ECLI:NL:RBGEL:2015:7277

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 oktober 2015
Publicatiedatum
23 november 2015
Zaaknummer
290638
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis in een huurgeschil met een woningbouwstichting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 12 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, wonende te Arnhem, en de Stichting Volkshuisvesting Arnhem (SVA). De eiser had een huurwoning van SVA en was in voorlopige hechtenis genomen. SVA had een verstekvonnis verkregen op 19 augustus 2015, waarbij de huurovereenkomst werd ontbonden en ontruiming van de woning werd gevorderd. De eiser vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van dit verstekvonnis, omdat hij meende dat er geen huurachterstand meer was en dat de overlastklachten niet gerechtvaardigd waren, vooral omdat hij sinds juni 2015 gedetineerd was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de eiser bij schorsing van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van SVA bij ontruiming. De rechter stelde vast dat SVA op de hoogte was van de detentie van de eiser en dat de dagvaarding op een onjuiste manier was betekend. Hierdoor had de eiser niet de kans gehad om zijn verweer te voeren. De rechter concludeerde dat het verstekvonnis op een feitelijke misslag berustte en dat de tenuitvoerlegging moest worden geschorst totdat de verzetprocedure was afgerond. SVA werd veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 988,19 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/290638 / KG ZA 15-495 / 369 / 1042
Vonnis in kort geding van 12 oktober 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te Arnhem,
eiser,
advocaat mr. G.J. Gerrits te Arnhem,
tegen
de stichting
STICHTING VOLKSHUISVESTING ARNHEM,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. J.E. Brands te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en SVA genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 4
  • de brief van SVA van 6 oktober 2015 met producties 1 t/m 7
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van SVA.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt sinds 16 februari 2005 een woning van SVA aan de [adres] te Arnhem (hierna: de woning). Op 22 april 2015 heeft mevrouw Peters, woonconsulent bij SVA, met [eiser] gesproken over klachten van buurtbewoners. Peters heeft [eiser] bij brief van 23 april 2015 onder meer bericht:
De overlast
De overlast wordt voornamelijk veroorzaakt door het vele bezoek dat u ontvangt. Men vervuilt de gemeenschappelijke ruimten, veroorzaakt geluidsoverlast, belt bij andere bewoners aan en gebruiken drank of drugs in de gemeenschappelijke ruimten. Als zij bij u naar binnen willen en er wordt niet opengedaan dan belt uw bezoek bij andere portiekbewoners aan. Daarnaast stalt u veel fietsen in de gemeenschappelijke ruimte bij de bergingen. (…)
Uw reactie
U herkent de overlast grotendeels. U vindt sommige klachten wat overdreven maar u realiseert zich dat het anders moet. U zegt sinds kort uw leven weer redelijk op de rit te hebben. U werkt onder andere weer regelmatig voor een uitzendbureau. Ik heb u gezegd dat dit wat ons betreft de laatste waarschuwing is. U zegt dit te begrijpen. Als er opnieuw meldingen komen draag ik het dossier over aan onze advocaat.
2.2.
Op 28 april 2015 heeft de heer [opzichter] (opzichter) aan de heer [wijkagent] (wijkagent) gemeld dat [eiser] nog steeds overlast veroorzaakt. Op 12 juni 2015 heeft de bovenbuurman van [eiser] , de heer [naam] , zich bij SVA beklaagd over overlast die [eiser] zou veroorzaken.
2.3.
Op 13 juni 2015 is [eiser] als verdachte van een steekincident aangemerkt en in voorlopige hechtenis genomen.
2.4.
De gemeente Arnhem heeft de uitkering van [eiser] met ingang van 1 juli 2015 beëindigd.
2.5.
Op 11 augustus 2015 heeft SVA [eiser] gedagvaard om op woensdag 19 augustus 2015 om 10.00 uur te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Gelderland, kamer voor kantonzaken, locatie Arnhem. De dagvaarding is in een gesloten enveloppe achtergelaten op het huisadres van [eiser] . SVA heeft ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd en ontruiming van het gehuurde omdat [eiser] een achterstand zou hebben in de betaling van de huurpenningen en hij overlast zou veroorzaken voor andere bewoners.
2.6.
Op 18 augustus 2015 is namens [eiser] de op dat moment bestaande huurachterstand van € 635,00 voldaan aan SVA.
2.7.
[eiser] is op 19 augustus 2015 niet ter terechtzitting verschenen en bij verstekvonnis van diezelfde dag heeft de kantonrechter de vorderingen van SVA toegewezen.
