Uitspraak
Gemeente Nijmegen
1.De procedure
2.De feiten
7 april 2015 bericht niet tot opheffing van het beslag te zullen overgaan.
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever de bepaling heeft willen overbrengen naar “een meer geëigende plaats”. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet waarom de kantonrechter niet (meer) is opgenomen in artikel 438a lid 1 Rv en evenmin dat de wetgever heeft beoogd de relatieve bevoegdheidsregel in zaken gestoeld op artikel 475e Rv te willen wijzigen. Een en ander vormt voor de kantonrechter aanleiding om te veronderstellen dat de relatieve bevoegdheid moet worden vastgesteld aan de hand van het bepaalde in artikel 438a lid 1 Rv. Op grond van dat artikel moet de kantonrechter vaststellen waar de executie plaatsvindt. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat in dit geval Leiden, de plaats waar de SVB
– onweersproken – het AOW-pensioen en de AIO-uitkering verzorgt en uitbetaalt aan uitkeringsgerechtigden die in Turkije woonachtig zijn, zoals in casu het geval is (zie ook: ECLI:NL:RBDHA:2013:17499).