In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [X] en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag vennootschapsbelasting (vpb) en een verliesvaststellingsbeschikking voor het jaar 2010. De inspecteur had aan eiseres een aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 7.854.895 negatief, en een verliesvaststellingsbeschikking afgegeven van hetzelfde bedrag. Eiseres maakte bezwaar tegen de aanslag, maar de inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was. De rechtbank overwoog dat het aanwenden van het rechtsmiddel eiseres niet in een betere positie kon brengen met betrekking tot de bestreden besluiten. De rechtbank stelde vast dat de aanslag nihil zou blijven, ongeacht de uitkomst van het bezwaar, en dat eiseres geen belang had bij het indienen van het bezwaar.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. J.J. Westerbaan als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2015. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.