2.8.
Op 29 september 2015 is [eiser] de ontruiming van zijn woning aangezegd tegen 14 oktober 2015.
2.9.
[eiser] heeft SVA op 2 oktober 2015 gedagvaard om op woensdag 14 oktober 2015 om 10.00 uur te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Gelderland, kamer voor kantonzaken, locatie Arnhem. [eiser] vordert in deze verzetprocedure dat het verstekvonnis van 19 augustus 2015 wordt vernietigd, dan wel dat hij wordt ontheven van de tegen hem in dat vonnis uitgesproken veroordelingen.
2.10.
Bij vonnis van 6 oktober 2015 heeft de strafrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, [eiser] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 19 augustus 2015, totdat op het daartegen door [eiser] ingestelde verzet door de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, zal zijn beslist of die verzetprocedure op andere wijze zal zijn geëindigd. Ook vordert [eiser] dat SVA wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.2.
SVA voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt voldoende uit de stellingen van [eiser] , nu SVA [eiser] de ontruiming van de woning heeft aangezegd tegen 14 oktober 2015.
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat het verstekvonnis op een feitelijke misslag berust omdat ten tijde van het wijzen van dat vonnis geen betalingsachterstand bestond en geen sprake was van zodanige overlast dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gerechtvaardigd was. [eiser] stelt dat hij vanaf 13 juni 2015 zelf geen overlast heeft kunnen veroorzaken omdat hij sindsdien is gedetineerd. Bovendien heeft [eiser] gesteld dat het vonnis ook op een juridische misslag berust omdat [eiser] in dat vonnis niet alleen is veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurpenningen, maar ook tot betaling van toekomstige huurpenningen, terwijl die ten tijde van het wijzen van het verstekvonnis nog niet opeisbaar waren. Ten slotte stelt [eiser] dat zijn belang om de woning te behouden er met name in is gelegen om een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in hoger beroep kansrijker te maken. Dat belang dient volgens [eiser] zwaarder te wegen dan het belang van SVA om de woning te ontruimen.
4.3.
SVA heeft aangevoerd dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding die heeft geleid tot het verstekvonnis van 19 augustus 2015, een huurachterstand bestond van één maand en dat ten tijde van dit kort geding de huur van de maand oktober 2015 nog niet is voldaan. Nu [eiser] al sinds 13 juni 2015 in voorlopige hechtenis verblijft en zijn uitkering per 1 juli 2015 is beëindigd, lag betaling van de huur volgens SVA niet meer in de lijn der verwachting. Mr. Brands wist pas op 19 augustus 2015 om 15.05 uur dat toch een betaling van € 635,00 was gedaan aan SVA, maar toen had de rolzitting bij de rechtbank
– diezelfde dag om 10.00 uur – al plaatsgevonden, zodat dit niet meer kon worden hersteld. Volgens SVA dient het debat over de overlast in een bodemprocedure aan de orde te komen, maar zij heeft opgemerkt dat [eiser] zich wel in de klachten heeft herkend en dat de overlast tot op heden voortduurt, ondanks de detentie van [eiser] . SVA stelt voorts dat voor de toewijzing van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis niet is vereist dat [eiser] over een eigen woonruimte beschikt. SVA heeft er tenslotte op gewezen dat in de huurovereenkomst is vastgelegd dat een huurder zijn hoofdverblijf in het verhuurde dient te hebben en dat [eiser] aan die verplichting niet voldoet en niet zal kunnen voldoen, aangezien hij nu in voorlopige hechtenis verblijft en op 6 oktober 2014 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. De ontruiming van de woning van [eiser] dient doorgang te vinden volgens SVA.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan worden geschorst, indien dat de executant
– mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. De hiervoor in de rechtspraak ontwikkelde norm (Ritzen-Hoekstra) betreft een op tegenspraak gewezen vonnis waarbij ter zitting hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. In het onderhavige geval gaat het om een verstekvonnis. Het daarin neergelegde oordeel berust niet op gevoerd debat en een op grond daarvan afgewogen oordeel. Meer in het bijzonder kan grond voor verdere nuancering bestaan als de niet-verschijning van gedaagde en het niet gevoerd hebben van een mogelijk gegrond verweer niet, of niet ten volle, aan de veroordeelde kan worden toegerekend en zulks eens temeer als de tot tenuitvoerlegging gerechtigde de veroordeelde heeft bewogen, bewust of onbewust, om niet te verschijnen.
