ECLI:NL:RBGEL:2015:452

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
274296
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stadionverbod opgelegd aan voormalig aandeelhouder van Vitesse wegens bedreigingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, voormalig grootaandeelhouder van de voetbalclub Vitesse, en de besloten vennootschap Vitesse. De eiser vorderde een verbod op het stadionverbod dat hem door Vitesse was opgelegd, naar aanleiding van bedreigingen die hij had geuit aan de algemeen directeur van de club. De rechter oordeelde dat Vitesse op grond van haar huisrecht bevoegd was om een stadionverbod op te leggen, los van de KNVB-regels. De rechter concludeerde dat de bedreigingen van de eiser voldoende grond vormden voor het stadionverbod van 36 maanden. De eiser had herhaaldelijk bedreigingen geuit, waaronder het dreigen met geweld, wat leidde tot de conclusie dat Vitesse in redelijkheid het stadionverbod kon opleggen. De vorderingen van de eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/274296 / KG ZA 14-628
Vonnis in kort geding van 27 januari 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te Arnhem,
eiser,
advocaat mr. M. Ellens te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. VITESSE,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Vitesse genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Vitesse.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vitesse is een Nederlands Betaald Voetbalorganisatie (BVO), die uitkomt in de Nederlandse Eredivisie, welke door de KNVB wordt georganiseerd.
2.2.
De KNVB hanteert standaardvoorwaarden die verbindend zijn voor ieder die een toegangsbewijs of seizoen club card koopt en/of verkrijgt, alsmede voor het publiek dat een evenement, zoals voetbalwedstrijd waaraan een club deelneemt, bijwoont. In artikel 10.2 van deze voorwaarden is opgenomen dat de KNVB in bepaalde gevallen een stadionverbod kan opleggen en dat dit onverlet laat de bevoegdheid van Clubs om (lokale) stadionverboden op te leggen. Bij het opleggen van stadionverboden hanteert de KNVB een Richtlijn termijn stadionverbod, laatstelijk vastgelegd voor seizoen 2014/’15.
2.3.
Het Gelredome hanteert algemene voorwaarden, dat zijn de ‘Huisregels GelreDome’. Deze huisregels zijn van toepassing op de bezoekers van het Gelredome. In hoofdstuk 3, artikel 2, is bepaald dat het Gelredome in bepaalde gevallen een bezoeker een stadionverbod voor het Gelredome kan opleggen.
2.4.
Op de website van de KNVB is over het stadionverbod onder meer het volgende opgenomen:
Volmacht
De betaaldvoetbalorganisaties hebben de KNVB gemachtigd om hun recht om personen de toegang tot hun stadion te ontzeggen (op grond van het zogeheten huisrecht) uit te oefenen. Hierdoor is de KNVB in staat om – zelfs indien geen sprake is van een contractuele relatie tussen de KNVB en een supporter – een landelijk stadionverbod op te leggen.
2.5.
[eiser] is per 12 augustus 2010 grootaandeelhouder geworden van Vitesse via Houdstermaatschappij Vitesse B.V. Daarnaast is [eiser] per 1 oktober 2010 voorzitter van de Raad van Commissarissen van Vitesse geworden. Als directeur van Vitesse werd de heer [naam] aangesteld, een toenmalig goede vriend van [eiser].
2.6.
In de tweede seizoenshelft van het seizoen 2012/2013 zijn er in de verhouding tussen [eiser] en de investeerders in Vitesse spanningen ontstaan. In mei 2013 is in plaats van [naam] de heer [naam] (hierna: [naam] aangesteld als directeur.
2.7.
Per 22 oktober 2013 heeft [eiser] zijn aandelen in Vitesse overgedaan aan de heer[naam]. Per 23 oktober 2013 is [eiser] uitgeschreven als bestuurder van de houdstermaatschappij en op 2 december 2013 eindigde het lidmaatschap van de Raad van Commissarissen van Vitesse voor [eiser].
2.8.
Op 12 februari 2014 heeft [naam] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [eiser]. In het proces-verbaal van aangifte is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
(…)
Op donderdag 3 oktober 2013 is [naam] persvoorlichter van Vitesse, naar de woning van [eiser] gegaan. [eiser] wilde namelijk de papieren omtrent de aandelenoverdracht niet tekenen. [naam] is naar zijn woning gegaan om polshoogte te nemen en aan te horen wat er nou precies speelde, omdat [eiser] boos was over de aandelenoverdracht. Hoe deze boosheid zich uitte en waar dit uit voortkwam is mij onduidelijk.
