Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders (eiser) en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verweerder) over de terugvordering van een uitkering op basis van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De terugvordering van € 530.357 was gebaseerd op het feit dat het aantal gerealiseerde arbeidsplaatsen in 2011, uitgedrukt in arbeidsjaren, lager was dan de verstrekte uitkering. Eiser erkende dat er een fout was gemaakt in de verantwoordingsinformatie, maar stelde dat deze fout niet door de accountant van verweerder was ontdekt en dat dit niet tot terugvordering had moeten leiden.
De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van de beschikbare informatie verplicht was om tot terugvordering over te gaan, omdat er sprake was van onderrealisatie. Eiser had niet binnen de fatale termijn melding gemaakt van de fout, wat volgens de rechtbank een belangrijke factor was. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat er sprake was van een kennelijke fout aan de zijde van verweerder, omdat de informatie die verweerder had geen aanleiding gaf om nader onderzoek te verrichten. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet opgingen en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de gemeente om tijdig en correct verantwoording af te leggen en de beperkte beleidsruimte van verweerder bij de terugvordering van uitkeringen op basis van de Wsw. De rechtbank stelde vast dat de wet geen ruimte biedt voor discretionaire bevoegdheid in gevallen van onderrealisatie, wat de beslissing van verweerder om terug te vorderen rechtvaardigde.