ECLI:NL:RBGEL:2015:5425

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
05/026181-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Driessen
  • mr. Prisse
  • mr. Van Valderen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van caféhouder en diens vriendin

Op 21 augustus 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige vrouw uit Doetinchem, die werd beschuldigd van belaging van een caféhouder en diens vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van half juli 2014 tot en met oktober 2014 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers door hen veelvuldig beledigende en vernederende berichten te sturen, ondanks dat zij wisten dat de aangevers geen contact meer wensten. De verdachte had eerder een stalkingsbrief van de politie ontvangen, maar bleef contact zoeken met de aangevers, wat leidde tot een veroordeling tot een werkstraf van 120 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een contactverbod met de aangevers. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van belaging in strafrechtelijke zin gerechtvaardigd, gezien de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij elk een schadevergoeding van € 1.000,- kreeg toegekend voor immateriële schade, maar de materiële schade werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/026181-15
Datum uitspraak : 21 augustus 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
raadsman: mr. M.P.H. Sanders, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 augustus 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 08 november 2013 tot en met 01 oktober 2014, althans van half juli 2014 tot en met oktober 2014 te Doetinchem, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval van (een) ander(en), met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte - veelvuldig/meermalen telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of - een (grote) hoeveelheid SMS-berichten en/of berichten via social media (verschillende facebook accounts en WhatsApp) verzonden naar [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , met teksten van eledigde/vernederende/bedreigende aard en/of (daarbij) met foto's en/of filmpje(s) van die [slachtoffer 2] en/of een (half)ontblote [slachtoffer 1] en/of - via de post een geboortekaartje en/of meerdere facturen van bestellingen gestuurd/laten bezorgen die niet door [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zijn besteld/gedaan;
art. 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 18 september 2014 heeft [slachtoffer 1] mede namens zijn partner [slachtoffer 2] bij de politie aangifte gedaan van gebeurtenissen waarbij zij zijn lastig gevallen door verdachte. Op dezelfde datum heeft [slachtoffer 1] mede namens [slachtoffer 2] een schriftelijke klacht ingediend bij de politie met het uitdrukkelijke verzoek tot vervolging over te gaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich ten aanzien van [slachtoffer 1] en ten aanzien van [slachtoffer 2] over de gehele periode schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter zitting gepleit en geconcludeerd tot vrijspraak. Wat betreft de periode van 8 november 2013 tot half juli 2014 is volgens haar sprake van onvoldoende wettig bewijs. Ten aanzien de periode van half juli 2014 tot en met oktober 2014 ontbreekt in de optiek van de verdediging de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde
.
Beoordeling door de rechtbank
Vooropgesteld moet worden dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394).
Periode van 8 november 2013 tot en met half juli 2014
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat verdachte zich in de periode van 8 november 2013 tot half juli 2014 schuldig heeft gemaakt aan belaging in strafrechtelijke zin. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de telefoonnummers via welke aangevers in dit tijdvak zijn lastig gevallen, niet zijn toe te schrijven aan de persoon van de verdachte. Voorts kunnen de overige ontvangen belastende stukken c.q. berichten - die met name aangever betreffen - gelet op het geringe aantal hiervan en de korte tijdspanne, die hoofdzakelijk ziet op een deel van de maand november 2013, hoe dan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangevers.
Periode van half juli 2014 tot en met oktober 2014
Bewijsmiddelen
Door verdachte gebruikte telefoonnummers:
Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat de telefoonnummers [nr. 1] en [nr. 2] door haar zijn gebruikt. [2] Daarnaast kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat tevens (prepaid) telefoonnummer [nr. 3] bij verdachte in gebruik is geweest, nu aangever [slachtoffer 1] via dit nummer op 30 september 2014 een bericht heeft ontvangen, gericht aan [slachtoffer 1] en afgesloten met ‘liefs [verdachte] ’, waarin hij wordt verzocht met [verdachte] in gesprek te gaan en waarin staat dat dit toch niet haar telefoonnummer is, mocht hij dit nummer willen blokkeren of verwijderen. [3]
Door verdachte gebruikte e-mailadressen:
Verdachte heeft verklaard dat zij onder meer gebruik maakt van de e-mailadressen [email 1] en
[email 2]. [4] Daarnaast wordt geconcludeerd dat e-mailadres [email 3] door verdachte is gebruikt. Hiertoe acht de rechtbank redengevend dat aangeefster [slachtoffer 2] via de mail eerst op 10 september 2014 om 09:37 een belastend bericht heeft ontvangen van
[email 4]en zij zes minuten later, om 09:43, een geheel identiek bericht heeft ontvangen van [email 1] . [5] Eveneens heeft verdachte e-mailadres [email 5] gebruikt, nu aangeefster via dit adres op 16 juli 2014 om 13:01 een bericht van verdachte heeft ontvangen, waarvan verdachte heeft bekend dat zij dit bericht op dat tijdstip aan aangeefster heeft gestuurd. [6]
IP-adres van verdachte:
Onderzoek heeft uitgewezen dat IP-adres [IP] op naam en (woon)adres staat van verdachte. [7]
Verzonden berichten aan [slachtoffer 1] :
Op 16 juli en 17 juli 2014 heeft aangever op zijn telefoon diverse berichten ontvangen via [nr. 2] . [8] Op 30 augustus 2014 heeft aangever eveneens een bericht ontvangen via [nr. 2] . [9]
Daarnaast bevat de mobiele telefoon van aangever ten minste 11 geweigerde what’s app-oproepen van [nr. 2] over de periode van 17 juli 2014 tot en met 13 augustus [10] en 9 geweigerde oproepen over de periode van 2 september 2014 tot en met 30 september 2014. [11]
Voorts heeft verdachte na confrontatie bij de politie verklaard dat ze op 2 september 2014 om 13:57 en 20:55 uur twee keer de voicemail van aangever heeft ingesproken en daarin heeft gezegd dat ze hem mist. Ook op 10 september 2014 heeft verdachte de voicemail van aangever ingesproken. [12]
Tevens heeft verdachte bevestigd dat op 29 september 2014 en 7 oktober 2014 via haar mobiele telefoonnummer berichten zijn verzonden naar aangever. [13]
Op 30 september 2014 heeft aangever een bericht ontvangen van [nr. 3] . [14]
Op 16 oktober 2014 heeft aangever op het e-mailadres van zijn partycentrum een bericht ontvangen van [email 3] . [15]
Verzonden berichten en pakket aan [slachtoffer 2] :
Verdachte heeft verklaard dat zij aangeefster op 16 juli 2014 een email heeft gestuurd en daarin onder meer heeft verteld dat zij een relatie heeft gehad met aangever. [16]
In de periode van 17 juli 2014 tot en met 18 juli 2014 heeft aangeefster meerdere e-mailberichten ontvangen van [email 5] . [17] Op 19 juli 2014 heeft aangeefster een e-mailbericht ontvangen van
[email 4] . [18] Op 25 juli 2014 heeft aangeefster diverse e-mailberichten ontvangen van
[email 2] . [19] Op 10 september 2014 heeft aangeefster opnieuw e-mailberichten ontvangen van
[email 4]en [email 3] . [20]
Verder blijkt dat de bestelling bij [bedrijf] , welke correspondeert met de factuur van 25 augustus 2014 en is gericht aan en bezorgd op het adres van aangeefster, is gedaan via IP-adres [IP] . [21] Deze bestelling bestaat uit een (grote maten) jurk
.
Voorts heeft verdachte verklaard dat zij op 10 september 2014 de voicemail van aangeefster heeft ingesproken. [22] Ook heeft verdachte – na confrontatie – bevestigd dat op 9 september 2014, 10 september 2014, 18 september 2014, 29 september 2014, 17 oktober 2014 en 18 oktober 2014 via haar mobiele telefoon berichten zijn gestuurd naar aangeefster. [23]
Verder heeft getuige [getuige 1] verklaard dat verdachte nog smoorverliefd was op aangever, dat verdachte hem een hak wilde zetten en dat verdachte ondanks alles hoopte dat aangever weer bij haar terug zou komen. [24]
Bewijsoverwegingen:
Voor zover verdachte heeft willen betogen dat niet zij, maar degene die haar e-mailaccount destijds heeft gehackt, (verreweg de meeste van voormelde) e-mailberichten naar aangevers heeft gestuurd met gebruikmaking van haar gegevens, wordt dit verweer verworpen. Immers, bij gebrek aan iedere feitelijke onderbouwing is niet aannemelijk geworden dat verdachtes e-mailaccount is gehackt. Voorts wordt in dit verband nog opgemerkt dat verdachte heeft verklaard dat het e-mailadres dat kort na 16 juli 2014 is gehackt, [email 6] betreft, terwijl de voor het bewijs gebezigde berichten zijn verzonden via andere e-mailadressen. [25]
Voorts heeft de verdediging ter terechtzitting een fragment van een gesprek van 2 november 2014 tussen [getuige 2] (naar de rechtbank begrijpt getuige [getuige 2] ) en verdachte overgelegd. Hierin laat [getuige 2] kort gezegd aan verdachte weten dat hij haar kan helpen deze zaak te sluiten maar de zaak ook nog even kan laten doorgaan. Dit bericht leidt de rechtbank evenmin tot de conclusie dat verdachte niet degene is die aangevers heeft lastig gevallen, reeds nu aangevers op 2 november 2014 al enige tijd niet meer door verdachte waren benaderd.
