ECLI:NL:RBGEL:2015:7514

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
C/05/284965 / HZ ZA 15-255
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en arbeidsongeschiktheidsverzekering: Bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid in de agrarische sector

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 2 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een boomkwekerij exploiteert, en Achmea Schadeverzekeringen N.V. over de mate van arbeidsongeschiktheid van de eiser. De eiser had zich arbeidsongeschikt gemeld vanwege rugklachten en vorderde een verklaring voor recht dat hij sinds 25 juni 2013 volledig arbeidsongeschikt is, met een bijbehorende uitkering van 100% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail onderzocht, waaronder rapportages van arbeidsdeskundigen en medische experts. De rechtbank concludeerde dat de eiser, gezien de aard van zijn werkzaamheden en de beperkingen die hij ondervond, als volledig arbeidsongeschikt moest worden aangemerkt vanaf 16 maart 2015. De rechtbank oordeelde dat Achmea onvoldoende had aangetoond dat de eiser nog in staat was om zijn werkzaamheden als boomkweker uit te voeren. De rechtbank heeft Achmea veroordeeld tot betaling van de uitkering en in de proceskosten van de eiser. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor verzekeraars om duidelijkheid te verschaffen over de voorwaarden van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, vooral in situaties waarin de verzekerde essentiële taken niet meer kan uitvoeren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/284965 / HZ ZA 15-255
Vonnis van 2 december 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats, gemeente] ,
eiser,
advocaat mr. drs. P.A.M. van Hoef te Venray,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. H.E. Foudraine te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 augustus 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 oktober 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft samen met zijn broer een boomkwekerij.
2.2.
[eiser] heeft een verzekeringsovereenkomst afgesloten bij (een van de labels van) Achmea, te weten de Arbeidsongeschiktheidsverzekering InkomensZekerPlan. Verzekerd is beroepsarbeidsongeschiktheid in het beroep van exploitant van een boomkwekerij. Op deze verzekering zijn de voorwaarden modelnummer 42701 van toepassing.
2.3.
Hierin zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“Art1 Begrippen
In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
aarbeidsongeschiktheid
van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde beperkt is in zijn of haar functioneren. Het verzekeringsbewijs vermeldt welke van de hieronder genoemde arbeidsongeschiktheidsritaria van toepassing is op deze verzekering:
1.
beroepsarbeidsongeschiktheid
Zonder iets af te doen aan de bepaling in artikel 1 lid a is arbeidsongeschiktheid aanwezig als de verzekerde voor ten minste het op het verzekeringsbewijs vermelde percentage ongeschikt is voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan het beroep of bedrijf, of in het beroep of bedrijf in redelijkheid van de verzekerde verlangd kunnen worden. Bij het vaststellen van de werkzaamheden houden we rekening met mogelijke taakaanpassingen, taakverschuivingen, en/of aanpassing van de werkomstandigheden.
2
passende arbeid
(…) In de periode na het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid is arbeidsongeschiktheid aanwezig als de verzekerde ten minste het op het verzekeringsbewijs vermelde percentage ongeschikt is voor werkzaamheden die gezien de opleiding en werkervaring in redelijkheid van hem of haar verlangd kunnen worden. De werkzaamheden moeten op de krachten en bekwaamheden van verzekerde zijn berekend. Wij houden geen rekening met een verminderde gelegenheid tot het krijgen van werk.
Art8 Vaststelling van en recht op uitkering bij arbeidsongeschiktheid
1Wij stellen de mate van arbeidsongeschiktheid vast aan de hand van rapportages van door ons aan te wijzen deskundigen.
2Het verzekeringsbewijs vermeldt vanaf welk percentage de verzekerde arbeidsongeschikt is in de zin van deze voorwaarden.
3Wij drukken de mate van arbeidsongeschiktheid uit in een percentage. Dit percentage noemen wij het arbeidsongeschiktheidspercentage.
(…)”
2.4.
Op 11 november 2011 heeft [eiser] zich arbeidsongeschikt gemeld wegens rugklachten. In de kwalificerende intake arbeidsongeschiktheidsverzekering d.d. 17 november 2011 is bij de vraag
“Wat is de aard van uw werk?”als antwoord opgenomen:
“Boomkweker, VOF samen met zijn broer en 1 personeelslid. Verz doet alles wat met teelt te maken heeft. Kweken van A tot Z: planten, snoeien, opstokken en uitleveren. Daarnaast ook kantoorwerkzaamheden en klanten bezoeken als er problemen zijn. Hij kan niet aangeven in welk[e]
verhouding de taken liggen. Dat is dagelijks verschillend, kan zelfs niet per maand aangeven.”
