In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 12 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, wonende te Arnhem, en de Stichting Volkshuisvesting Arnhem (SVA). De eiser had een huurwoning van SVA en was in voorlopige hechtenis genomen. SVA had een verstekvonnis verkregen op 19 augustus 2015, waarbij de huurovereenkomst werd ontbonden en ontruiming van de woning werd gevorderd. De eiser vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van dit verstekvonnis, omdat hij meende dat er geen huurachterstand meer was en dat de overlastklachten niet gerechtvaardigd waren, vooral omdat hij sinds juni 2015 gedetineerd was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de eiser bij schorsing van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van SVA bij ontruiming. De rechter stelde vast dat SVA op de hoogte was van de detentie van de eiser en dat de dagvaarding op een onjuiste manier was betekend. Hierdoor had de eiser niet de kans gehad om zijn verweer te voeren. De rechter concludeerde dat het verstekvonnis op een feitelijke misslag berustte en dat de tenuitvoerlegging moest worden geschorst totdat de verzetprocedure was afgerond. SVA werd veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 988,19 werden begroot.