ECLI:NL:RBGEL:2015:6087

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
05/215639-14, 05/031576-15 en 05/780018-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak met meerdere tenlasteleggingen waaronder diefstal van een auto, rijden zonder rijbewijs en afpersing

In deze jeugdstrafzaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 29 september 2015, stonden meerdere verdachten terecht voor verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal van een auto, rijden zonder rijbewijs en afpersing. De zaak betrof een minderjarige verdachte, geboren in 1998, die samen met medeverdachten betrokken was bij een reeks misdrijven. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak uitvoerig onderzocht, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, H.O. den Otter. De tenlastelegging omvatte onder andere openlijke geweldpleging, vernieling, diefstal van een Hyundai I10, en afpersing van een scooterleverancier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 januari 2015 in Arnhem een auto heeft gestolen en zonder rijbewijs heeft gereden. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van afpersing op 25 maart 2015, waarbij hij samen met anderen een slachtoffer onder bedreiging dwong tot de afgifte van een scooter. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van de openlijke geweldpleging en vernieling, maar hem wel schuldig bevonden aan de diefstal en afpersing. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 180 dagen opgelegd, waarvan 141 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd een werkstraf van 140 uur en een leerstraf opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gedragsstoornis en acculturatieproblematiek, en heeft de jeugdreclassering opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Promis II
Parketnummers : 05/215639-14, 05/031576-15 en 05/780018-15
Datum zittingen : 30 januari 2015, 23 april 2015, 30 juni 2015 en 15 september 2015
Datum uitspraak: 29 september 2015
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte 1]
geboren op : [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman: H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Met betrekking tot parketnummer 05/215639-14
hij op of omstreeks 16 maart 2014, in de gemeente Arnhem, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het "Rozetgebouw" gelegen aan de Kortestraat 16 (openbare bibliotheek, erfgoedcentrum, horeca, opleiding en vergaderruimten), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
(of meer) vloeren en/of een (of meer) boek(en) en/of een (of meer) plafond(s), althans tegen de gehele inventaris van dat gebouw, welk geweld bestond uit het opzettelijk opendraaien van een kraantje van een spoelbak van een tap en/of het verwijderen/ontkoppelen van een slang van een kraan (tengevolge waarvan het water de vrije loop heeft gekregen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2014, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (of meer) vloeren en/of een (of meer) boek(en) en/of een (of meer) plafond(s), althans tegen de gehele inventaris van het "Rozetgebouw" gelegen aan de Kortestraat 16 (openbare bibliotheek, erfgoedcentrum, horeca, opleiding en vergaderruimten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of "Stichting Beheer Rozet", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen aldaar een kraantje van een spoelbak van een tap te hebben opengedraaid en/of een slang van een spoelbak te hebben verwijderd/losgemaakt/ontkoppeld (ten gevolge waarvan het water (al dan niet over de vloer(en)) de vrije loop heeft gekregen).
Met betrekking tot parketnummer 05/031576-15
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2015 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bedrijfs)auto (merk/type Hyundai I10, kleur grijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Wiver Logistiek B.V. en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 januari 2015 te Arnhem en/of te Elst, gemeente Overbetuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (bedrijfs)auto (merk/type Hyundai I10, kleur grijs) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (bedrijfs)auto wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2015 te Elst, gemeente Overbetuwe en/of te Arnhem als bestuurder van een motorrijtuig ((bedrijfs)auto) heeft gereden op de weg(en), de Nieuwe Aamsestraat en/of de Bonte Wetering, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde; de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Met betrekking tot parketnummer 05/780018-15
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2015 te Velp, gemeente Rheden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een (midnight blue kleurige) scooter (van het merk Vespa Primavera 50 4T) en/of bijbehorende sleutel(s), althans van (enig) goed(eren), geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s); - trachtte(n) de betreffende scooter te betalen middels een mobiel pinautomaat en/of (vervolgens) (op het moment dat het pinautomaat piepte) die [slachtoffer] van achteren vast pakte(n) door een hand om zijn keel te leggen en/of (vervolgens) - op een afstand van een halve meter met een mes voor die [slachtoffer] ging(en) staan en de volgende woorden uitte(n) "Give me the keys, give me the Vespa" en/of "Fast fast, the scooter out of the car", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 22 maart 2015 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] te Arnhem heeft/hebben weggenomen een OV-kaart op naam van [slachtoffer] en/of een OV-kaart op naam van [slachtoffer] en/of fiets van
het merk Batavus en/of een geldbedrag ten hoogte van 25 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen, dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2014 tot en met 30 januari 2015 te Velp en/of Heerenveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Afterpay (gevestigd te Heerenveen) en/of winkelstraat.nl, heeft bewogen tot afgifte van een Polar Parka jas (van het merk Woolrich), in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid; -een bestelling heeft/hebben geplaatst op de site van winkelstraat.nl (waarvan Afterpay de financiële afhandeling regelt) (met ordernummer [ordernummer] ) op naam van [benadeelde 2] en afleveradres [adres] te Velp en/of met gebruikmaking van e-mailadres [e-mailadres] en/of -bij aflevering van de Polar Parka jas (van het merk Woolrich), althans enig goed, verdachte of één van zijn medader(s) heeft getekend als zijnde [benadeelde 2] ;
4.
