ECLI:NL:RBGEL:2015:7252

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
274475
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de betekenis van een erfdienstbaarheid in een koopovereenkomst en de gevolgen van dwaling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen [eiser] en de besloten vennootschappen Giesbers Groep B.V. en Giesbers-Wijchen Ontwikkeling B.V. over een koopovereenkomst met betrekking tot een perceel grond. De kern van het geschil draait om de betekenis van een erfdienstbaarheid en de vraag of er sprake is van dwaling. [eiser] stelt dat hij en zijn echtgenote bij het sluiten van de overeenkomst op 20 maart 2008 gedwaald hebben over de gevolgen van de erfdienstbaarheid, die zou leiden tot de verplaatsing van monumentale bomen. Hij vordert onder andere een verklaring voor recht dat de overeenkomst vernietigd moet worden wegens dwaling en schadevergoeding van Giesbers c.s. De rechtbank oordeelt dat het beroep op dwaling niet kan slagen, omdat [eiser] niet heeft aangetoond dat er een verband bestaat tussen de erfdienstbaarheid en de aanwezigheid van de bomen. De rechtbank wijst de vorderingen in conventie af en kent de vorderingen in reconventie tot opheffing van de beslagen en schadevergoeding toe. De kosten van de procedure worden aan [eiser] opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 274475 / HA ZA 14-663
Vonnis van 14 oktober 2015
in de zaak van
[eiser]
wonend te Velp, gemeente Rheden
eiser in conventie
verweerder in reconventie
advocaat: mr. M.A.A. Gockel-Gieskes te Zevenaar
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
NEDER RIJN HOLDING B.V.
2.
GIESBERS GROEP B.V.
beiden gevestigd te Arnhem
3.
GIESBERS-WIJCHEN ONTWIKKELING B.V.
(rechtsopvolgster onder algemene titel van Giesbers-Arnhem Ontwikkeling B.V.)
gevestigd te Wijchen
gedaagden in conventie
eiseressen in reconventie
advocaat: mr. E.A. van der Dussen te Arnhem
Partijen zullen hierna [eiser] , Neder Rijn, Giesbers Groep en GWO (gedaagden in conventie tezamen Giesbers c.s.) worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 februari 2015
- de conclusie van antwoord in reconventie van 20 mei 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 20 mei 2015
- de akte, tevens houdende wijziging van eis in conventie, van [eiser] van 3 juni 2015
- de antwoordakte van Giesbers c.s. van 17 juni 2015.
1.2
Tegelijk met de conclusie van antwoord in reconventie was door [eiser] ook een eiswijziging in conventie voorzien. Deze heeft ter comparitie geen doorgang gevonden maar daartoe is toen verwezen naar de zitting van 3 juni 2015. Bij die laatste gelegenheid heeft [eiser] in zijn akte eiswijziging onder 2 tot en met 12 ook punten naar voren gebracht, waartoe ter comparitie niet naar de rol was verwezen, tegen welke gang van zaken Giesbers c.s. op 9 juni 2015 bezwaar hebben gemaakt. Door de griffier is bij brief van 11 juni 2015 aan partijen bericht dat Giesbers c.s. op die punten niet hoefde te reageren. Deze zullen door de rechtbank hierna (dus) verder buiten beschouwing worden gelaten.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Neder Rijn houdt de aandelen in Giesbers Groep en via Giesbers Groep in GWO.
2.2
[eiser] en zijn echtgenote [echtgenote] waren eigenaar van een villa met kantoor aan de [adres] te Arnhem. [eiser] en [echtgenote] (hierna samen ook [eiser] te noemen) hebben op 25 januari 2008 het desbetreffende perceel (kadastraal bekend gemeente Arnhem, [nummer] , hierna te noemen: het perceel) verkocht aan Itex B.V. (hierna: Itex). Uit de schriftelijke koopovereenkomst (hierna: de overeenkomst) wordt hier aangehaald:
Koper beoogt het verkochte te gebruiken ten behoeve van de toekomstige realisering van een nieuwbouwplan (gemiddeld 30 appartementen van 210 m2 GBO (gebruiksoppervlakte,
rechtbank)).
Verkoper en koper zijn er mee bekend dat het verkochte thans niet gebruikt mag worden voor het door koper beoogde doel.
(..)
KOOPPRIJS
De koopprijs van het verkochte bedraagt €3.450.000,= k.k.