2.5.
[eiser] heeft vanaf 11 november 2011 tot en met 24 juni 2013 een uitkering ontvangen op basis van 100% arbeidsongeschiktheid, van 25 juni 2013 tot en met 23 januari 2014 op basis van 75%, over de periode van 24 januari 2014 tot 24 juli 2014 op basis van 67%, van 24 juli 2014 tot 15 maart 2015 op basis van 100% en voor de periode vanaf 16 maart 2015 op basis van 88%.
2.6.
A. van der Vleuten, register arbeidsdeskundige (hierna: Van der Vleuten), heeft op 14 augustus 2012 rapport uitgebracht. Over de kenmerkende belastingen in het werk wordt het volgende opgemerkt:
“Binnen de agrarische sector is het kweken van bomen als zwaar werk te duiden. Er komt vanwege de enorme aantallen veel repeterend werk voor. De werkzaamheden vinden in zijn bedrijf vanwege de jonge bomen aan de grond plaats. Er wordt langdurige in dezelfde houding gewerkt (snoeien, oculeren, rondsteken, uitlopers van wortels verwijderen). Fysieke belastingen komen ook voor bij het handmatig rooien, ingazen van de k[l]uit, tillen van de bomen uit de kuil, laden en lossen van bomen. Er wordt gewerkt in diverse weersomstandigheden. Trilbelasting komt voor bij de bediening van de kluitmachine en bij het rijden in een smalspoortrekker. Verder komt rugbelasting voor bij de werkzaamheden met de rugspuit gevuld met bestrijdingsmiddel.”
De vraag naar mogelijkheden tot taakverschuiving, taakwijziging en voorzieningen binnen het eigen bedrijf beantwoordt Van der Vleuten als volgt:
“De werkzaamheden van de boomkweker kenmerken zich door langdurig repeterend handwerk. Ik zie wat betreft voorzieningen weinig mogelijkheden om de arbeidsbelasting structureel te verminderen. De taken tussen beide broers zijn naast de boomteelt verdeeld, broer boekhouding en beheerstaken en verzekerde boomteelt en onderhoud. (…) Zijn kennis ligt op het gebied van boomteelt. Mocht de rugklacht aanhouden, dan zal bekeken moeten worden of er toch mogelijkheden zijn tot taakverschuivingen.”
2.7.
In opdracht van Achmea is een neurologische expertise verricht op 11 december 2012 waarvan het rapport dateert van 12 maart 2013. In de adviesaanvraag voor Arbeidsdeskundige d.d. 27 mei 2013 heeft Van der Vleuten onder ‘Claimgegevens’ het volgende opgenomen:
“INFORMATIE C.J.M. Mutsaers, claimbehandelaar: Boomkweker. HNP sinds 12-11-2011. Neurologische Expertise (…). Met verzekerde bekijken of er rugsparende activiteiten zijn waarmee hij een start kan maken om te re-integreren. Daarnaast een verzoek om te onderzoeken of er voorzieningen te treffen zijn om zijn werkzaamheden te verlichten en daarmee de rug te ontzien. (…).
INFORMATIE S.J.H. Eggen, internist n.p./RGA, medisch adviseur: Ontvangen neurologische expertise 12-3-2013 (…). Rugklachten plotseling ontstaan sinds november 2011. Na conservatieve behandeling houdt hij pijnklachten, die sinds [hij] niets meer doet als mild draaglijk worden ervaren. Pijn wordt met specifieke bewegingen uitgelokt. Er is sprake geweest van een uitstralingsbeeld op grond van een HNP laag lumbaal met thans chronische rugklachten zonder (neurologische) uitvalsverschijnselen of –klachten thans. Op grond hiervan is het te adviseren om pijncontignent handelen te laten varen. De veronderstelling dat herstarten van activiteiten zou leiden tot onherstelbare beschadiging in de rug berust op een misvatting. Beperkingen: In het licht van de gang van zaken in de tijd tot op heden is het praktisch om bij het herstarten van activiteiten aan te vangen met zogenaamde rugsparende activiteiten om vervolgens onder leiding van een prof[f]essionele oefentherapeut lichamelijke activiteiten geleidelijk aan weer te gaan uitbreiden (…)”
2.8.
