk na betekening van dit vonnis, de stelselmatige nabootsing van de producten van [naam] te staken en gestaakt te houden, welke gepleegd wordt door het verhandelen, importeren en/of exporteren van de donkergroene PVC structuurmatten met wieber en blokjesprofiel, althans alleen met het blokjesprofiel.
3.2.
[naam] legt kort gezegd aan zijn vorderingen ten grondslag dat DG Rubber onrechtmatig jegens hem handelt door het slaafs, althans stelselmatig nabootsen van de donkergroene kunststof structuurmatten (met geweven achterzijde) GIAN 1 wafel klein (wafelstructuur) en GIAN 2S (gezandstraalde vierkantjes), welke matten worden gebruikt in de betonindustrie.
3.3.
DG Rubber voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met de aard van het gevorderde en het daaraan ten grondslag gelegde acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven.
[naam] beoogt immers met zijn vorderingen de beëindiging van een in zijn visie voortdurende onrechtmatige toestand.
4.2.
Kernvraag in deze zaak is of sprake is van slaafse nabootsing. Vooropgesteld wordt dat het eenieder in het economisch verkeer in beginsel vrij staat producten van anderen (die niet of niet meer door een intellectueel eigendomsrecht worden beschermd) na te bootsen en met die nagebootste producten concurrerende activiteiten te ondernemen. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan dat onrechtmatig zijn jegens de ander wiens product is nagebootst. Daarvoor zal in ieder geval vastgesteld moeten kunnen worden dat sprake is van een nodeloze nabootsing ook op punten waar het mogelijk was een andere weg in te slaan, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en de bruikbaarheid van het product. Voorts zal vastgesteld moeten kunnen worden dat het nagebootste product een eigen plaats in de markt heeft, in het kader waarvan het nagebootste product onderscheidend vermogen moet
toekomen. Ten slotte zal sprake moeten zijn van (nodeloos) verwarringsgevaar. Bij dit alles gaat het er uiteindelijk om dat de nabootser, zonder zich de inspanningen getroost te hebben van degene die het product heeft ontwikkeld en in de markt heeft gezet, door slaafs na te bootsen op een goedkope manier voordeel trekt uit het succes van die inspanningen ten nadele van de ander doordat het publiek het nagebootste product niet zal weten te onderscheiden van het origineel.
4.3.
Het gaat in deze zaak om zogenaamde structuurmatten, die in mallen worden gelijmd, waar beton in wordt gestort, teneinde beton met een antislipstructuur te creëren.
Zowel de structuurmatten die [naam] te koop aanbiedt als die DG Rubber verkoopt, zijn van hetzelfde materiaal, namelijk kunststof (PVC), hebben (nagenoeg) dezelfde dikte met een geweven stoffen achterkant en zijn donkergroen van kleur, zij het dat er enig kleurverschil waarneembaar is. Op de in het geding zijnde matten is door [naam] en DG Rubber een nagenoeg zelfde patroon/structuur aangebracht, te weten een wafel/wieber structuur en een (gezandstraalde) blokjes/vierkantjes structuur van nagenoeg dezelfde grootte en vorm. De voorzijde van de mat met wafel structuur van [naam] is mat (dof) en de mat van DG Rubber is glanzend. DG Rubber heeft in dit kort geding de verschillen tussen de structuurmatten van [naam] en DG Rubber benadrukt. Dit betreffen evenwel minieme verschillen (waaronder een verschil in afmetingen van de wieber/wafel structuur van 1 mm en een klein verschil in diepte en vorm van het profiel met de vierkantjesstructuur) die zonder nauwgezette bestudering niet waar zijn te nemen (ook niet bij vergelijking van de betonafdrukken) en daarmee voor de totaalindruk van geen betekenis zijn.
4.4.