(..)
De koopsom zal in twee termijnen worden voldaan:
1. Een bedrag van € 3.250.000,= k.k. (..)
2. Een bedrag van € 200.000,= k.k. (..) zal worden betaald ná overdracht van het verkochte en uiterlijk op 31 december 2009.
(..)
Indien de benodigde vergunningen voor de nieuwbouwplannen zijn verkregen, is de koper verplicht een nabetaling te voldoen zoals in artikel 15 omschreven.
(..)
BEDINGEN
Notariële akte van levering
Artikel 1.
De voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden (..) uiterlijk 1 januari 2008 of zoveel later als partijen nader zullen overeenkomen.
(..)
Nabetaling
Artikel 15.
1. Bij verkrijging van een onherroepelijke bouwvergunning voor het beoogde nieuwbouwplan door koper ontvangt de verkoper een bedrag van € 150.000,= (..)
2. Na oplevering van het gehele nieuwbouwplan door koper ontvangt de verkoper een bedrag van
€ 200.000,= (..)
Bovengenoemde nabetalingen vervallen indien er op 01-01-2012 geen onherroepelijke bouwvergunning is verleend en de bouw niet is gestart.
2.3
Op 6 of 7 februari 2008 heeft Itex het perceel verkocht aan GWO of aan een door deze nader te noemen volmachtgever. GWO heeft daartoe aangewezen Grondbedrijf Meander B.V. (hierna: Meander).
2.4
Op 11 maart 2008 heeft [naam] , bestuurder van Itex, [eiser] onder meer het volgende geschreven:
In aansluiting op ons telefoongesprek van hedenochtend, lijkt mij het goed om je wat vollediger te informeren over de bevindingen naar aanleiding van het onderzoek wat we hebben gedaan (..)
Bij het onderzoek zijn de volgende bevindingen gedaan. Ik heb deze geclassificeerd in één
mogelijkmajor punt en een aantal minor punten.
Major:
• Vanuit perceel met het kadastrale kenmerk [nummer 1] , eigendom van de gemeente, rust zeer waarschijnlijk een erfdienstbaarheid op het perceel aan de [adres] ten aanzien van de bouwhoogte (max. +67 meter1 NAP) (..) Aangezien de bouwhoogte een essentieel punt in de bestemming wijziging procedure is, houdt dit,
ondanks het positieve belang van de gemeente, zoals we het nu zien, de bestemmingswijziging tegen (..)
Minor
• Er rust een erfdienstbaarheid vanuit het perceel van de buurman, kadastraal nummer [nummer 3] , ten aanzien van de bebouwing binnen een straal van 50 meter afstand tot aan het huis van de buurman. Hierdoor zal het voorliggende ontwerp worden aangepast of de erfdienstbaarheid zal moeten worden afgekocht.
• Er zijn ca. 12 monumentale bomen die moeten worden verplaatst om het plan mogelijk te maken.
• De locatie wordt aangemerkt als gebied waar een redelijke kans bestaat op archeologische vondsten.
We schatten de kosten van de minorpunten op ruim € 300.000,= in (..)
2.5
Op 19 maart 2008 heeft [eiser] aan [naam] onder meer het volgende geschreven:
Wij willen meehelpen en ook tegemoet komen, maar het ondernemers risico ligt bij Giesbers en niet bij ons.
Wij beiden hadden vorige week de kosten van de verplaatsing van 2 of 3 bomen, de rest staat in de omliggende buiten borders, al bestempeld als kosten Giesbers
Onze tegemoetkoming kan als volgt worden ingevuld, waarbij wij met € 250.000 momenteel Qua betaling verleggen naar de datum als genoemd in art. 15 (Risico”s nieuwbouw.)
Wij achten het laten bestaan van de betaling van € 200.000 per 31.12.2009 als noodzakelijk en billik (..)
De bedragen onder Artikel 15 kunnen dan zo blijven bestaan, resteert de bovengenoemde € 250.000,= als verrekenbare post voor zover wij hiervoor aansprakelijk kunnen worden gesteld
De tijdstermijn onder artikel 15 wordt met 1 jaar verlengd tot 01.01.2013
Vertrouwende op een goede ontvangst en instemming (..)
