ECLI:NL:RBGEL:2015:492

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
14-1090
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 28 januari 2015, is het verzoek tot wraking van de gewraakte rechter afgewezen. Verzoeker, die betrokken was in een strafzaak, had het wrakingsverzoek ingediend omdat hij meende dat de gewraakte rechter vooringenomen was. Dit zou blijken uit het feit dat de rechter niet bereid was om de hoofdofficier van justitie als getuige op te roepen. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van de gewraakte rechter om de getuige niet op te roepen, op zichzelf niet kan leiden tot een gerechtvaardigde wraking. De rechtbank benadrukt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Verzoeker had niet voldoende feiten of omstandigheden aangedragen die zouden wijzen op een vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden en wijst het verzoek tot wraking af. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: 14-1090
Beschikking van 28 januari 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
(hierna: verzoeker),
tegen
mr. [rechter],in zijn hoedanigheid van rechter in de strafzaak tegen verzoeker onder parketnummer: 05/134610-14 en 05/136047-14 (gevoegd ttz.),
(hierna: de gewraakte rechter).

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 22 december 2014 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • het schriftelijke verweer van mr. [rechter] van 6 januari 2015;
  • het e-mailbericht van verzoeker d.d. 16 januari 2015;
  • het e-mailbericht van verzoeker d.d. 19 januari 2015.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de gewraakte rechter;
- mr. R.J. Wiegant, officier van justitie in de strafzaak tegen verzoeker.
Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 16 januari 2015 de wrakingskamer bericht dat hij verhinderd is bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn en heeft om uitstel verzocht. De wrakingskamer heeft kennis genomen van het uitstelverzoek, maar zag geen aanleiding het uitstelverzoek te honoreren, omdat de reden voor de verhindering niet was toegelicht. Verzoeker is van de afwijzing van het uitstelverzoek in kennis gesteld. In het e-mailbericht van 16 januari 2015 heeft verzoeker -voor het geval zijn uitstelverzoek werd afgewezen- de redenen voor de wraking aangegeven.

2. Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de gewraakte rechter als rechter in de zaak tegen [verzoeker] als verdachte.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de gewraakte rechter vooringenomen en niet onpartijdig is, omdat hij niet bereid was in de strafzaak tegen verzoeker de hoofdofficier van justitie als getuige op te roepen en te horen als getuige.
2.3.
De gewraakte rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna voor zover nodig besproken.
2.4.
De officier van justitie heeft bij de mondelinge behandeling geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 22 december 2014 blijkt dat verzoeker in zijn strafzaak heeft verzocht om de hoofdofficier van justitie als getuige op te roepen, omdat ten eerste met de door hem gedane aangiftes niets gebeurt, en ten tweede omdat de hoofdofficier van justitie geen gehoor geeft aan het verzoek om de recherche te laten horen. De hoofdofficier dient op deze punten uitleg te geven.
3.3.
De gewraakte rechter heeft het verzoek afgewezen, omdat dit verzoek volgens hem niet van belang is voor enig te nemen beslissing in de strafzaak tegen verzoeker. Verzoeker heeft vervolgens het onderhavige wrakingsverzoek ingediend.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De enkele omstandigheid dat de gewraakte rechter een verzoek tot het horen van een getuige heeft afgewezen, kan in beginsel niet leiden tot een gerechtvaardigde wraking. Een dergelijke beslissing levert op zichzelf geen feiten of omstandigheden op die de rechterlijke onpartijdigheid in de zin van de hiervoor vermelde bepaling raken. Dit is alleen anders, wanneer die beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert als hiervoor genoemd. In het onderhavige geval is hiervan niet gebleken. Voor zover verzoeker de juridische houdbaarheid van deze procesbeslissing zou betwisten, is de rechtbank van oordeel dat dit zo nodig in hoger beroep aan de orde kan worden gesteld en dus niet als grond voor wraking kan dienen.
3.5.
Gelet op het voorgaande komt de wrakingskamer tot het oordeel dat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in rechtsoverweging 3.1.. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. M.C.G.J. van Well (voorzitter), H.P.M. Kester en M.P.C.J. van Bavel (rechters) in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.J.W. Lambregts en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.