DG Rubber heeft nog aangevoerd dat de achterzijde van de matten van [naam] van pluizig synthetisch materiaal is, terwijl de matten van DG Rubber een geweven katoenen achterzijde hebben en voor zover dit anders is [naam] de katoenen geweven achterzijde heeft ontleend aan de matten van DG Rubber. [naam] heeft dit weersproken en heeft toegelicht aan de hand van een ter zitting getoonde staal dat hij enkel in uitzonderingssituaties (bijvoorbeeld als er letters, cijfers of afbeeldingen in het beton gedrukt moeten worden) pluizig materiaal voor de achterzijde van de matten (heeft) gebruikt. [naam] heeft ter zitting ook vele stalen getoond van zijn structuurmatten waaronder de GIAN 1 en GIAN 2S, die van een geweven stoffen achterzijde zijn voorzien. DG Rubber kan in haar stelling dat de matten van [naam] (altijd) zijn/waren voorzien van een pluizige synthetische achterzijde (en daarmee afwijken van de matten van DG Rubber) dan ook niet gevolgd worden. DG Rubber heeft voorts nagelaten te onderbouwen dat voor zover de achterzijde van de structuurmatten van [naam] van geweven katoen is, dit zou zijn ontleend aan de matten van DG Rubber. De voorzieningenrechter neemt dan ook als uitgangspunt dat de achterkant van zowel de matten van [naam] als die van DG Rubber van geweven katoen zijn, een uitzondering daargelaten. Geconcludeerd kan worden dat mede gelet op de hiervoor reeds vastgestelde overeenkomsten sprake is van een qua totaalindruk aan identiek grenzende bijzonder sterke gelijkenis tussen de in het geding zijnde matten van [naam] en die van DG Rubber.
4.5.
De vraag is vervolgens of DG Rubber geen andere weg had kunnen inslaan zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en de bruikbaarheid van de structuurmatten. Op zichzelf bezien is duidelijk dat een dunne, flexibele (PVC) mat, voorzien van een geweven katoenen achterkant die makkelijk te verlijmen is in een mal, voorziet in de technische behoefte. Het is in beginsel toegestaan om een dergelijke mat te fabriceren, ook al is die technisch gelijk aan wat de concurrent produceert (en mogelijk heeft bedacht). In de uiterlijke verschijningsvorm van een dergelijke structuurmat kunnen evenwel wijzigingen worden aangebracht die niet aan de bruikbaarheid afdoen. Daarbij kan ten eerste worden gedacht aan een andere kleur van de mat. Ook zou gekozen kunnen worden voor een andere structuurvorm dan een ruit of een vierkant, of voor een ruit of vierkant met andere afmetingen, zodanig dat de totaalindruk een andere is dan thans het geval is. Het doel van de structuur (het patroon) in de matten is dat in het beton een reliëf ontstaat dat een antislipfunctie heeft. Met een patroon kan worden gevarieerd zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid (en dus aan de functie) van een structuurmat. Aangenomen wordt derhalve dat bij het ontwerp van de structuurmatten door DG Rubber een andere weg ingeslagen had kunnen worden (waardoor een andere totaalindruk ontstaat) zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen.
4.6.
Ten aanzien van het verwarringsgevaar is niet in geschil dat het relevante publiek in het onderhavige geval wordt gevormd door professionele inkopers van betonfabrikanten en door architecten die de matten bij de bouw van onder meer flats en appartementencomplexen voorschrijven. Van dit publiek mag/kan verwacht worden dat zij met een deskundige blik naar de structuurmatten kijken. Desondanks is voldoende aannemelijk geworden dat door de sterk overeenstemmende kenmerken van de structuurmatten (waaronder de kleur en de patronen en de afmetingen daarvan op overigens gelijksoortige PVC matten van gelijke dikte en soortgelijke achterzijde) van [naam] en DG Rubber er bij dat publiek verwarring over de herkomst ervan zou kunnen ontstaan, zeker nu – zoals hierna wordt overwogen – [naam] met haar matten een zekere plaats in de markt heeft verworven. Overigens heeft [naam] toegelicht dat er bij een afnemer van de structuurmatten ook daadwerkelijk verwarring is ontstaan. Dat dit enkel vanwege de naam [naam] was, is onvoldoende aannemelijk geworden.