2.6
Op 20 maart 2008 zijn [eiser] en Itex overeengekomen de overeenkomst onder meer als volgt te wijzigen (waarbij hetgeen volgt in de plaats komt van de desbetreffende bepalingen uit de overeenkomst):
Koopprijs
De koopprijs van het verkochte bedraagt 3.000.000,=k.k. (..)
Indien de benodigde vergunningen voor de nieuwbouwplannen zijn verkregen is de koper verplicht een fee te voldoen zoals in artikel 15 omschreven.
Fee en verrekening.
Artikel 15
1. Bij verkrijging van onherroepelijke bouwvergunning voor het beoogde nieuwbouwplan door koper, ontvangt de verkoper een bedrag van 250.000,= (..)
2. Bij verkrijging van onherroepelijke bouwvergunning voor het beoogde nieuwbouwplan door koper, ontvangt verkoper een bedrag van 300.000,= (..) te verminderen met de lasten en kosten veroorzaakt/gemaakt ten gevolge van erfdienstbaarheden op het perceel [adres]
3. Na oplevering van het gehele nieuwbouwplan door koper ontvangt verkoper een bedrag van 250.000,= (..)
Bovengenoemde uitbetaling van de fee en verrekening vervalt indien er op 01-01-2013 geen onherroepelijke bouwvergunning is verleend en de bouw niet is gestart.
Deze wijzigingsovereenkomst wordt hierna ook “het amendement” genoemd.
2.7
Op 26 maart 2008 is het perceel door [eiser] aan Itex geleverd.
2.8
Op 14 april 2008 heeft Itex het perceel aan Meander geleverd.
2.9
Op 17 september 2008 heeft GWO schriftelijk verklaard volledig garant te staan voor de nakoming van de verplichtingen “welke voortvloeien uit de leveringsovereenkomst (..) d.d. 14 april 2008 tussen Grondbedrijf Meander B.V., Itex B.V. en de heer R.D. [eiser] en mevrouw [echtgenote] ”.
2.1
Op 26 september 2008 heeft Meander de rechtsverhouding van Itex ten opzichte van [eiser] uit de koopovereenkomst, met instemming van [eiser] , overgenomen.
2.11
Op 30 december 2008 is de “economische eigendom” van het perceel door Meander geleverd aan Grondbedrijf Waalrijn Beheer B.V., en achtereenvolgens aan Neder Rijn, Giesbers Groep en GWO.
2.12
In oktober 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem een “Nota van Randvoorwaarden [adres] ” opgesteld. Volgens een bijlage bij deze nota was de planning aldus dat het bouwplan in het tweede kwartaal van 2010 gereed zou zijn, het bestemmingsplan medio 2011 vastgesteld zou kunnen zijn en vanaf de tweede helft van 2011 met de bouw van de appartementen zou kunnen worden begonnen.
2.13
Op 11 maart 2010 heeft Meander de juridische eigendom van het perceel geleverd aan Giesbers Groep.
2.14
Meander is op 6 september 2010 ontbonden.
2.15
Op 20 september 2010 heeft U.J.W. van Wandelen, projectontwikkelaar bij GWO (hierna: Van Wandelen), [eiser] het volgende laten weten:
RE: Bouwtekeningen [adres] /ontwerpen architecten
(..)
De presentatie is 28 september, we nemen 1e week oktober een beslissing. Er zijn inmiddels goede contacten gelegd met de Wethouder en fractievoorzitters. We gaan eind oktober begin november de buurt informeren over de architectenkeuze. We lopen nog steeds volgens planning.
Begin 2011 zal de bestemmingsplan wijziging aangevraagd worden.
2.16
In juli/augustus 2011 heeft Van Wandelen [eiser] telefonisch meegedeeld dat de bestemmingsplanwijziging niet eerder dan begin 2013 onherroepelijk zou zijn.
2.17
Bij brief van 18 januari 2012 heeft de advocaat van [eiser] Giesbers c.s. en haar directeuren aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] naar zijn zeggen geleden schade, begroot op € 800.000,-. Uit die brief wordt geciteerd:
Grondbedrijf Meander B.V. schiet tekort in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen (nakoming is blijvend onmogelijk geworden) en is derhalve schadeplichtig (..)
Vanwege de ontbinding van Grondbedrijf Meander B.V. handelt Waalrijn Holding B.V. (..) onrechtmatig jegens cliënten. Voor Neder Rijn Holding B.V. geldt hetzelfde (..)
