Uitspraak
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],wonende te [woonplaats]Duitsland,
beslagvrije voet,
Sociale Verzekeringsbank,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een beslagvrije voet, ingediend door een verzoekende partij woonachtig in Duitsland. De verzoekende partij heeft een verzoekschrift ingediend op 8 augustus 2013, waarin zij de kantonrechter vraagt om op basis van artikel 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een beslagvrije voet vast te stellen met betrekking tot een derdenbeslag dat is gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) te Amstelveen.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat hij absoluut bevoegd is om kennis te nemen van verzoeken op basis van artikel 475e Rv. De relatieve bevoegdheid is echter complexer en moet worden vastgesteld aan de hand van artikel 438a lid 1 Rv. De kantonrechter heeft opgemerkt dat deze bepaling een uitzondering vormt op de hoofdregel van artikel 262 Rv. De kantonrechter heeft verder opgemerkt dat de wetsgeschiedenis geen duidelijke aanwijzingen biedt over de wijziging van de relatieve bevoegdheid in zaken die zijn gestoeld op artikel 475e Rv.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de executie plaatsvindt in Amstelveen, waar de SVB haar zetel heeft. Hij heeft echter niet voldoende informatie over de functies van de SVB-vestigingen en de werkzaamheden die daar plaatsvinden. Hierdoor kon hij niet vaststellen of de betekening van exploten aan deze vestigingen rechtmatig was. De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten dat de bevoegdheid ligt bij de kantonrechter te Amsterdam, waar de SVB haar zetel heeft, en heeft de zaak doorverwezen naar Team kanton van de rechtbank Amsterdam. Deze beslissing is genomen in het kader van de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken.