ECLI:NL:RBGEL:2015:7003
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom en begunstigingstermijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 11 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. van Groningen, had een verzoek ingediend tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel. Het primaire besluit, dat op 29 juli 2014 was verzonden, verplichtte verzoeker om illegaal aangebrachte verharding op zijn perceel te verwijderen, met een dwangsom van € 3.000 per week, tot een maximum van € 30.000. Na verschillende besluiten en verlengingen van de begunstigingstermijn, heeft verzoeker op 16 maart 2015 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat leidde tot een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter op 27 maart 2015, waarin de begunstigingstermijn werd verlengd.
In de huidige procedure verzocht verzoeker om een verdere verlenging van de begunstigingstermijn, maar verweerder stelde dat alle dwangsommen inmiddels verbeurd waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van het eerste bestreden besluit werd afgewezen, omdat verzoeker te laat had gehandeld. Echter, het verzoek om schorsing van het tweede bestreden besluit, dat betrekking had op de invordering van dwangsommen, werd toegewezen. De voorzieningenrechter schorste dit besluit tot zes weken na de uitspraak op het beroep.
De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker spoedeisend belang had bij de schorsing van het dwangsombesluit, ook al waren de begunstigingstermijnen verstreken. De rechter oordeelde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond waarom hij zijn verzoek om voorlopige voorziening pas na afloop van de begunstigingstermijn had ingediend. De uitspraak bevatte ook een veroordeling van verweerder tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 980, en de terugbetaling van het griffierecht van € 167.