Ook Giesbers Groep B.V. handelt onrechtmatig jegens cliënten, nu zij wist althans kon weten van de verplichtingen die Grondbedrijf Meander B.V. en Giesbers-Arnhem Ontwikkeling B.V. jegens cliënten op zich hadden genomen.
2.18
Met ingang van 28 november 2013 is het ontwerpbestemmingsplan “ [adres] ” gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd.
2.19
Op 30 juni 2014 heeft de raad van de gemeente Arnhem het bestemmingsplan “ [adres] ” vastgesteld. De daartegen ingestelde beroepen zijn op 21 januari 2015 door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ongegrond verklaard.
2.2
[eiser] heeft op 31 oktober 2014, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, diverse beslagen ten laste Giesbers c.s. gelegd.

3.Het geschil en de vorderingen

3.1
Bij dagvaarding heeft [eiser] gevorderd, kort gezegd:
primair
1. een verklaring voor recht dat de overeenkomst, voor zover deze het amendement betreft, wegens dwaling wordt vernietigd;
2. GWO te veroordelen tot betaling van € 450.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over € 250.000,- vanaf 26 maart 2008 en over € 200.000,- vanaf 1 januari 2010;
3. Giesbers c.s. te veroordelen tot betaling van € 350.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2012;
subsidiair
1. een verklaring voor recht dat Giesbers c.s. toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst dan wel jegens [eiser] onrechtmatig hebben gehandeld;
2. Giesbers c.s. te veroordelen tot betaling van € 800.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2012, althans vanaf de dag der dagvaarding;
primair en subsidiair
Giesbers c.s. te veroordelen tot betaling van € 15.843,87 + PM ter zake van kosten van rechtsbijstand, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, alsmede in de proceskosten inclusief nakosten.
3.2
Volgens [eiser] hebben beide partijen bij het sluiten van de wijzigingsovereenkomst van 20 maart 2008 gedwaald met betrekking tot de betekenis van de tweede erfdienstbaarheid, namelijk in de zin dat deze zou leiden tot de verplaatsing van monumentale bomen. Wanneer beide partijen zich op 19 en 20 maart 2008 ervan bewust zouden zijn geweest dat de erfdienstbaarheid in het geheel geen consequenties had voor de realisatie van het bouwplan in dier voege dat voor de inachtneming van die erfdienstbaarheid geen monumentale bomen behoefden te worden verplaatst, aldus [eiser] , dan zou ook de direct bij levering bepaalde koopsom € 250.000,- hoger zijn gebleven en zou de nabetaling van € 200.000,- per 31 december 2009 hebben plaatsgevonden.
3.3
Voorts zijn volgens [eiser] Meander en/of GWO toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van hun inspanningsverplichting jegens [eiser] om ervoor te zorgen dat vóór 1 januari 2013 een onherroepelijke bouwvergunning zou zijn verleend en dat met de bouw van het appartementencomplex zou zijn gestart. Daardoor is [eiser] een nabetaling van
€ 350.000,- misgelopen. Zowel Neder Rijn als Giesbers Groep zijn op de hoogte van deze verplichting, profiteren van deze wanprestatie en handelen daardoor onrechtmatig jegens [eiser] . Zij hebben er immers aan meegewerkt, aldus [eiser] , dat het economisch belang uiteindelijk terechtkwam bij Giesbers Groep. De benadeling die daarvan jegens [eiser] het gevolg was, was Neder Rijn en Giesbers Groep bekend in hun hoedanigheid van bestuurder/aandeelhouder.
3.4
Voor het geval dat niet komt vast te staan dat sprake is geweest van wederzijdse dwaling als onder 3.2 bedoeld, is [eiser] van mening dat Giesbers c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep kunnen doen op artikel 15 lid 2 van de overeenkomst volgens het amendement. Volgens [eiser] had de uitgestelde betaling van € 300.000,- niets te maken met de vraag of/wanneer een bouwvergunning zou worden verkregen en wanneer het project zou zijn voltooid, maar alles met de veronderstelde aanwezigheid van monumentale bomen, welke uiteindelijk niet bouwbelemmerend zijn gebleken. Nu de kosten om tot verwijdering van die bomen te komen niet zijn gemaakt, komt Giesbers c.s. volgens [eiser] geen beroep op die bepaling toe en leidt het bovenstaande tot een verplichting tot betaling van het desbetreffende bedrag door Giesbers c.s.