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2014 tot en met 30 januari 2015 te Velp en/of Heerenveen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, AfterPay (gevestigd te Heerenveen) en/of winkelstraat.nl en/of shoebaloo.nl, (telkens) heeft/hebben getracht te bewegen tot afgifte van een roze t-shirt van het merk Dsquared2 (ter waarde van 165 euro) en/of een t-shirt van het merk Philipp Plein (ter waarde van 270 euro) en/of schoenen van het merk Royaums (ter waarde van 395 euro), in elk geval van enig(e) goed(eren), hierin bestaande dat verdachte tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid; -een bestelling heeft/hebben geplaatst op de site van winkelstraat.nl (waarvan AfterPay de financiële afhandeling regelt) (met ordernummer [ordernummer] ) op naam van [benadeelde 2] en afleveradres [adres] te Velp en/of met gebruikmaking van e-mailadres [e-mailadres] en/of -een bestelling heeft/hebben geplaatst op de site van shoebaloo.nl (waarvan AfterPay de financiële afhandeling regelt) (met ordernummer [ordernummer] ) op naam van [benadeelde 2] en afleveradres Bergweg 18 te Velp en/of met gebruikmaking van e-mailadres [e-mailadres] , terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak met parketnummer 05/215639-14 is op 30 januari 2015 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J.M.J. Damen, advocaat te Arnhem. De kinderrechter heeft het onderzoek ter terechtzitting geschorst tot een nader te bepalen terechtzitting, aangezien de kinderrechter een gelijktijdige behandeling met de zaak van de medeverdachte wenselijk acht. De kinderrechter heeft voorts medegedeeld dat het onderzoek wordt geschorst in afwachting van de resultaten van de door de rechtbank gewenste nadere aanvulling van het dossier door de officier van justitie. De kinderrechter heeft de officier van justitie opgedragen om het navolgende aan het dossier (alsmede het procesdossier van de medeverdachte) toe te voegen:
- de camerabeelden, aangeleverd door aangeefster [benadeelde 1] namens de Stichting Beheer Rozet;
- foto’s van de situatie van de bewuste kraan onder een luik in de vloer achter de mobiele bar op de vijfde verdieping inclusief de aangesloten slang; hierbij moet duidelijk in het proces-verbaal worden beschreven of er een verschil bestaat in de situatie ten tijde van het tenlastegelegde en op het moment van vastleggen van de huidige situatie en zo ja, wat dan het verschil is. Voorts is opgenomen dat de officier van justitie zorg dient te dragen voor de verspreiding van de vorderingen van de benadeelde partijen, waarvan op dat moment bekend zijn: gemeente Arnhem en de Bibliotheek Arnhem. Nadien is in overleg met de raadsman van verdachte de voortzetting van de zitting bepaald op 23 april 2015.
Op 23 april 2015 is de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij zijn verdachte en zijn raadsman, mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem, niet verschenen. Naar aanleiding van het aanhoudingsverzoek van de raadsman van verdachte en het standpunt van de officier van justitie, waarmee de kinderrechter op voorhand heeft ingestemd, heeft de kinderrechter het onderzoek geschorst en de strafzaak verwezen naar de Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken van 30 juni 2015, zodat de zaak gelijktijdig kan worden behandeld met de overige openstaande strafzaken tegen verdachte.
De zaken met parketnummers 05/780018-15, 05/031576-15, 05/016265-15 (een zaak in het kader van de Leerplichtwet) en 05/215639-14 zijn vervolgens op 30 juni 2015 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij zijn verdachte en zijn raadsman, mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem, niet verschenen. De rechtbank heeft op voorhand aan de officier van justitie, de raadsman en de overige betrokkenen kenbaar gemaakt dat de zaak zal worden aangehouden, nu de Pro Justitia rapportage nog niet gereed is. De rechtbank heeft daarop de behandeling ter terechtzitting geschorst tot 15 september 2015.
De zaken met parketnummers 05/780018-15, 05/031576-15 en 05/215639-14 zijn op 15 september 2015 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting van 15 september 2015 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd. Ter terechtzitting is ook een leerplichtzaak (bekend onder parketnummer 05/016265-15) betreffende de verdachte aanhangig. Deze zaak is ter zitting verwezen naar de kantonrechter en deze is enkelvoudig behandeld. Daarvan is afzonderlijk uitspraak gedaan.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
Met betrekking tot parketnummer 05/215639-14
  • de Stichting Arnhemse Openbare en Gelderse Wetenschappelijke Bibliotheek;
  • de Gemeente Arnhem.

Met betrekking tot parketnummer 05/780018-15

  • [slachtoffer] , ten aanzien van feit 1;
  • [slachtoffer] , ten aanzien van feit 2;
  • [slachtoffer] , ten aanzien van feit 2;
  • [slachtoffer] ., ten aanzien van feit 3.
De officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers heeft ter terechtzitting van 15 september 2015 zijn eis geformuleerd.
De raadsman en verdachte hebben ter terechtzitting van 15 september 2015 het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Met betrekking tot parketnummer 05/215639-14
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake kan zijn van een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging nu daarvoor wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De officier van justitie heeft gesteld dat de subsidiair tenlastegelegde vernieling evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie acht het verhaal van de verdachte dat hij tezamen met de medeverdachte spelenderwijs onder de mobiele bar bij het Rozetgebouw aan het wegduiken was voor twee meisjes - die ook op de camerabeelden te zien zijn - plausibel. De ter zitting getoonde camerabeelden bieden ter zake inzicht. Er is bovendien sprake van zeer een korte tijdspanne. Het is niet uit te sluiten dat het kraantje van de spoelbak van de tap bij de mobiele bar per ongeluk open is gegaan of gedraaid dan wel dat dit is gedaan door een ander dan de verdachte. Daarbij komt dat op de camerabeelden nog een andere persoon achter de bar loopt nadat de verdachte en de medeverdachte onder de bar hebben gezeten. Tot slot is van belang dat het personeel van het Rozetgebouw mogelijk al eerder zicht zou hebben gehad op een lekkage indien het water uit de tapkraan al twee uur eerder de vrije loop heeft gekregen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit overeenkomstig de pleitnotitie vrijspraak van de verdachte. De verdachte is de bewuste dag in het Rozetgebouw geweest en de verdachte en de medeverdachte hebben achter de bar gezeten. De verdachte stelt daar echter niets gedaan te hebben, geen kraan te hebben gezien dan wel te hebben opengedraaid en ook geen water te hebben gezien. De verdachte en de medeverdachte hebben zich schuil gehouden omdat ze zich kennelijk verborgen wilden houden voor de twee meisjes. Gezien de gedragingen is dat volgens de verdediging goed mogelijk en is er dus sprake van een alternatief scenario. Mocht het zo zijn dat zij inderdaad een kraan hebben opengezet en dus moedwillig schade hebben willen aanrichten dan is het opvallend (een contra-indicatie) dat zij daar in alle rust blijven staan praten en rondlopen. Concluderend is op de camerabeelden niet te zien of en in hoeverre handelingen zijn verricht door de verdachte waardoor de schade is ontstaan.
De beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het hem primair dan wel subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan. Op grond van de stukken is niet duidelijk wat zich precies heeft afgespeeld in het Rozetgebouw waardoor het water bij de mobiele bar de vrije loop heeft gekregen. Niet vastgesteld kan worden dat de verdachte daarvan een strafrechtelijk relevant verwijt kan worden gemaakt. Daarbij komt dat sprake is van een korte tijdspanne. Het verhaal van verdachte zou bovendien kunnen berusten op de waarheid omdat de twee meisjes waarover de verdachte heeft verklaard ook op de camerabeelden te zien zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.
De beoordeling van de civiele vorderingen
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden materiele schade.
Namens de Stichting Arnhemse Openbare en Gelderse Wetenschappelijke Bibliotheek is een vordering ingediend van € 10.815,50 en een vordering van € 20.656,66. Namens de gemeente Arnhem is een vordering ingediend ter hoogte van in totaal € 130.458,00.
De rechtbank zal de benadeelde partijen op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Met betrekking tot parketnummer 05/031576-15 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 januari 2015 te Arnhem is een grijze personenauto bij [benadeelde 1] (merk Hyundai I10 met kenteken [kenteken]) weggenomen. De personenauto behoort in eigendom toe aan Wiver Logistiek [2] . De verdachte heeft tezamen met de medeverdachten in voormelde auto gezeten. Zij hebben onder meer gereden op het industrieterrein IJseloord te Arnhem. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat “waggy” auto betekent. De verdachte beschikt niet over een geldig rijbewijs [3] .
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de
verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal van de
auto. De officier van justitie verwijst daarbij naar de aangifte van [benadeelde 1]
waaruit volgt dat de auto op 21 januari 2015 is gestolen. Uit de Snapchat communicatie die zich in het dossier bevindt blijkt dat wordt verwezen naar de diefstal en de plaats waar de auto is geparkeerd. Het is niet aannemelijk dat een ander misbruik heeft gemaakt van het Snapchat-account van de verdachte aangezien de Snapchat communicatie op de telefoon van de verdachte is aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de verdachte wat betreft het onder 1 primair en
subsidiair tenlastegelegde. De verdachte heeft niets van doen met de diefstal of de
opzetheling van de auto. De verdachte betwist dat hij een Snapchat zoals zich in het dossier bevindt heeft gevoerd. De verdachte gebruikt Snapchat bijna niet. In dat verband is nog van belang dat meerdere personen de beschikking hebben over het wachtwoord van verdachte. Er kan dus misbruik gemaakt zijn van het Snapchat-account van verdachte en/of gerommeld zijn met de gegevens. Op het moment dat de politie arriveerde bij het station te Elst is de verdachte bovendien in de auto blijven zitten, althans bij de auto blijven staan. Dit vormt een contra-indicatie ten opzichte van de diefstal dan wel de opzetheling van de auto. De verdachte wist niet dat er iets mis was met de auto in die zin dat deze bijvoorbeeld gestolen zou kunnen zijn. Bovendien zegt het enkele stoer doen door de mogelijke verdachte op een eventueel filmpje niets over de daadwerkelijke diefstal van een auto. Uit niets blijkt dus dat de verdachte de auto heeft gestolen dan wel dat sprake is van opzetheling.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht ten aanzien van feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten de diefstal van de auto in vereniging en bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen.
Blijkens het proces-verbaal van aanhouding hebben verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] het volgende verklaard ter zake van hun bevindingen:
“(…). Vervolgens zagen wij dat de portieren werden opengegooid. Meteen hierna zagen wij dat er twee personen aan de rechterzijde van de Hyundai uitstapten en wegrenden richting het station. Op dat zelfde moment zagen wij dat er drie personen, hierna verdachten, aan de linkerzijde van de Hyundai uitstapten en wegrenden richting het station. (…) een (1) van de verdachte, die eerder wegrende (…) Hierop (….) de verdachte, die zich later identificeerde als [verdachte 1] (…) aangehouden (…).” [4]
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [verbalisant] het volgende verklaard:
“(…) In de telefoon van verdachte [verdachte 1] heb ik de volgende relevante zaken gevonden. (…). Ik zag dat er op de datum de 21-01-2015 (…) een snapchat gesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte [verdachte 1] en iemand met de snapchat id [naam]”. (…). [verdachte 1]: is [naam] al wakker en heeft hij al verteld over de WAGGY? (…). [naam]: Ja, grappig he. Hebben jullie die snachts gepakt? [verdachte 1]: JA hij staat bij jou om de hoek. [naam]: Gingen jullie lopend daarheen? [verdachte 1]: Ja man was kanker goeije, we gingen drie uurtjes toeren of zo. (…). Hahahah ik spreek je zometeen? [naam]: 0K. [5]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde, te weten de diefstal van de auto in vereniging op 21 januari 2015. De verdachte heeft in de Snapchat communicatie op 21 januari 2015 bevestigend geantwoord op de vraag of zij de “waggy” (auto) ‘s nachts hebben gepakt. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank de wegnemingshandeling oftewel de diefstal in vereniging. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte bij de aanhouding te Elst in eerste instantie bij de auto is weggerend. Dit bevestigt het beeld dat de verdachte wist dat er iets aan de hand was met de auto. De rechtbank acht een eventueel misbruik van het Snapchat-account van de verdachte volstrekt niet aannemelijk. De verdachte heeft in dit verband geen concrete namen genoemd van personen die mogelijk misbruik gemaakt zouden kunnen hebben van zijn Snapchat-account. Bovendien heeft de verdachte ter zitting niet verklaard dat anderen gebruik maken van zijn telefoon of dat hij deze wel eens heeft uitgeleend. De rechtbank zal het verweer van de verdachte ter zake van een eventueel misbruik van zijn Snapchat-account derhalve terzijde schuiven.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het na te noemen tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op
of omstreeks21 januari 2015 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bedrijfs)auto (merk/type Hyundai I10, kleur grijs)
, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Wiver Logistiek B.V. en
/of[benadeelde 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het feit is strafbaar.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de
verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit. De officier van
justitie verwijst daarbij naar de bevindingen van de verbalisant waarbij de verbalisant de
