“
1.De van toepassing zijnde vergoedingen en de hoogte daarvan worden vastgelegd in de
Overeenkomst. De Grondeigenaar zal, indien van toepassing, een of meer van onderstaande
vergoedingen ontvangen:
(a) een eenmalige vergoeding voor het meewerken aan de (uitvoering van de) Overeenkomst en de vestiging van het Opstalrecht (de Afsluitvergoeding Zakelijk Recht);
(b) een eenmalige vergoeding voor de voorzienbare hinder en schade aan de Belaste Strook ten gevolge van de aanwezigheid van de Elektriciteitswerken (waardevermindering van de Belaste Strook indien deze op de Sluitingsdatum onbebouwd is daaronder begrepen);
(c) een eenmalige vergoeding in verband met waardevermindering van de Belaste Strook en - indien van toepassing - het Aangrenzend Perceel, mits dit/deze op de Sluitingsdatum is/zijn bebouwd, die het gevolg is van de aanwezigheid van de Elektriciteitswerken;
(d) een jaarlijkse vergoeding wegens inkomensschade indien sprake is van Werken (zijnde één of meer hoogspanningsmasten, verbinding - en/of testwerken of opstijgpunten), mits de Grondeigenaar tevens gebruiker is van de Belaste Strook en onder de voorwaarden zoals hierna in lid 5 bepaald;
(e) een eenmalige vergoeding in verband met het kunnen inrichten van een Werkterrein wanneer de Grondeigenaar tevens gebruiker is in verband met de aanleg van de Elektriciteitswerken (Meewerkvergoeding Werkterrein); en (f) een vergoeding (Werkschade) wanneer de Grondeigenaar aantoonbare schade leidt ten gevolge van de aanlegwerkzaamheden en/of onderhoudswerkzaamheden aan Elektriciteitswerken op het (gedeelte van) de Belaste Strook en/of het Aangrenzend Perceel.
2.De Opstalhouder verplicht zich voorts tot vergoeding van alle andere concreet vast te stellen
schade aan de Belaste Strook en/of aan het Aangrenzend Perceel, die de Grondeigenaar lijdt,
mits:
(a) die schade het gevolg is van de door de Opstalhouder in het kader van het Opstalrecht uitgevoerde werkzaamheden (i) bij de aanleg van de Elektriciteitswerken (mits de schade op de Sluitingsdatum onvoorzienbaar was en de vergoeding als in artikel 5 lid 1 onder (b en c) bedoeld daarop derhalve niet ziet) en/of (ii) na de aanleg van de Elektriciteitswerken (met uitzondering van de maatregelen in artikel 10 bedoeld);
(b) die schade het gevolg is van het Opstalrecht en/of de aanwezigheid van de Elektriciteitswerken, en deze schade nog niet is vergoed door betaling van de vergoedingen als bedoeld in artikel 5 lid 1.
Onder “schade” wordt in dit artikel 5 lid 2 alleen verstaan schade die op grond van een in het
kader van de Belemmeringenwet Privaatrecht op te leggen gedoogplicht voor vergoeding in
aanmerking zou zijn gekomen, zulks voorzover die schade niet reeds wordt vergoed op grond van
artikel 5 lid 1.”