3.5
Parallel hieraan redeneert [eiser] dat partijen er op 20 maart 2008 rekening mee hielden, dat een van de twee op het verkochte rustende erfdienstbaarheden de verplaatsing van monumentale bomen noodzakelijk zou maken. Ter opheffing van dit mogelijke nadeel hebben partijen besloten een gedeelte van de koopsom voorwaardelijk te maken in die zin dat de betaling werd opgeschort totdat duidelijk was wat de werkelijke kosten voor de verplaatsing van die bomen zouden zijn. Nu inmiddels is gebleken dat er geen bomen zijn verplaatst heeft GWO die kosten bespaard en is zij zonder rechtsgrond verrijkt ten koste van [eiser] die in 2008 met € 300.000,- minder aan koopsom genoegen moest nemen.
3.6
Onder toevoeging van de in de laatste twee overwegingen genoemde gronden heeft [eiser] bij zijn laatste akte zijn eis aldus gewijzigd dat subsidiair wordt gevorderd:
1. Giesbers c.s. te veroordelen tot betaling van € 300.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 maart 2008;
2. een verklaring voor recht dat Giesbers c.s. toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst dan wel jegens [eiser] onrechtmatig hebben gehandeld;
3. Giesbers c.s. te veroordelen tot betaling van € 500.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2012, althans vanaf de dag der dagvaarding;
en is hetgeen in de dagvaarding subsidiair is gevorderd meer subsidiair geworden en hetgeen primair en subsidiair is gevorderd primair, subsidiair en meer subsidiair, waarbij die laatste vordering is opgehoogd naar € 16.928,87.
3.7
Ten slotte heeft de akte eiswijziging ertoe geleid dat de bij dagvaarding ingestelde primaire vordering onder 2 in die zin wordt aangevuld dat voor de grondslag daarvan uitdrukkelijk wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 6:230 lid 2 BW.
3.8
Giesbers c.s. voeren gemotiveerd verweer, waarop hierna zo nodig nog zal worden ingegaan. In het verlengde daarvan vorderen zij in reconventie, kort gezegd, opheffing van de gelegde beslagen en [eiser] te verbieden nog verdere beslagen te doen leggen, alsmede [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de door hen ten gevolge van de gelegde beslagen geleden schade, op te maken bij staat.

4.De beoordeling

4.1
[eiser] gaat er in zijn beroep op dwaling vanuit dat de monumentale bomen volgens de op 19 en 20 maart 2008 bij [eiser] en Itex ( [naam] ) aanwezige gedachtegang verplaatst zouden moeten worden als gevolg van het bestaan van een erfdienstbaarheid. In de dagvaarding wordt in dit verband gesproken over “de tweede erfdienstbaarheid”, in de akte eiswijziging over “een van de twee op het verkochte rustende erfdienstbaarheden”. Uit de e-mail van [naam] aan [eiser] van 11 maart 2008 volgt dat evenwel niet; daarin wordt de aanwezigheid van een aantal monumentale bomen naast het bestaan van een tweetal erfdienstbaarheden als een mogelijke belemmering voor de uitvoering van het toenmalige bouwplan beschreven. [eiser] heeft niet toegelicht waaruit het gestelde verband tussen de erfdienstbaarheden - een met een bouwhoogtebeperking en een met een voorgeschreven bouwafstand ten opzichte van een naburig erf - en de aanwezigheid van de bomen zou bestaan. De rechtbank ziet een dergelijk verband ook niet. [eiser] heeft ook niet gesteld dat hij door Itex op het - onjuiste - spoor van een dergelijk verband zou zijn gezet. Uit de e-mail van 11 maart 2008 volgt dat laatste in ieder geval niet.
4.2
Het beroep op dwaling is aldus op een onjuiste premisse gebaseerd. Reeds daarom moet het worden verworpen.
4.3
Overigens geldt dat als het beroep op dwaling zo zou moeten worden uitgelegd dat het enkel ziet op de veronderstelde bouwbelemmerende aanwezigheid van de monumentale bomen (dus zonder verband met een erfdienstbaarheid), [eiser] niet heeft gedwaald, omdat, zo mag wel worden aangenomen, hun aanwezigheid op 20 maart 2008 inderdaad de bouw van het toenmalige project belemmerde. Dat dit later anders was - onvoldoende gemotiveerd betwist is immers de stelling van Giesbers c.s., dat het project ten gevolge van weerstand uit de buurt uiteindelijk veel kleinschaliger is geworden dan aanvankelijk voorzien, zodat de bomen konden blijven staan - maakt niet dat op 20 maart 2008 alsnog zou zijn gedwaald.
