ECLI:NL:RBGEL:2015:572

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 8028
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor biomassacentrale Zutphen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 2 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de bouw van een biomassacentrale in Zutphen. De vergunning was verleend aan Biomassacentrale Zutphen B.V. door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen op 31 oktober 2014. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de omgevingsvergunning onrechtmatig is en dat de bouw niet kan plaatsvinden zonder een andere planologische regeling.

De voorzieningenrechter overweegt dat de procedure voor een voorlopige voorziening niet bedoeld is om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van het besluit, maar om onomkeerbare situaties te voorkomen in afwachting van de bodemzaak. De rechter stelt vast dat de derde-partij heeft aangegeven dat de bouw niet voor april 2016 zal beginnen, waardoor er op dit moment geen spoedeisend belang is voor de verzoekers om de bouw te beletten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond en ook de gevolgen van een voorziening voor andere procedures niet voldoende zijn om een spoedeisend belang aan te nemen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/8028

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekers], verzoekers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphente Zutphen, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Biomassacentrale Zutphen B.V..

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een biomassacentrale op het perceel Letlandsestraat (ong.) te Zutphen (activiteit bouwen).
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen - onder meer - indien het verzoek kennelijk ongegrond is.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Aan de derde-partij is een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen’ ten behoeve van de realisering van een biomassacentrale. Verzoekers keren zich tegen de realisering van deze biomassacentrale. Hun voornaamste bezwaar is dat de vergunning niet kan worden verleend met alleen de Bouwverordening als grondslag en dat er geen andere planologische regeling is die dit bouwplan toelaat.
4. De derde-partij heeft de rechtbank bij schrijven van 8 december 2014 meegedeeld dat de bouw niet eerder zal starten dan in april 2016. Daarop is bij griffiersbrief aan verzoekers gevraagd wat hun spoedeisend belang is.
5. Verzoekers betogen dat de omgevingsvergunning evident onrechtmatig is en dus zo spoedig mogelijk moet worden geschorst. Voorts stellen verzoekers dat de schijn van rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning invloed zal hebben op verdere besluitvorming over subsidieverlening en andere benodigde toestemmingen. Het treffen van een voorziening zal die schijn kunnen wegnemen en bij deze andere procedures aldus van invloed zijn.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat de voorlopige voorziening procedure er niet voor is om een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van een besluit te krijgen. Deze procedure is er voor bedoeld om in afwachting van de bodemzaak, waarin de rechtmatigheid van het betrokken besluit wordt beoordeeld, een ordemaatregel te treffen om onomkeerbare situaties te vermijden. Bij het treffen van die maatregel is de rechtmatigheid van het besluit een te betrekken aspect.
In deze zaak is sprake van een bouwvergunning zodat de voorziening is bedoeld om de bouw te beletten totdat de bodemrechter daarover heeft geoordeeld. Omdat de vergunninghouder heeft gesteld niet met de bouw te beginnen tot april 2016, is er thans geen spoedeisend belang om deze bouw te beletten. Daarin is dus geen reden gelegen een voorziening te treffen. Ook de gevolgen die het treffen van een voorziening zou hebben voor de (procedures van de) andere besluiten omtrent het betrokken project, geven geen spoedeisend belang. Deze staan in een te ver verwijderd verband met het bestreden besluit. Nu ook overigens niet van enig spoedeisend belang van verzoekers is gebleken, wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, als kennelijk ongegrond, af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2015.
griffier
Voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.