Het arbeidsdeskundig rapport van 1 juli 2013 van T. Goos (hierna: Goos) vermeldt over de mate van arbeidsongeschiktheid dat rekening houdend met de beperkingen het reëel is dat [eiser] zich gaat bezig houden met de organisatie rondom de bestellingen, controle (10%) maar ook werkzaamheden als kortdurende trekkerwerkzaamheden (alle trekkers zijn uitgerust met goede stoelen) zoals spuiten (zonder rugspuit), beregenen (10%) lichte onderhoudswerkzaamheden; aanvoeren en klaarzetten van lichte spullen (5%). Afgesproken is dat verzekerde 25% inbreng gaat leveren. [eiser] ervaart volgens het rapport een volledige arbeidsongeschiktheid. Over de mogelijkheden voor taakverschuiving merkt Goos op dat [eiser] tijdelijk met werkzaamheden kan schuiven maar dat hij uiteindelijk in zijn oorspronkelijke takenpakket moet terugkeren om te voorkomen dat zijn compagnon extra wordt belast. Dat zou het samenwerkingsverband onder druk zetten. Het betreft een goed gemechaniseerd bedrijf en [eiser] heeft altijd vrij snel vernieuwingen doorgevoerd, aldus Goos.
2.9.
In het kader van een re-integratietraject heeft Reasupport op 9 juli 2013 een werkplekbezoek gebracht aan de kwekerij van [eiser] en rapporteert onder meer het volgende:
“De heer [eiser] runt samen met zijn broer een boomkwekerij. Zijn taken bestaan uit het kweken van bomen en het leiding geven aan het personeel. Zijn broer heeft de beheerstaken en boekhouding. (…)
De werkzaamheden zijn van dien aard dat de fysieke belasting niet structureel op laag niveau te krijgen is. Alleen door taakverschuivingen (maar dat ziet de heer als staken van zijn werk) of het aanstellen van vaste medewerkers, is zijn fysieke belasting te verminderen.”
2.10.
Ter beoordeling van de arbeidsongeschiktheid verricht R.E.F. Zick (hierna: Zick) op 12 november 2013 een orthopedisch expertiseonderzoek. Aan de hand hiervan wordt door S.J.H. Eggen, medisch adviseur, het beperkingenpatroon d.d. 18 december 2013 opgesteld. Door Van der Vleuten wordt op basis van dit beperkingenpatroon de mate van arbeidsongeschiktheid in het rapport van 14 februari 2014 aanvankelijk vastgesteld op 44% en na correctie van een rekenfout op 47,5%.
2.11.
Op 29 januari 2014 en op 24 juli 2014 heeft [eiser] aan Achmea een toename van zijn klachten gemeld, waarvoor hij de huisarts heeft geraadpleegd.
2.12.
In reactie op schriftelijk protest d.d. 3 november 2014 van [eiser] dat hij voor 100% arbeidsongeschikt moet worden geacht, bericht Achmea dat zij Zick de gestelde beperkingen zal voorleggen en informatie zal opvragen bij de behandelend neuroloog van [eiser] om inzicht te krijgen in de actuele situatie.
2.13.
Ondertussen komt Van der Vleuten in de arbeidsdeskundige rapportage van 18 november 2014 tot de conclusie dat hij geen aanleiding heeft om zijn standpunt dat sprake is van 47,56% arbeidsongeschiktheid te herzien. Onder het kopje
“Arbeidsongeschiktheidsbeoordeling”is het volgende opgenomen:
“De gangbare methodiek van berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is dat het verzekerde beroep wordt opgedeeld in een aantal deeltaken. De uitval wordt dan bepaald door het antwoord op de vraag in hoeverre het uitvoeren van de deeltaken wordt beperkt door de beperkingen in de belastbaarheid. De uitval bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid. Ik merk hierbij op dat het hierbij gaat om een theoretische vaststelling. Het gaat hierbij niet over de vraag of verzekerde in de praktijk nog in staat is om het verzekerde beroep uit te oefenen. Immers van arbeidsongeschiktheid is sprake indien verzekerde ongeschikt is voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan het beroep.”
2.14.
Naar aanleiding van de reactie van Zick dat hij een nieuw onderzoek geraden acht, wordt op basis van dit onderzoek door de medisch adviseur het beperkingenpatroon d.d. 26 januari 2015 opgesteld. In het arbeidsdeskundig rapport d.d. 24 maart 2015 schrijft Van der Vleuten dat het achteraf aannemelijk is dat [eiser] vanaf 24 juli 2014 tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is geweest. Bij brief van 10 april 2015 schrijft Achmea aan [eiser] dat hij voor de periode van 24 juli 2014 tot 15 maart 2015 een 100% uitkering heeft ontvangen en dat per 16 maart 2015 de arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 88%.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat hij voor het beroep “exploitant van een boomkwekerij” sinds 25 juni 2013 volledig arbeidsongeschikt is, met veroordeling van Achmea om aan [eiser] vanaf 25 juni 2013 een uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% te betalen, voor zover dit niet is gedaan, alsmede veroordeling in de kosten.