[naam] is bij de woning van [eiser] aangekomen en heeft hem gesproken. [eiser]heeft zijn woede toen geuit en dit was op mij gericht. Hij heeft tegen [naam] gezegd dat hij heel kwaad was en mij niet meer wilde spreken en niet meer wilde zien. Dat heeft [naam] mij op dat moment verteld. Ik was daar verwonderd over, omdat ik geen partij was in de aandelenoverdracht en er geen rol van betekenis in heb gespeeld.
Op donderdag 8 oktober 2013 ging ik met het vliegtuig op zakenreis naar Londen, met [naam]onze technisch directeur. Hij sprak mij aan en sprak zijn verwondering uit over het feit dat ik zo rustig bleef onder de boosheid van [eiser]. Ik vroeg hem waarom en toen bleek dat ik het halve verhaal van [naam] maar had gehoord.
[naam] vertelde mij dat hij van [naam] had gehoord dat [eiser] had gezegd dat hij mij wat aan wilde doen en dat hij dit wel op de “Georgian way” zou oplossen. [eiser] is een Georgiér en communiceert in de Engelse taal. Ik kon me wel een voorstelling maken wat hij bedoelde met “the Georgian way” en ik werd daar onrustig van. Ik heb toen direct contact opgenomen met [naam] en haar gevraagd of wat [naam] mij vertelde waar was. Zij bevestigde dat.
(…)
Op 7 december 2013 was er een uitwedstrijd van Vitesse bij PSV (Eindhoven). Kort voordat de wedstrijd begon, kwam [naam] het ereterras op. [naam] sprak mij aan en liet mij weten dat [eiser] mij wilde spreken. Ik liep mee en bij de bar stond [eiser]op mij te wachten. Ik zag [naam] en [naam]naast [eiser]staan. [naam] is de persoonlijke assistent van [eiser] Dat was zij ook in de tijd dat [eiser]bij Vitesse werkzaam was. Beiden luisterden mee met het gesprek tussen [eiser]en mij.
[eiser]begon met een enorme stemverheffing te schelden. Hij zei letterlijk: “I will not talk to you anymore, you are nothing to me. If I want I will come and get you.” [eiser]gaf aan dat ik niet begreep hoeveel “obligations” hij nog heft naar allerlei personen. Zonder op mijn antwoord te wachten verliet hij de bar en liet hij mij verbijsterd achter.
(…)
Op maandag 10 februari 2014 verscheen [naam] niet op haar werk. We hebben toen direct weer een brief uit mijn naam gestuurd. Hierin hebben we [naam] laten weten dat ze woensdag 12 februari 2014 op haar werk moest komen en anders tot ontbinding van het contract zouden overgaan. Ik wil opmerken dat de brieven door onze jurist [naam] zijn opgemaakt en ik heb deze ondertekend.
De brief heeft [naam] ontvangen per mail. [eiser]heeft maandag 10 februari 2014 met [naam], mijn secretaresse, gebeld nadat hij de brief had gelezen. [eiser]heeft toen het volgende gezegd: “I will come over to Papendal with [naam] and will cut off the fingers of[naam]”. [eiser]heeft dit vijf keer herhaald. Deze woorden heeft hij tegen [naam] gezegd.
(…).
2.9.
De politie heeft [eiser] vervolgens op of omstreeks 17 maart 2014 gehoord.
2.10.
[naam] heeft vanwege de bedreigingen door [eiser] op enig moment politiebescherming gekregen.
2.11.
Per brieven van 27 maart 2014 heeft Vitesse [eiser] meegedeeld dat hij vanwege zijn ‘recente gedragingen’ voor een periode van 36 maanden niet meer welkom is rondom voetbalwedstrijden van Vitesse op het terrein van en in stadion Gelredome en op het trainingscomplex aan de Papendallaan 40. De brieven vermelden verder dat indien [eiser] daar toch wordt aangetroffen, hij zal worden aangehouden terzake van huisvredebreuk.
2.12.
Op 28 augustus 2014 heeft [naam] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [eiser].
2.13.