4.4
Anders dan [eiser] kennelijk wil betogen was de uitgestelde betaling van
€ 300.000,- niet (zozeer) gerelateerd aan de veronderstelde aanwezigheid van de monumentale bomen maar (veeleer) aan de gevolgen van het bestaan van de erfdienstbaarheden. Daarop wijst ook de tekst van artikel 15 lid 2 volgens het amendement, dat alleen spreekt over een koopprijsvermindering in verband met de lasten en kosten veroorzaakt/gemaakt ten gevolge van erfdienstbaarheden. [eiser] ’ betoog dat Giesbers c.s. een beroep op die bepaling op grond van artikel 6:248 BW niet vrijstaat omdat de bomen uiteindelijk niet hebben hoeven wijken, is daarom op een onjuiste veronderstelling gebaseerd. Om die reden komt de vordering van [eiser] op dit punt ook niet op de eerste subsidiaire grondslag voor toewijzing in aanmerking.
4.5
Ook op de tweede subsidiaire grondslag (ongerechtvaardigde verrijking) lijdt de vordering van [eiser] aan dit euvel. Los hiervan is er wel een rechtsgrond voor de door [eiser] gestelde verrijking, namelijk de gewijzigde overeenkomst. Gelet op het bestaan van de erfdienstbaarheden als achtergrond voor het amendement (althans volgens de tekst ervan) heeft [eiser] onvoldoende toegelicht waarom deze rechtsgrond geen redelijke grond zou zijn (als bedoeld in de toelichting bij artikel 6:212 BW).
4.6
Ten slotte is de vraag aan de orde of Meander en/of GWO toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van een inspanningsverplichting jegens [eiser] , te weten om ervoor te zorgen dat vóór 1 januari 2013 een onherroepelijke bouwvergunning zou zijn verleend en dat met de bouw van het appartementencomplex zou zijn gestart. Zo’n inspanningsverplichting is niet uitdrukkelijk overeengekomen en Giesbers c.s. betwisten het bestaan ervan.
4.7
De rechtbank gaat er niet op voorhand vanuit dat er sprake is van een inspanningsverplichting als door [eiser] gesteld (en in feite ook niet meer dan gepostuleerd). De nabetalingen uit de wijzigingsovereenkomst zijn immers afhankelijk gesteld van het intreden van toekomstige onzekere gebeurtenissen en in zo’n geval biedt artikel 6:23 BW het juridische kader waarbinnen de eventuele beïnvloeding van het in vervulling gaan van die voorwaarden door degene die bij het niet in vervulling gaan ervan belang had moet worden beoordeeld.
4.8
Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat Meander en/of GWO het in vervulling gaan van de voorwaarden niet alleen niet mochten beletten maar dat zij zich daarnaast ook dienden in te spannen om dat in vervulling gaan te bewerkstelligen, geldt dat van schending van enige contractuele inspanningsverplichting eerst sprake kan zijn als gezegd kan worden dat van de schuldenaar in het concrete geval een bepaalde inspanning verlangd kan worden. Als de concrete inspanningen in de overeenkomst niet zijn benoemd moet het de schuldenaar op een bepaald moment op een andere wijze duidelijk zijn wat van hem wordt verlangd. Wordt hem die duidelijkheid schriftelijk en onder termijnstelling verschaft dan zal in de regel bij schending van die verplichting ook sprake zijn van het voor eventuele aansprakelijkheid vereiste verzuim.
4.9
[eiser] verwijt - de rechtbank leest: - Meander en/of GWO in de dagvaarding in dit opzicht het volgende:
Giesbers c.s. heeft (..) nagelaten om alles wat redelijkerwijs nodig was in het werk te stellen om vóór 1 januari 2013 de bestemmingsplanwijziging, de bouw- c.q. omgevingsvergunning te verkrijgen en met de bouw te starten. Al in 2009 heeft de gemeente Arnhem duidelijk gemaakt aan welke voorwaarden het bouwplan moest voldoen. Giesbers c.s. is tot medio 2011 slechts met de klankbordgroep in gesprek geweest en heeft de communicatie met andere bezwaarden achterwege gelaten. Door op deze wijze te opereren heeft Giesbers c.s. door eigen toedoen de mogelijkheid doen ontstaan, dat het bouwplan niet tijdig voor 1 januari 2013 gerealiseerd kon worden (..)