4.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of [naam] met de door hem ontwikkelde structuurmatten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S een eigen plaats in de markt had verworven op het moment dat DG Rubber soortgelijke matten met nagenoeg dezelfde patronen op de markt ging brengen. DG Rubber heeft te dien aanzien gesteld dat zij al sinds 1995 donkergroene, dunne, flexibele PVC matten met een geweven katoenen achterkant verkocht ten behoeve van de betonindustrie. Niet weersproken is dat DG Rubber de matten liet produceren in opdracht van Vebo (die in de periode van 2002 tot 2014 een exclusief afnamerecht had) en dat Vebo de matten vervolgens, al dan niet via DG Rubber, aan andere bedrijven in de betonindustrie verkocht. Deze matten waren voorzien van een piramidestructuur (klein piramidevormig reliëf). Anderzijds staat ook vast dat [naam] in 2004 soortgelijke donkergroene, PVC structuurmatten met een katoenen achterzijde op de markt is gaan brengen, in eerste instantie voorzien van een kleine wafel structuur (GIAN 1 wafel klein). DG Rubber stelt zich op het standpunt dat [naam] met de door DG Rubber ontwikkelde en op de markt gebrachte matten aan de haal is gegaan.
4.8.
Dit doet de vraag rijzen of in het licht hiervan kan worden aangenomen dat [naam] met de matten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S een eigen plaats in de markt heeft ingenomen. Het enkele feit dat de donkergroene, dunne, flexibele PVC matten met katoenen geweven achterkant al eerder, in 1995, in de betonindustrie werden gebruikt en verhandeld, staat er niet aan in de weg om aan te nemen dat de matten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S van [naam] een eigen plaats in de markt innemen. Immers originaliteit of nieuwheid van het product wordt niet vereist. Voor het antwoord op de vraag of [naam] met de structuurmatten GIAN 1 en GIAN 2S een eigen plaats in de markt inneemt en of DG Rubber onrechtmatig handelt, kan mede van belang zijn of DG Rubber in wezen als eerste een plaats in de markt heeft verworven met dit soort matten, die toen DG Rubber deze op de markt bracht in ieder geval geheel nieuw waren. Tussen partijen is niet in geschil dat vóór 1995 andere matten en technieken werden gebruikt om een antislipstructuur in beton aan te brengen. Dit werd onder meer gedaan met behulp van dikke polyurethaan matten met een veel grovere structuur, welke matten vanwege hun gewicht overigens beperkt waren qua formaat. Daarnaast werden multiplexplaten gebruikt die waren opgebouwd uit dunne op elkaar gelijmde laagjes hout met een bovenlaag van phenolhars waarin een structuur werd gewalst. Ook deze platen hadden beperkte afmetingen, waardoor naden konden ontstaan in de betonmal. In die zin zijn de onderhavige matten die op basis van transportbanden voor het gebruik in de betonindustrie zijn vervaardigd innovatief. Het gaat daarbij niet alleen om het materiaal als zodanig, maar ook om het patroon dat op de matten is aangebracht.
4.9.
Vast staat dat DG Rubber in het verleden alleen een klein piramide reliëf (dat geen enkele gelijkenis vertoonde met het wieber/wafelpatroon) heeft gebruikt als structuur op de matten en dat in 2004 [naam] als eerste een mat heeft ontwikkeld met een kleine wieber/wafel structuur, hetgeen op zichzelf bezien vernieuwend was. Met name was vernieuwend de afmetingen van het wieber/wafel patroon toegepast op PVC matten. DG Rubber heeft verklaard dat de matten met de oude piramide structuur niet langer bruikbaar waren. Het beton was door een technische innovatie van structuur veranderd, waardoor bij het gebruik van de matten met piramide structuur luchtbellen in het beton ontstonden en er geen antislipstructuur meer werd gecreëerd. [naam] heeft hierop ingespeeld. Vast staat dat [naam] een wals heeft laten ontwikkelen met een kleine wafel/wieber structuur, dat hij onderzoek heeft laten doen door TNO naar de functionaliteit en dat hij zogenaamde BIM objecten (3D software voor in digitale bouwtekeningen) heeft laten maken van de matten. Ook heeft [naam] TÜV Rheinland Nederland B.V. opdracht gegeven om te onderzoeken of een bepaalde structuur, waaronder de wafel klein en de gezandstraalde vierkantjes, het gewenste antislip resultaat zou geven. Onweersproken is daarnaast dat [naam] veel verkoopinspanningen heeft verricht om de verkoop van de door haar op de markt gebrachte matten met de wafel/wieberstructuur en met de gezandstraalde vierkantjes (GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S) tot een succes te maken, hetgeen ook overigens met cijfers is onderbouwd. Daarnaast heeft [naam] ter zitting ter illustratie één van de in totaal zes ordners getoond met daarin verslagen van alle bezoeken (aan onder andere betonfabrieken, mallenmakers en architectenbureaus) die door [naam] , althans het door hem ingeschakelde marketingbureau Plus Point Marketing Nederland B.V., zijn afgelegd om de structuurmatten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S te promoten. Dat [naam] hier de nodige innovatie-, ontwikkelings- en promotiekosten voor heeft moeten maken is zeer wel aannemelijk.