3.2.
Achmea voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat hij vanaf 25 juni 2013 volledig arbeidsongeschikt is in de zin van de met Achmea gesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering en dat hij met ingang van deze datum jegens Achmea aanspraak heeft op een 100% uitkering. Op [eiser] rust overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de bewijslast van die stelling.
4.2.
Op grond van artikel 1a van de algemene voorwaarden is uitsluitend sprake van arbeidsongeschiktheid indien er in relatie tot ziekte of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde beperkt is in zijn of haar functioneren. Tussen partijen is niet in geschil dat de beperkingen van [eiser] het gevolg zijn van een dergelijke stoornis. Ingevolge artikel 8 van de algemene voorwaarden wordt de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld aan de hand van rapportages van door Achmea aan te wijzen deskundigen. Om de medisch vastgestelde stoornissen te vertalen naar concrete beperkingen bij de uitvoering van werkzaamheden in het verzekerd beroep is met name de arbeidsdeskundige rapportage van belang. Uit de arbeidsdeskundige rapportage van 18 november 2014 is kenbaar welke gangbare methodiek hierbij wordt gebruikt. Hierover wordt opgemerkt
“dat het hierbij gaat om een theoretische vaststelling. Het gaat hierbij niet over de vraag of verzekerde in de praktijk nog in staat is om het verzekerde beroep uit te oefenen. Immers van arbeidsongeschiktheid is sprake indien verzekerde ongeschikt is voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan het beroep”(zie 2.13). Het is met name de methodiek waartegen [eiser] opkomt, omdat het in zijn concrete situatie erop neerkomt dat hij de kern van zijn werkzaamheden niet meer kan uitvoeren. Hij trekt de parallel met een rechter die niet meer kan nadenken en beslissen en dus geen rechter meer kan zijn, zo kan [eiser] volgens zijn zeggen door zijn beperkingen geen boomkweker meer zijn.
4.3.
In feite komt het dan aan op uitleg van het begrip ‘beroepsarbeidsongeschiktheid’ in de algemene voorwaarden. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (gesteld noch gebleken is bovendien dat [eiser] en Achmea hierover hebben onderhandeld), is de uitleg hiervan met name afhankelijk van voor de (potentiële) verzekeringsnemer voldoende kenbare objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793). Daarbij tekent de rechtbank aan dat in geval van onduidelijkheid hierover op grond van artikel 6:238 lid 2 BW de voor een consument-verzekerde als [eiser] de meest gunstige uitleg dient te prevaleren. [eiser] heeft deze verzekering immers als particulier gesloten om het wegvallen van inkomsten uit zijn beroep te compenseren. Dat hij binnen dit beroep als zelfstandige / tweemanszaak actief was, is daarbij voor de rechtbank onvoldoende om [eiser] niet langer als consument in de zin van artikel 6:238 lid 2 BW te beschouwen.
4.4.
Het gaat hier om een verzekering tegen het risico van arbeidsongeschiktheid in een nader bepaald beroep. Deze verzekering heeft dus betrekking op uitval (van werkzaamheden) in dat beroep. Deze verzekering beoogt voorts [eiser] in de financiële gevolgen van zijn arbeidsongeschiktheid tegemoet te komen. [eiser] mocht dan ook bij het sluiten van de verzekering redelijkerwijs verwachten dat hij als volledig arbeidsongeschikt aangemerkt zou worden indien de werkzaamheden die hij niet langer kan verrichten, dermate essentieel zijn voor de reguliere uitoefening van zijn beroep dat deze reguliere uitoefening niet los kan worden gezien van deze werkzaamheden en als gevolg van deze ongeschiktheid in feite niet meer mogelijk is. Het lag immers op de weg van Achmea om, als zij van mening is dat het gedeeltelijk niet in staat zijn tot het verrichten van de werkzaamheden verbonden aan het verzekerd beroep, ook als dit essentiële werkzaamheden betreft, niet kan leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid in de zin van de polisvoorwaarden, zulks uitdrukkelijk te bepalen in die voorwaarden, hetgeen zij heeft nagelaten.