verdachte als bestuurder herkent op de gemaakte filmpjes die zijn aangetroffen op de
telefoon van verdachte. Uit de Snapchat communicatie blijkt voorts dat de verdachte in de
auto gereden heeft en dat het auto rijden hem naar eigen zeggen nu goed afgaat. Bovendien
zou ook door de medeverdachten zijn bevestigd dat de verdachte in de auto heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak van de verdachte. De verdachte geeft aan dat
hetgeen hem wordt verweten niet klopt. De verdachte heeft enkel als inzittende in de auto
gezeten. De verdachte betwist dat hij een Snapchat gesprek zoals opgenomen in het dossier
heeft gevoerd en dat er door hem filmpjes zijn verstuurd. In dat verband is van belang dat
meerdere personen de beschikking hebben over het wachtwoord van verdachte. Er kan dus
misbruik gemaakt zijn van de Snapchat-account van verdachte. Indien de rechtbank echter
anders mocht oordelen op grond van de bevindingen van de verbalisant dan refereert de
raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht ten aanzien van feit 2 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [verbalisant] het volgende verklaard:
“(…). In de telefoon van verdachte [verdachte 1] heb ik de volgende relevante zaken gevonden. (…). Ik zag tevens dat er twee filmpjes op deze telefoon stonden. Bij het openen zag ik meerdere personen in een auto zitten. Ik zag dat het filmpje was opgeslagen op 21-01-2015. (…). Het andere filmpje was 1 seconde later opgenomen. (…). Ik hoorde in het le filmpje een stem zeggen: ”[verdachte 1] the driver” ik herkende verdachte [verdachte 1] geboren 14-12-1998 te [geboorteplaats] , als bestuurder op deze twee filmpjes. [6] (…). Ambtshalve is het mij bekend dat [verdachte 1] niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. (…) gesteld kan worden dat het filmpje is opgenomen op 21-01-2015 en dat er gereden wordt door [verdachte 1] geboren 14-12-1998 te [geboorteplaats] en dat hij op het filmpje rijd in een Hyundai type 110. [7]
Uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] blijkt het volgende:
“(…). [verdachte 1] en ik hebben om de beurt een stukje gereden. Wij hebben allebei geen rijbewijs. [8]
(…) Om 16.30 uur zijn wij, Met Wij bedoel ik mijn broertje [naam], [verdachte 1] en [naam], naar het
industriegebied Ijsseloord gereden. [verdachte 1] wilde nog beter leren autorijden. Wij hebben daar
ongeveer drie kwartier gereden. (…).” [9]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde overtreding wat betreft het rijden zonder geldig rijbewijs. Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat op het eerste filmpje gesproken wordt over “[verdachte 1] the driver” ([verdachte 1] de bestuurder). Daarbij komt dat de verbalisant de verdachte op de filmpjes heeft herkend als bestuurder van de personenauto. Vast staat dat de verdachte niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. De rechtbank acht een eventueel misbruik van het Snapchat-account van de verdachte volstrekt niet aannemelijk. De verdachte heeft in dit verband ook geen concrete namen genoemd van personen die mogelijk misbruik gemaakt zouden kunnen hebben van zijn Snapchat-account. Bovendien heeft de verdachte ter zitting niet verklaard dat anderen gebruik maken van zijn telefoon of dat hij deze wel eens heeft uitgeleend. De rechtbank zal het verweer van de verdachte ter zake van een eventueel misbruik van zijn Snapchat-account derhalve terzijde schuiven. Tot slot is van belang dat de verdachte in de verklaringen van de medeverdachte ook als bestuurder wordt aangewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het na te noemen tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op
of omstreeks21 januari 2015
te Elst, gemeente Overbetuwe en/ofte Arnhem als bestuurder van een motorrijtuig ((bedrijfs)auto) heeft gereden op de weg(en)
, de Nieuwe Aamsestraat en/of de Bonte Wetering,zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar.
De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.
Met betrekking tot parketnummer 05/780018-15 [10]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 maart 2015 te Velp is [slachtoffer] onder bedreiging met geweld in vereniging gedwongen tot de afgifte van een (midnight blue kleurige) scooter (van het merk en type Vespa Primavera 50 4T), welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat getracht is de betreffende scooter te betalen middels een mobiel pinautomaat waarbij
[slachtoffer] vervolgens (op het moment dat het pinautomaat piepte) van achteren is vastgepakt door een hand om zijn keel te leggen. Vervolgens is één van de aanwezigen - op een afstand van een halve meter - met een mes voor die [slachtoffer] gaan staan en is hem in het Engels bevolen de scooter af te geven. De verdachte heeft ter zake een aandeel gehad en een rol op zich genomen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de
verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde waarbij de
verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachten [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van de scooter. In dat verband is allereerst gedaan alsof er gepind zou gaan worden.
Vervolgens is [slachtoffer] vastgepakt en met een mes bedreigd waarbij hem in het Engels is bevolen de scooter af te geven. [slachtoffer] heeft de scooter daarop uit de auto gehaald. Een getuige heeft de verdachten zien wegrijden. De officier van justitie schat de rol van de verdachte anders in dan dat de verdachte zelf doet voorkomen. In dat verband is het gesprek in de groepsapp tussen de verdachte en de twee medeverdachten van belang waarbij de officier van justitie voor iedereen een gelijkwaardige rol ziet van hetgeen ten laste is gelegd. Hoewel het initiatief wordt genomen door de medeverdachte [medeverdachte] doen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] geheel mee met de planning en voorbereiding. Aan deze voorbereiding gaat bijna een week vooraf. Er is gebruik gemaakt van een mes en een vermomming en aldus is er sprake van een professionele aanpak.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat sprake is van medeplegen en dat hetgeen ten laste is gelegd verder kan worden bewezen. De verdachte heeft echter een minder groot aandeel gehad in het geheel dan de twee medeverdachten. Medeverdachte [medeverdachte] is meerderjarig waardoor overwicht ten opzichte van verdachte kan worden aangenomen en medeverdachte [medeverdachte] is de initiatiefnemer. De verdachte heeft geen mes vastgehad. De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de mindere rol van de verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 25 maart 2015, p. 27-29;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 maart 2015 p. 216-218;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 maart 2015 p. 221-223;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 maart 2015 p. 224-226;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2015.