4.10.
Onduidelijk is hoe groot het marktaandeel is dat [naam] met de structuurmatten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S heeft verworven. Dat het een aanzienlijke plaats is, die [naam] op de markt heeft verworven, ligt voor de hand. Onweersproken is gesteld dat slechts 25 fabrikanten in Nederland beton met antislipstructuur (dat wordt gebruikt voor trappen, balkons en flatgalerijen) maken en dat zij 90% van de markt bedienen. In 2004 heeft [naam] de mat met kleine wafelstructuur op de markt gebracht, terwijl DG Rubber daar in 2007 pas mee kwam. Een andere concurrent genaamd NOE heeft pas in 2013 grijze PVC matten met een kleine wafel/wieber structuur op de markt gebracht. [naam] heeft de GIAN 2S mat in 2006 ontwikkeld, terwijl DG Rubber pas in 2015 de structuurmat met gezandstraalde vierkantjes op de markt heeft gebracht. Daar tegenover kan thans in het bestek van dit kort geding niet worden vastgesteld dat DG Rubber met de mat met piramidestructuur al vóór 2004 een zodanige plaats op de markt had ingenomen dat [naam] zonder enige inspanningen kon meeliften op het succes van DG Rubber daarmee. Weliswaar had DG Rubber ten aanzien van de mat met piramide structuur een overeenkomst met Vebo met een voor Vebo exclusief afnamerecht, maar voor het overige is niet onderbouwd welke plaats DG Rubber op dat moment met de mat met piramidestructuur op de markt innam.
4.11.
Bij die stand van zaken komt het er op neer dat [naam] met het ontwerp van de matten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S, mede gelet op de gemaakte kosten en geleverde inspanningen, een eigen plaats in de markt heeft veroverd. Doordat DG Rubber hierbij aanhaakt, profiteert zij van die inspanningen ten nadele van DG Rubber, omdat het publiek de matten met wieber/wafel en gezandstraalde vierkantjes structuur niet zal weten te onderscheiden van de originelen, te weten de matten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S van [naam] . Dit maakt dat sprake is van slaafse nabootsing, waarmee DG Rubber onrechtmatig handelt jegens [naam] .
4.12.
De voorzieningenrechter zal de primaire vordering onder I. afwijzen, nu niet vast staat dat DG Rubber andere matten dan de GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S van [naam] heeft nagebootst dan wel dat (op korte termijn) zal gaan doen. Bovendien voert het te ver om nu op voorhand al te verbieden dat DG Rubber geen enkel product van [naam] mag nabootsen zonder dat hieraan een beoordeling of daadwerkelijk sprake is van slaafse nabootsing is voorafgegaan. De primaire vordering onder II. (die nagenoeg gelijk is aan de subsidiaire vordering onder III.) is wel toewijsbaar. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden zoals hierna volgt.
4.13.
DG Rubber zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Companero worden begroot op:
- dagvaarding € 77,84
- griffierecht 285,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.178,84
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt DG Rubber om direct na betekening van dit vonnis de slaafse nabootsing van de structuurmatten GIAN 1 wafel klein en de GIAN 2S (het verhandelen, importeren en/of exporteren van de flexibele, dunne, donkergroene PVC structuurmatten met het kleine wafel/wieber profiel en het gezandstraalde blokjesprofiel) te staken en gestaakt te houden,
5.2.
veroordeelt DG Rubber om aan [naam] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, alsmede een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt DG Rubber in de proceskosten, aan de zijde van Companero tot op heden begroot op € 1.178,84,
5.4.
veroordeelt DG Rubber in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat DG Rubber niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 3 november 2015.