4.5.
Vast staat dat de dagvaarding om op 19 augustus 2015 voor de kantonrechter te verschijnen op 11 augustus 2015 namens SVA in een gesloten enveloppe is achtergelaten op het huisadres van [eiser] . Tijdens de terechtzitting in kort geding is gebleken dat SVA op dat moment al wist dat [eiser] sinds 13 juni 2015 was gedetineerd. SVA heeft niet getracht [eiser] te bereiken in de penitentiaire inrichting waar hij verblijft. Ter terechtzitting in kort geding is eveneens gebleken dat SVA wist dat op 18 augustus 2015 namens [eiser] een bedrag van € 635,00 was betaald aan SVA. Mr. Brands was van deze betaling pas op 19 augustus 2015 om 15.05 uur op de hoogte en heeft de rechtbank van deze informatie niet meer op de hoogte gesteld omdat de rolzitting reeds had plaatsgevonden. De enkele stelling van SVA dat [eiser] ten tijde van dit kort geding de huur van de maand oktober 2015 mogelijk niet heeft voldaan, is in dit verband niet relevant. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is komen vast te staan dat de huurachterstand die ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bestond, ten tijde van de rolzitting en het wijzen van het verstekvonnis niet meer aan de orde was. Nu de kantonrechter die informatie niet heeft gekregen, is het verstekvonnis gewezen op grond van onvolledige informatie over de ingelopen huurachterstand. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat het verstekvonnis kennelijk op een feitelijke misslag berust. Voorts moet worden vastgesteld dat doordat de dagvaarding op korte termijn is betekend aan het huisadres van [eiser] , terwijl hij was gedetineerd, het inhoudelijk debat over de gestelde overlastsituatie niet heeft kunnen plaatsvinden. SVA wist reeds langer dat [eiser] gedetineerd was en zij had [eiser] op de hoogte kunnen laten stellen van de dagvaarding en de zitting. Ter zitting heeft mr. Brands aangegeven dat het deurwaarderskantoor in goed contact staat met de politie die immers aan de deurwaarder had aangegeven dat zij, hoewel zij vanwege de staking in beginsel geen deurwaarders bijstaat bij ontruimingen, een uitzondering zou willen maken voor de ontruiming van [eiser] . De deurwaarder had dan ook via zijn contact bij de politie de verblijfplaats van [eiser] kunnen achterhalen. Het belang van [eiser] is in de eerste plaats om een debat te kunnen voeren over de door SVA gestelde overlast en de vraag of de overlast zodanig is dat het ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Nu [eiser] verzet heeft ingesteld tegen het gewezen verstekvonnis en de behandeling daarvan op 14 oktober 2015 is gepland, zal dat debat dan aan de orde kunnen komen. Dit belang van [eiser] moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter gezien voornoemde omstandigheden in dit geval zwaarder wegen dan het belang van SVA om tot een onverwijlde ontruiming over te gaan. Daar komt bij dat [eiser] een belang heeft bij het behoud van zijn woning om in het kader van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in hoger beroep nader te kunnen onderbouwen waar hij tijdens die schorsing bereikbaar is voor justitie.
4.6.
Dat ook sprake is van een juridische misslag, is voorshands geoordeeld, niet voldoende aannemelijk geworden. Voor het toewijzen van een gebruikersvergoeding tot aan het tijdstip dat de woning ontruimd is, is niet vereist dat deze ten tijde van het wijzen van het verstekvonnis reeds opeisbaar is. Voor zover [eiser] anders heeft willen betogen is zijn stelling onvoldoende onderbouwd.
4.7.
De slotsom luidt dan ook dat SVA, gelet op de belangen van [eiser] om zijn woning te behouden, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, dat op een feitelijke misslag berust. De tenuitvoerlegging zal dan ook worden geschorst tot de verzetprocedure is afgerond.
4.8.
SVA zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 78,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 988,19.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Gelderland, kamer voor kantonzaken, locatie Arnhem van 19 augustus 2015, totdat op het daartegen door [eiser] ingestelde verzet door de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, zal zijn beslist of die verzetprocedure op andere wijze zal zijn geëindigd,
5.2.
veroordeelt SVA in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 988,19, waarvan € 94,19 aan explootkosten, na ontvangst van een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie moet worden voldaan aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.726 ten name van Arrondissement Arnhem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2015.
Coll: LV