Het strafmaatverweer zal bij de motivering van de sanctie(s) aan de orde komen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het na te noemen tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op
of omstreeks25 maart 2015 te Velp, gemeente Rheden
, althans in
Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/of (een)ander
(en
)wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van een (midnight blue kleurige) scooter (van het merk Vespa Primavera
50 4 T) en
/ofbijbehorende sleutel(s)
, althans van (enig) goed(eren),geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
(s
);
- trachtte
(n)de betreffende scooter te betalen middels een mobiel pinautomaat en
/of(vervolgens) (op het moment dat het pinautomaat piepte) die [slachtoffer] van achteren vast pakte
(n)door een hand om zijn keel te leggen en
/of(vervolgens)
- op een afstand van een halve meter met een mes voor die [slachtoffer] ging
(en)
staan en de volgende woorden uitte
(n)"Give me the keys, give me the Vespa"
en/of "Fast fast, the scooter out of the car", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
Het feit is strafbaar.
De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.
De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het
Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot
vergoeding van geleden schade, zijnde € 2.084,46, waarvan € 963,60 immateriële schadevergoeding
Bij de beoordeling van de vordering moet de rechter de feiten of rechten die door de benadeelde partij zijn gesteld en door de wederpartij – te weten de verdachte – niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen.
De officier van justitie heeft geen op- of aanmerkingen ten aanzien van de onderbouwde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en refereert zich ter zake aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft geen opmerkingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toewijzen nu deze voldoende onderbouwd is en de schade het gevolg is van de afpersing in vereniging.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op of omstreeks 22 maart 2015 te Arnhem is weggenomen een OV-kaart op naam van [slachtoffer] [11] . Voorts is een fiets van het merk Batavus van [slachtoffer] weggenomen [12] . De verdachte is tezamen met de medeverdachte op of omstreeks voormelde datum bij het verjaardagsfeest van [slachtoffer] in haar ouderlijk huis geweest. De OV-kaart op naam van [slachtoffer] is bij de verdachte aangetroffen [13] .
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat
de verdachte op de bewuste datum een geldbedrag van € 25,00 van [slachtoffer]
heeft weggenomen. De officier heeft gesteld dat evenwel wettig en overtuigend bewezen kan
worden dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit ten
aanzien van de diefstal van de OV-kaart en de Batavus fiets van [slachtoffer] . De
gevoerde communicatie en de audioberichten verschaffen ter zake inzicht en duidelijkheid.
Een en ander is aangetroffen op de telefoon van de verdachte. Er bestaat verder ook geen
aanleiding om te veronderstellen dat anderen de zaken hebben weggenomen. Dat de OV kaart van [slachtoffer] door de verdachte zou zijn gevonden is zeer onaannemelijk. Daarbij komt dat de verdachte de OV kaart van [slachtoffer] ook niet heeft teruggebracht bij de rechthebbende of het vervoersbedrijf maar onder zich heeft gehouden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Verdachte betwist dat hij zaken zou hebben gestolen. Hij heeft de OV-kaart van [slachtoffer] gevonden in het winkelcentrum Presikhaaf. De verdediging wijst op het alternatieve scenario waarbij [slachtoffer] de OV kaart heeft laten slingeren, iemand anders de kaart vervolgens in zijn bezit heeft gehad en dat de verdachte deze OV kaart uiteindelijk gevonden heeft. Toeval kan bestaan zeker nu er op scholen veel “gesjoemel” is met dergelijke kaarten. De audioberichten en de gevoerde communicatie leiden niet tot de conclusie dat de zaken zijn gestolen. De communicatie ziet op de situatie waarbij een ander mogelijk zou kunnen beschikken over de zaken en dat de zaken dan kunnen worden terug gebracht. De verdachte stelt voorts dat er gedurende het feest een aantal jongeren bij de deuropening hebben gestaan. De deur van de woning heeft die bewuste avond bovendien open gestaan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht ten aanzien van feit 2 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal in vereniging van de OV-kaart van [slachtoffer] en de diefstal in vereniging van de Batavusfiets van [slachtoffer] en bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [verbalisant] het volgende verklaard:
“(…). Ik (…) heb de telefoon van [verdachte 1] uitgelezen. Ik zag in de bestanden enekel berichten staan die vermoedelijk te maken hebben met de diefstal uit de woning. Op de dag na de diefstal uit de woning is er contact tussen [verdachte 1] en [naam]. (…). Dit contact gaat via whatsapp. Er zijn geschreven berichten, een screenshot van een whatsapp gesprek en gesproken berichten. (…). Incoming betekend dat [verdachte 1] deze berichten ontvangt op zijn telefoon. Outgoing zijn de berichten die hijzelf verstuurd. Deze berichten worden aangeduid met “Ik”. Incoming zijn de berichten die hij ontvangt. Deze zijn verstuurd door “[naam]” (…). De audioberichten zijn door mij gehoord en in tekst omgezet. In het gesprek word gesproken over een bike, dit is engels voor fiets, en een 0V, (…) Dit zijn de goederen die uit de woning zijn ontvreemd. (…). Whatsapp Incoming *AUDIO BERICHT* Ziz, we moeten die ding terugeven man, die ov en die bike and shit. Want [naam] heeft bij mij, heeft gesnitched dat wij die dingen hebben gestolen. En gesnitched en die [naam] gaat popo bellen voor mij. Als die dingen binnen vijf, nee binnen paar dagen niet komen dus e niggar we moeten die dingen wel teruggeven g. Ik ga die bike ook gewoon teruggeven. Niggar ik wil geen politie, begrijp je? Die shit is uhh, je weet toch. [naam] heeft al sowieso gezegd we hebben gestolen en [naam] ook. Dus ja twee op een g. En hoe kunnen wij toevallig als wij weggaan die ding is kwijt. G we moeten echt denken wat wij gaan doen g. 23-3-2015 (…).
WhatsApp Outgoing *AUDIO BERICHT* Alle jongens gingen weg, niet alleen wij, alle jongens [14] (…) Laat haar bellen kerel wat gaat cops doen. Heeft zij bewijs, heeft zij bewijs? Nee. Zij was zelf boven. Dus hoe weet zij dat wij liet hebben gedaan mongool. Denk is slim na kerel. (…).
WhatsApp Incoming Screenshot van een whatsapp gesprek. De afzender heeft de naam [naam]. (…).