Gezien al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voornoemde voor het bewijs gebezigde berichten zijn verzonden door verdachte en erop waren gericht aangevers te dwingen iets te dulden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de bedoelde berichten veelal een vernederend en/of beledigende strekking hadden. De rechtbank is verder van oordeel dat voornoemde berichten, die verdachte in de periode van half juli 2014 tot en met oktober 2014 naar aangevers heeft verzonden dan wel heeft ingesproken, een dermate frequent karakter hebben, dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangevers en aldus van belaging in strafrechtelijke zin. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich over de periode van half juli 2014 tot en met oktober 2014 heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode
van 08 november 2013 tot en met 01 oktober 2014, althansvan half juli 2014 tot en met oktober 2014 te Doetinchem
, in elk geval in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
, in elk geval van (een) ander(en),met het oogmerk die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval die ander(en)te dwingen iets te
doen, niet te doen,te
dulden
en/of vrees aan te jagen,immers heeft verdachte - veelvuldig/meermalen telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/of- een
(grote)hoeveelheid SMS-berichten en
/ofberichten via social media
(verschillende facebook accounts enWhatsApp) verzonden naar [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] , met teksten van beledigende /vernederende
/bedreigendeaard
en/of (daarbij) met foto's en/of filmpje(s) van die [slachtoffer 2] en/of een (half)ontblote [slachtoffer 1]en
/of -via de post
een geboortekaartje en/ofeen factuur van een bestelling heeft gestuurd/laten bezorgen die niet door [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] is gedaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een contactverbod met beide aangevers alsook een locatieverbod voor café Kafé in Doetinchem.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen stafverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 30 juni 2015;
- een reclasseringsadvies van 31 maart 2015.
Verdachte heeft aangevers over een periode van drie maanden belaagd. Nadat haar relatie met
aangever was geëindigd, heeft verdachte veelvuldig berichten verstuurd naar aangevers, terwijl
verdachte in redelijkheid had kunnen weten zij geen contact (meer) wensten omdat verdachte
wist dat aangevers meerdere telefoonnummers van verdachte hadden geblokkeerd. Ook na
uitreiking van de stalkingsbrief door de politie op 11 augustus 2014 is verdachte contact blijven
zoeken met aangevers en heeft zij hen vernederende en beledigende berichten gestuurd.
Verdachte heeft daarbij zelfs niet geschroomd gebruik te maken van derden. Zo heeft verdachte
op 1 september 2014 berichten verzonden aan getuige [getuige 3] waarin zij haar
goedkeuring geeft aan getuige om aangeefster [slachtoffer 2] gek te maken
.Door deze handelswijze
heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangevers
en hen onrust, angst en overlast bezorgd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Feiten
als hierboven genoemd hebben over het algemeen een grote impact op de slachtoffers.
Aangeefster is voortdurend op haar hoede en ervaart nog immer spanningen, evenals aangever.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte bij de straftoemeting betrokken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Alles in overweging genomen, acht de rechtbank een werkstraf van 120 uur passend en geboden. Daarnaast vindt de rechtbank, gelet op de duur van de belaging, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een proeftijd van 2 jaar noodzakelijk teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Bovendien acht de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangewezen hetgeen in het kader van een voorwaardelijke veroordeling kan worden opgelegd. De rechtbank komt tot een lagere straf dan geëist, nu de rechtbank in haar bewezenverklaring uitgaat van een kortere periode dan de officier van justitie.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Ieder heeft een bedrag van in totaal € 2.840,50 gevorderd, bestaan uit € 340,50 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht beide vorderingen volledig toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de vorderingen van de benadeelden partijen niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. Voor zover de vorderingen strekken tot vergoeding van de immateriële schade zijn deze onevenredig belastend voor behandeling in het strafgeding. Voor wat betreft de materiële schade, zijn de vorderingen onvoldoende onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat beide benadeelde partijen als gevolg van de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte rechtstreeks nadeel hebben ondervonden, die niet in vermogensschade bestaat. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade voor ieder begroot op € 1.000. De rechtbank wijst beide vorderingen in zoverre toe.
De door benadeelden gevorderde materiële schade is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feitelijk onderbouwd zodat beide vorderingen in zoverre worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op
twee jarenwordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde voor het einde daarvan op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] respectievelijk [geboortedatum 3] (contactverbod);
 beveelt dat het contactverbod dadelijk uitvoerbaar is;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]van een bedrag van ieder
€ 1000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 wijst de vorderingen tot
schadevergoedingingediend door de
benadeelden partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]voor het overige af;
 legt aan veroordeelde tevens de
verplichtingop
aan de Staatten behoeve van de
benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]te betalen aan ieder een bedrag van
€ 1000 (duizend euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 2
0 (twintig) dagenhechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. Driessen (voorzitter), mr. Prisse en mr. Van Valderen rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2015.
mr. Prisse is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Achterhoek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2013153475, gesloten op 26 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 492-493 en proces-verbaal van bevindingen, p. 541-542
3.Screenshot p. 374
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 483.
5.Berichten p. 207.
6.E-mailbericht p. 139, proces-verbaal verhoor verdachte, p. 489.
7.CIOT bevraging IP-adres, p. 560.
8.Berichten p. 180-183.
9.Berichten p. 185.
10.Telefoonuitdraai, p. 187-188.
11.Telefoonuitdraai, p. 524-525.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 513.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 513-514.
14.Bericht p. 197.
15.Bericht p. 081.
16.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 489.
17.Berichten p. 142-143.
18.Bericht p. 151.
19.Berichten p. 152-153
20.Berichten p. 207-208.
21.Factuur [bedrijf] , email van [bedrijf] van 15 december 2014 en een bericht van Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie van 16 december 2014, p. 553-554.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 513.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 513-514.
24.Verhoor verdachte [getuige 1] , p. 441 en 447.
25.Verhoor verdachte p. 499.