Dit oordeel wordt versterkt doordat bij een verzekerde die niet kiest voor een verzekering tegen beroepsarbeidsongeschiktheid maar voor een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid voor “passende arbeid”, geen rekening wordt gehouden met een verminderde gelegenheid tot het krijgen van werk in de functies die door Achmea als passend worden beschouwd. Dit volgt uit de laatste alinea van artikel 1a onder 2 van de algemene voorwaarden. In de definitie van de beroepsarbeidsongeschiktheid ontbreekt een dergelijke bepaling, zodat [eiser] niet erop bedacht behoefde te zijn dat hij in de gegeven omstandigheden, waarin weliswaar nog enige fysieke arbeidskracht resteert, door Achmea niet voor 100% beroepsarbeidsongeschikt zou worden aangemerkt.
De rechtbank heeft bij zijn oordeel aansluiting gevonden bij het door [eiser] vermelde arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 januari 2010 (ECLI:NL:GHAMS:2010:5130) en het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2014 (ECLI:NL:RBOBR: 2014:6520), hetgeen betekent dat de rechtbank de door de rechtbank Rotterdam in zijn door Achmea vermelde vonnis van 17 april 2013 (ECLI:NL:RBROT: 2013:CA2698) gegeven uitleg van het begrip beroepsarbeidsongeschiktheid niet overneemt voor de situatie dat de arbeidsongeschiktheid betrekking heeft op de voor het beroep van boomkweker essentiële uitvoerende werkzaamheden.
4.5.
De vraag die beantwoord moet worden, is of bovenstaande maatstaf op alle periodes van arbeidsongeschiktheid vanaf 25 juni 2013 van toepassing is. Uit de arbeidsdeskundige rapportages kan het volgende worden afgeleid. Het rapport van 24 maart 2015 vermeldt dat [eiser] volledig arbeidsongeschikt is voor die taken waarbij continu sprake is van bukkende werkzaamheden, waarbij sprake is van langdurig trekkerwerk of waarbij sprake is van zware fysieke belastingen. Deze werkzaamheden maken 78% uit van de werkzaamheden. Daarnaast is [eiser] voor nog eens 21% van zijn werkzaamheden (snoeien, teeltverzorging en onderhoud) voor 75% arbeidsongeschikt. Alleen voor beheerstaken en aansturende taken die 1% van zijn werkzaamheden uitmaken, bestaat geen arbeidsongeschiktheid. Hoewel via de rekensystematiek wordt uitgekomen op 88% arbeidsongeschiktheid, oordeelt de rechtbank dat voor deze situatie [eiser] als 100% arbeidsongeschikt moet worden aangemerkt. De arbeidsdeskundige heeft bij dit advies opgemerkt dat de vastgestelde beperkingen in een paar jaar fors zijn toegenomen.
Voor de periode vanaf 25 juni 2013 tot en met 23 januari 2014 en voor de periode van 24 januari 2014 tot 24 juli 2014 zijn respectievelijk 75% en 67% arbeidsongeschiktheid vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan voor deze situaties wel gebruik worden gemaakt van de gangbare methodiek, omdat uit de overgelegde rapportages blijkt dat voor voldoende werkzaamheden nog benutbare mogelijkheden aanwezig zijn. Dan doet het geen recht aan de zaak om desalniettemin 100% arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
4.6.
Voorts heeft Achmea aangevoerd dat het verzekerd beroep exploitant van een boomkwekerij is, zodat [eiser] nog altijd een boomkwekerij kan exploiteren, zeker wanneer deze in een vennootschap met een andere boomkweker wordt geëxploiteerd. Het betreft merendeels routinewerkzaamheden die door personeel kan worden uitgevoerd, aldus Achmea. Dit argument wordt gepasseerd. Het betreft hier geen met personeel gedreven onderneming, behoudens 3-5 uitzendkrachten die op piekmomenten worden ingehuurd. Bij een boomkwekerij met de omvang waarvan hier sprake is, is de praktijk dat de eigenaar volledig meewerkt bij de dagelijkse uitvoerende werkzaamheden die zich kenmerken door langdurig repeterend rugbelastend handwerk.
4.7.
Conclusie is dat de gevraagde verklaring voor recht en de veroordeling tot betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering als na te melden zal worden toegewezen.
4.8.
Achmea zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 285,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.283,19

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [eiser] voor het beroep “exploitant van een boomkwekerij” vanaf 16 maart 2015 volledig arbeidsongeschikt is,
5.2.
veroordeelt Achmea om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] vanaf 16 maart 2015 een uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% te betalen, voor zoveel zij dit nog niet heeft gedaan,
5.3.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.283,19,
5.4.
verklaart dit vonnis - behoudens de hiervoor onder 5.1 gegeven verklaring voor recht - uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015.
St/Th