- Mattie alles was er nog toen jullie weg waren was alles ineens weg zegt ze. - Kijk k ben straight - Geef die shit aan mij - Ik fix dit want je wilt geen popo
Antwoord: AII
- Dus praat met je mattie - Fix die bike en die ov die money is zeker op (…).
WhatsApp Incoming Hij is snitch (…). Hij heeft gewoon gezegt wij hbbn die spullen. (…). Whatsapp Outgoing *AUDIO BERICHT* Omdat jij als een mongool zegt Aii, jij bent kankerdom, waarom zeg je dat? Nou weet hij gelijk al, waarom zeg jij Aii? [15] (…)
Whatsapp Incoming Nigga we gaan niks geven klaar (…)
Whatsapp Outgoing *AUDIOBERICHT* Jonge die bike kan je een keer in de nacht gewoon voor haar osso leggen, klaar. En die 0V kan ze blokeren toch als ze zo graag 0V wilt (…) En we kunnen nog deze gooien, uhm ja, al die andere mensen waren ook de hele tijd beneden toen wij op die fissa waren. Want wij waren toch die hele tijd in de woonkamer en er waren de hele tijd mensen hele tijd beneden wist je nog hoe weten hun dan dat hun dat niet hebben gedaan dan (…).” [16]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde wat betreft de diefstal in vereniging met een ander van de OV-kaart van [slachtoffer] en de Batavus fiets van [slachtoffer] . Wat betreft het geldbedrag van [slachtoffer] acht de rechtbank geen wettig en overtuig bewijs voorhanden. Dit geldt eveneens voor de OV-kaart van [slachtoffer] . De rechtbank ziet geen andere lezing in de Whatsapp communicatie dan dat de verdachte en de medeverdachte de OV-kaart van [slachtoffer] en de Batavusfiets van [slachtoffer] hebben weggenomen. De rechtbank acht het onaannemelijk dat de verdachte de OV-kaart van [slachtoffer] zou hebben gevonden. Dit klemt des te meer nu de verdachte de OV-kaart niet heeft geretourneerd maar onder zich heeft gehouden. Ook acht de rechtbank niet aannemelijk dat anderen dan de verdachte en de medeverdachte de zaken zouden hebben weggenomen nu uit de aangifte van [slachtoffer] en het verhoor van [slachtoffer] volgt dat de drie jongens als eerste zijn vertrokken. Kort daarop is de diefstal ontdekt.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het na te noemen tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2015 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] te Arnhem heeft/hebben weggenomen een OV-kaart op naam van [slachtoffer]
en/of een OV-kaart op naam van [slachtoffer]en
/offiets van
het merk Batavus
en/of een geldbedrag ten hoogte van 25 euro, in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en
/of[slachtoffer]
en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen, dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het feit is strafbaar.
De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.
De beoordeling van de civiele vorderingen
De benadeelde partijen [slachtoffer] en [slachtoffer] hebben overeenkomstig het bepaalde in
artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de
vorderingen, strekkende tot vergoeding van geleden schade, zijnde respectievelijk € 11,00 en
€ 799,00 materiële schade.
Bij de beoordeling van de vordering moet de rechter de feiten of rechten die door de benadeelde partij zijn gesteld en door de wederpartij – te weten de verdachte – niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen.
De officier van justitie brengt naar voren dat de vordering van [slachtoffer] kan worden toegewezen en dat de vordering van [slachtoffer] dient te worden gematigd gelet op de gevorderde aanschaf (nieuw)waarde van de Batavus fiets en de waardevermindering in de loop der jaren.
Nu de verdediging vrijspraak bepleit dienen de vorderingen van de benadeelde partijen primair niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair dient de vordering van [slachtoffer] te worden gematigd.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toewijzen nu deze voldoende onderbouwd is en verband houdt met de diefstal in vereniging van de OV-kaart. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] matigen en toewijzen tot een bedrag van € 500,00 rekening houdende met de waardevermindering/afschrijfkosten van de Batavus fiets.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit onder 3. Er blijkt geen betrokkenheid van verdachte. De betrokkenheid wijst in de richting van [medeverdachte] gelet op het gebruikte e-mailadres. Daarbij komt dat jas bij [medeverdachte] is aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zake vrijspraak bepleit. Het is onduidelijk waarom dit feit op de tenlastelegging van de verdachte staat.
De beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het hem onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan. In dat verband is van belang dat er geen betrokkenheid van verdachte blijkt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde feit.
De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] . heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden financiële schade van in totaal € 904,90.
De rechtbank zal de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid onder a, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit onder 4. De betrokkenheid wijst in de richting van [medeverdachte] gelet op het gebruikte e-mailadres. Nergens blijkt van ondersteunend bewijs wat betreft de betrokkenheid van de verdachte behalve het feit dat bepaalde goederen in het kader van de afpersing in vereniging zijn aangetroffen bij de verdachte in de door hem gedragen rugzak. In het kader van de afpersing in verenging is het echter aannemelijk dat de medeverdachten ook hun spullen in die rugzak hebben gestopt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zake vrijspraak bepleit. De betrokkenheid wijst in de richting van [medeverdachte] gelet op het gebruikte e-mailadres. Daarbij komt dat er in het kader van de afpersing in vereniging allerlei spullen zijn aangetroffen in de rugzak. De verdachte heeft de rugzak van [medeverdachte] geleend. Niet uitgesloten kan worden dat bepaalde spullen er al eerder in zaten. De schoenmaat die ter zake naar voren komt, komt bovendien niet overeen met de schoenmaat van de verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het hem onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde feit.

4.De motivering van de sanctie(s)

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen waarvan 141 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd drie jaar en de algemene en bijzondere voorwaarden zoals deze naar voren komen in de rapportage Pro Justitia en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Voorts vordert de officier dat aan verdachte wordt opgelegd een werkstraf van 200 uur te vervangen door 100 dagen jeugddetentie. Wat betreft de overtreding ter zake van het rijden zonder geldig rijbewijs vordert de officier van justitie een voorwaardelijke geldboete van € 500,00 met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft nog opgemerkt dat de leerstraf Tools4U verlengd plus (35 uur) eventueel nog op de werkstraf in mindering kan worden gebracht. Daarnaast kan rekening gehouden worden met het feit dat de verdachte enige tijd een enkelband heeft gehad.