In de periode vóór 1 juli 2008 had Giesbers c.s. kunnen kiezen voor een artikel 19 WRO procedure. In de periode tussen 31 maart 2010 en 1 oktober 2010 had Giesbers c.s. kunnen kiezen voor een projectbesluit in combinatie met de Crisis- en Herstelwet (..) Na 1 oktober 2010 had Giesbers c.s. voor een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3° Wabo kunnen kiezen in combinatie met de Crisis- en Herstelwet.
4.1
Giesbers c.s. hebben hier als volgt op gereageerd:
GAO (Giebers-Arnhem Ontwikkeling B.V.,
rechtbank) zou tot medio 2011 slechts hebben gesproken met de klankbordgroep en communicatie met andere bezwaarden achterwege hebben gelaten (..) Zoals [eiser] weet weigerden de Stichting Arnhems Groene Long en de bewoners van de Braamweg ieder overleg, ondanks pogingen daartoe van GAO (..)
Het is een illusie om te veronderstellen dat GAO op basis van een artikel 19 WRO procedure (of een Projectbesluit of een omgevingsvergunning ex art. 2.12 lid 1 onder a onder 3e Wabo) een plan met een dergelijke majeure impact had kunnen realiseren. De nota van randvoorwaarden (..) stelt ook dat een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is.
4.11
[eiser] heeft dit laatste punt in feite niet weersproken. Wat het eerste punt betreft heeft [eiser] erop gewezen dat Giesbers c.s. al veel eerder met een minder omvangrijk plan hadden kunnen komen, waardoor er minder weerstand zou zijn geweest. Dat laatste maakt echter niet duidelijk in welk opzicht Meander en/of GWO zich onvoldoende zouden hebben ingespannen om snel tot een uitvoerbaar bouwplan te komen. Zij hadden immers ook rekening te houden met de financiële haalbaarheid van dat plan. Los hiervan is niet gebleken dat [eiser] Meander en/of GWO ooit heeft aangemaand om tot een werkbaar plan te komen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat Giesbers c.s. enige inspanningsverplichting jegens [eiser] niet zijn nagekomen, laat staan dat zij te dien aanzien in verzuim zijn komen te verkeren.
4.12
De gestelde onrechtmatige daden van Neder Rijn en Giesbers Groep knopen aan bij de gestelde wanprestatie van Meander en/of GWO. Nu daarvan hierboven niet is gebleken hoeft ook die onrechtmatigheid niet verder te worden onderzocht.
4.13
De conclusie is dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de kosten van die procedure worden veroordeeld.
4.14
De vordering in reconventie tot opheffing van de gelegde beslagen is gelet op het voorgaande toewijsbaar (zij het dat de rechtbank dat zal doen), evenals die tot schadevergoeding, op te maken bij staat, wegens die onrechtmatige beslagen. Mogelijke schade ten gevolge van de beslaglegging is immers denkbaar. Het gevorderde verbod tot het leggen van nieuwe beslagen zal echter, als veel te vergaand, niet worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt in plaats van de akte, nu niet duidelijk is op welke akte Giesbers c.s. doelen. Los hiervan verleent artikel 513a Rv voldoende waarborgen om de doorhaling van het beslag op registergoederen buiten de wil van de beslaglegger te laten plaatsvinden. Nu partijen in reconventie op een of meer punten over en weer in het ongelijk zijn gesteld zullen de kosten in die procedure tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van Giesbers c.s. bepaald op € 3.829,- voor griffierecht en op € 6.450,- voor kosten van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief VII, 2½ punt);
in reconventie:
5.3
heft de beslagen die op 31 oktober 2014 ten laste van Giesbers c.s. zijn gelegd, zoals omschreven in onderdeel 105 van de dagvaarding, op;
5.4
veroordeelt [eiser] tot vergoeding van de schade die Giesbers c.s. lijden ten gevolge van die beslagen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.6
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in conventie en in reconventie voorts:
5.7
verklaart de hiervoor onder 5.2, 5.3 en 5.4 opgenomen onderdelen van de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.J.J. van Acht, D.M.I. de Waele en E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2015.