De raadsman van verdachte sluit zich aan bij de eis van de officier van justitie. De raadsman verzoekt de werkstraf evenwel te matigen teneinde recht te doen aan het feitencomplex. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de mindere rol van de verdachte in het kader van de afpersing in vereniging. In dat verband is van belang dat de verdachte door de medeverdachte [medeverdachte] bedreigd is met “het krijgen van klappen en met het voor schut zetten” van verdachte. Daarom heeft de verdachte niet op enig moment kunnen zeggen dat hij niet meer mee wilde doen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan afpersing met geweld en met bedreiging met geweld in vereniging. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstallen. Daarnaast heeft de verdachte als bestuurder in een auto gereden zonder de beschikking te hebben over een geldig rijbewijs.
Bij de uitvoering ter zake van de afpersing in vereniging hebben de daders een dreigende houding aangenomen tegenover het slachtoffer. Ook hebben ze op geraffineerde en professionele wijze gedreigd met toepassing van -door het slachtoffer als reëel ervaren- geweld. Uit de aangifte volgt dat het slachtoffer de situatie als zeer bedreigend heeft ervaren. Het is een feit van algemene bekendheid dat een en ander bij slachtoffers in het bijzonder en bij burgers in het algemeen angstgevoelens en grote gevoelens van onveiligheid teweeg brengen. Wat betreft de diefstallen is van belang dat voor de benadeelden het verlies van de hun toebehorende goederen in ieder geval economische schade teweeg brengt en mogelijk ook emotionele schade.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer gelet is op:
* het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte, gedateerd 03 augustus 2015;
* de rapportage Pro Justitia van [deskundige], gz-psycholoog, gerechtelijk deskundige NRGD, gedateerd 16 juli 2015;
* het uitgebreide advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 10 september 2015.
Uit het op naam van verdachte staande Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 03 augustus 2015 volgt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor een winkeldiefstal en een overtreding.
Uit de rapportage Pro Justitia van 16 juli 2015 van [deskundige], gz-psycholoog, gerechtelijk deskundige NRGD, komt naar voren dat de verdachte uit het onderzoek naar voren is gekomen als een jongen met een gedragsstoornis en acculturatieproblematiek, die overvraagd wordt in zijn kunnen waar het gaat om vaardigheden op het gebied van maatschappelijke integratie en die zich daarin geforceerd staande houdt door zich onkwetsbaar en afstandelijk op te stellen, af te zetten tegen gezag, anderen de schuld te geven van zijn falen, feitelijk hiermee vele onzekerheden camouflerend. De verdachte is een jongen met twee gezichten. Buitenshuis is er sprake van weinig sturing en toezicht en bestaat er vanuit de verdachte weerstand tegen gezagsdragers. Van belang is dat de verdachte zijn verklaring een aantal maal heeft veranderd. De verdachte heeft in het algemeen de neiging anderen verantwoordelijk te stellen voor zijn eigen handelen wanneer zaken mis gaan en hij heeft de neiging zijn aandeel te minimaliseren. Op de pleegdatum had de verdachte een netwerk van hulpverlening om zich heen bij wie hij aan de bel had kunnen trekken. De mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte is niet met zekerheid in te schatten. Het is niet duidelijk in hoeverre de verdachte zich inderdaad bedreigd heeft gevoeld door de medeverdachte. Er is sprake van een verhoogd recidiverisico. Momenteel is door de jeugdreclassering ITB Harde Kern ingezet. Door Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling (IOG Pactum) zijn inmiddels duidelijke behandeldoelen geformuleerd. Een goede afstemming tussen jeugdreclassering en IOG is noodzakelijk. Het advies aan de rechtbank is om de maatregel en interventie te bestendigen. Dit zou kunnen binnen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde medewerking aan de reclasseringsmaatregel Harde Kern plus IOG door Pactum. Tevens wordt aanbevolen Tools4U (verlengd plus) als leerstraf op te leggen, gericht op het versterken van de sociale en cognitieve vaardigheden en het vergroten van de betrokkenheid van de ouders. De toepassing van het volwassenstrafrecht is niet aanbevolen.
De Raad voor de Kinderbescherming brengt in zijn uitgebreid advies van 10 september 2015 naar voren dat er enige zorgen zijn over de opgroei- en opvoedsituatie van de verdachte. De Raad komt de verdachte tegen als een jongen met twee gezichten, die zich op een vlak beweegt waarin hij alleen maar verder in de problemen kan komen. Ook zijn plek binnen de vriendengroep blijft onduidelijk. Met de kernpunten om de herhalingskans te verkleinen zoals het versterken van de vaardigheden van de verdachte, het aanbrengen van meer structuur en het aanpakken van de acculturatieproblemen is al een start gemaakt en dit dient verder uitgewerkt te worden. Verder dient hij de verdachte zo snel mogelijk een daginvulling te zoeken zoals geregelde schoolgang. De verdachte kan profiteren van een aanpak gericht op gedragsverandering. Hij moet zich dan wel open stellen voor de hulpverlening, die er ook al was ten tijde van het strafbare feit en die nu doorloopt in een concretere vorm (IOG en ITB-Harde Kern). In het onderzoek is gekeken of er voor de verdachte gedragsinterventies zijn die de kans op herhaling kunnen verkleinen. Uitgangspunt ten aanzien van de uitvoering ten tijde van het opstellen van het advies is ambulante uitvoering. Dat het recidive-risico hoog is heeft te maken met het feit dat het strafbare feit plaatsvond op een moment dat er al allerlei (hulpverlenings)trajecten liepen en de onvrede van verdachte met zaken als school in een fase was dat de oplossing in zicht leek. De verdachte geeft nog steeds geen volledige duidelijkheid over het hele delict traject en zijn beleving daarvan. Tot nu toe zorgen de afspraken binnen het ITB-traject ervoor, dat de verdachte veelal thuis is. Er dient gericht te worden op de gedragsstoornis in combinatie met de acculturatie problematiek. Daarin speelt de gezinsbehandeling een centrale rol. Alles in combinatie met een gestructureerde begeleidingsvorm (ITB Harde Kern) vanuit een duidelijk plan. Men constateert tevens dat de vaardigheden van de verdachte tekort schieten. In die zin is een leerstraf (in dit geval Tools4U plus) een manier om de vaardigheden van de verdachte te versterken en ook om de betrokkenheid vanuit de ouders te vergroten.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de algemene voorwaarden dat de
minderjarige:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- zijn medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit;
- zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht ook als dit inhoudt de Harde Kern aanpak, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten de Jeugdbescherming Gelderland de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. Verder onder de bijzondere voorwaarde dat de minderjarige dient mee te werken aan IOG dat door Pactum wordt uitgevoerd. Voorts adviseert de Raad voor de Kinderbescherming de rechtbank om de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tools4U Plus.
De Jeugdreclassering heeft ter terechtzitting van naar voren gebracht dat het van belang is dat de verdachte ook zelf zijn verantwoordelijkheid neemt en met concrete voorstellen komt voor zijn dagbesteding. Het is van belang dat de hulpverlening wordt gecontinueerd en dat wordt samengewerkt, ook met het gezin. Er zijn verder geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van alle vorenstaande adviezen en conclusies en zal deze in haar beoordeling betrekken. Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezenverklaarde, de leeftijd van verdachte, het feit dat verdachte eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, alsmede met rechterlijke uitspraken met betrekking tot feitencomplexen die met het onderhavige grosso modo vergelijkbaar zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om rekening te houden met een eventuele mindere rol van de verdachte in het kader van de afpersing in vereniging. Gebleken is dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dat vooraf gesproken is over de afpersing in vereniging. Daarbij komt dat de rechtbank niet gebleken is van enige bedreiging vanuit de medeverdachte richting de verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen waarvan 141 dagen voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (39 uren ofwel gelijk aan 19 dagen) met een proeftijd van twee jaar, in aanmerking komt. De rechtbank stelt nog vast dat de proeftijd conform artikel 77y Wetboek van Strafrecht, anders dan de Officier van Justitie vordert, aan een maximum van 2 jaar is gebonden en dat ingevolge artikel 77gg Sr. één straf voor alle feiten tezamen wordt opgelegd.
Voorts zal aan de verdachte een werkstraf van 140 uur worden opgelegd alsmede de leerstraf Tools4U (verlengd plus). Het voorwaardelijke deel dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de werkstraf de na te melden (bijzondere) voorwaarden conform het advies te verbinden. Gezien de ernst van de problematiek van verdachte en de wenselijkheid om de kans op recidive te verminderen, zijn begeleiding en behandeling geïndiceerd.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de voorlopige hechtenis van verdachte thans niet meer aanwezig is. De geschorste voorlopige hechtenis (parketnummer 05/780018-15) zal daarom worden opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 416, 310, 311, 312, 317, 91, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107, 177, 178 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
Verwijstde leerplichtzaak onder parketnummer 05/016265-15 naar de zitting van 15 september 2015 van de kantonrechter.
Spreekt verdachte vrijten aanzien van
- het onder parketnummer 05/215639-14 primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
- de onder parketnummer 05/780018-15 onder feit 3 en 4 tenlastegelegde feiten.
Verklaartbewezen dat verdachte:
het tenlastegelegde, zoals vermeld onder:
- parketnummer 05/031576-15 onder feit 1 primair en feit 2;
- parketnummer 05/780018-15 onder feit 1 en feit 2;
heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder 3.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentie voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
39 (negenendertig) dagen.
Bepaaltdat van deze jeugddetentie
141 (honderdeenenveertig) dagenniet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd van twee jaar) en op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
5. deelneemt aan de gesprekken met de Jeugdbescherming Gelderland, afdeling Jeugdreclassering zo frequent als deze dat noodzakelijk acht;
6. veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering, ook voor zover dat inhoudt deelname aan/het volgen van ITB Harde Kern en/of IOG door Pactum voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht;
Waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling
Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een taakstraf van 175 uren bestaande uit een combinatie van:
a.
a) het verrichten van een werkstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) uren;
en
b) een leerstraf voor de duur van 35 (vijfendertig) uren; veroordeelde dient deel te nemen aan de cursus Tools4U Verlengd Plus;
Bepaaltdat de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht.
Beveeltdat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast en stelt deze vervangende jeugddetentie vast op
70 (zeventig) dagen.
Bepaaltdat de leerstraf binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht.
Beveeltdat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.
Steltten aanzien van de leerstraf de vervangende jeugddetentie vast op
17 (zeventien) dagen.
De termijn waarbinnen de werkstraf en de leerstraf moeten worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Stichting Arnhemse Openbare en Gelderse Wetenschappelijke Bibliotheek (parketnummer 05/215639-14)
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij de Gemeente Arnhem (parketnummer 05/215639-14)
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde [slachtoffer] (parketnummer 05/780018-15, feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
-
Veroordeeltde veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] , te betalen
€ 2.084,46 (tweeduizend-vierentachtig euro en zesenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2015.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Wijst afhet meer of anders gevorderde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde [slachtoffer] (parketnummer 05/780018-15, feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
-
Veroordeeltde veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] , te betalen
€ 11,00 (elf euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2015.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Wijst afhet meer of anders gevorderde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde [slachtoffer] (parketnummer 05/780018-15, feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
-
Veroordeeltde veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] , te betalen
€ 500,00 (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2015.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Wijst afhet meer of anders gevorderde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] . (parketnummer 05/780018-15, feit 3)
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft ophet -inmiddels geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
Dit vonnis is gegeven door mr. C.G. Peper (voorzitter), mr. G.W. Brands-Bottema en mr. A.M.F. Geerling rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. van Arkel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 september 2015.

Voetnoten

1.De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in wettelijke vorm door de verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2015036854, gesloten op 20 februari 2015, met de onderliggende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 41-42.
3.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2015.
4.Proces-verbaal aanhouding [verdachte 1] d.d. 21 januari 2015, p. 16-17.
5.Proces- verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2015, p. 87.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2015, p. 87.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2015, p. 88.
8.Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] d.d. 22 januari 2015, p. 81.
9.Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] d.d. 22 januari 2015, p. 82.
10.De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in wettelijke vorm door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, overvallenteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015 255177, gesloten op 01 juni 2015 met de onderliggende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 21 mei 2015, p. 119.
12.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 22 maart 2015 p. 108-110.
13.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 15 september 2015.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2015, p. 116.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2015, p. 117.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2015, p. 118.