In een proces-verbaal van voortzetting voorlopig getuigenverhoor, gehouden op 25 november 2014, in de zaak met zaaknummer C/13/560422 / HA RK 14-55, bij de rechtbank Amsterdam, is een verklaring van [naam]opgenomen. In deze verklaring staat onder meer het volgende:
(…)
U houdt mij voor dat tijdens de wedstrijd PSV-Vitesse op 7 december 2013 [eiser] tegen [naam] zou hebben geschreeuwd: ‘I will not talk to you anymore, you are nothing to me. If I want I will come and get you.’ Het eerste deel zei hij wel. Het tweede deel ‘If I want I will come and get you’ kan ik mij niet herinneren. Toen we bij de skybox aankwamen werd er door een steward van PSV gezegd dat we daar niet welkom waren. Dit zou geen probleem zijn geweest als we hierover eerder waren geïnformeerd. [eiser] heeft toen aan [naam] gevraagd om [naam] te bellen. [eiser] zei tegen [naam]: ‘Jij bent niet de persoon die beslist waar ik moet zitten’. Ik kon het niet goed horen vanwege de luide muziek.
2.14.
Op 2 december 2014 heeft [eiser] de volgende tweet op zijn Twitteraccount geplaatst:
RKC on the Rhine.  (everyone who did it, deserved to cut off not only fingers but heads as well). And not only in Holland of course.
2.15.
Bij brief van 17 december 2014 heeft de hoofdofficier van justitie, voor zover hier van belang, het volgende aan de advocaat van Vitesse geschreven:
Uit het strafdossier tegen de heer [eiser] zal ik u de aangifte van dhr. [naam] doen toekomen. Verder kan ik u meedelen dat de strafzaak inmiddels is afgedaan middels een TOM-zitting. Betrokkene heeft een taakstraf opgelegd gekregen. Het niet voltooien van de taakstraf zal leiden tot verdere strafvervolging.
De taakstraf is door betrokkene inmiddels volbracht.
2.16.
In een schriftelijke verklaring van 6 januari 2015 heeft mevrouw [naam] het volgende verklaard:
Op 10 februari 2014 werd ik rond het middaguur gebeld door [naam] personal assistant van [eiser]. Met de boodschap dat [eiser]mij graag even aan de telefoon wilde werd de telefoon doorgegeven.
[eiser]vroeg mij aan [naam] de boodschap over te brengen dat hij samen met [naam] naar de afspraak bij[naam] zou komen. Zijn woorden waren: ‘Tell[naam] that I will come to the office too and that I will cut of his fingers’. [eiser]was geagiteerd over de aan [naam] opgelegde verplichting om zich op kantoor te melden.
Hij riep dat[naam] niet het recht had zich om zich met [naam] te bemoeien en dat hij mee zou komen om dat duidelijk te maken. ‘Tell him that I will cut off his fingers’ werd nog zeker vier keer herhaald. Een gedeelte van het gesprek is eveneens gehoord door collega [naam] Op het moment van het telefoongesprek zaten we te lunchen. De toon van [eiser]was zeer luid.
Ik heb [eiser]geantwoord dat ik de boodschap over zou brengen en daarmee werd het telefoongesprek beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, primair Vitesse te verbieden uitvoering te geven aan het op 17 maart 2014 aan [eiser] opgelegde verbod met betrekking tot het bijwonen en/of bezoeken van voetbalwedstrijden op het terrein van en in stadion Gelredome en tot het bezoeken van het trainingscomplex te Papendallaan 40 te Arnhem, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding en subsidiair dat het primair gevorderde aan Vitesse wordt opgelegd in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure over de rechtmatigheid van de op 17 maart 2014 opgelegde verboden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding. Daarnaast vordert [eiser] Vitesse te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Vitesse voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Het spoedeisend belang van [eiser] vloeit voldoende uit zijn stellingen en uit de aard van het gevorderde voort. [eiser] komt immers op tegen het hem opgelegde verbod bij voetbalevenementen in Geldredome en op Papendal aanwezig te zijn, omdat er volgens hem geen goede gronden zijn hem het recht daarbij aanwezig te zijn ontzeggen. Degene die tegen een dergelijke voortdurende in zijn visie: onrechtmatige toestand opkomt, heeft daarbij in beginsel een spoedeisend belang. Het enkele feit dat [eiser] daarmee circa driekwart jaar heeft gewacht, maakt dat niet anders (HR 23 januari 1998, NJ 2000,544 en HR 29 november 2002, NJ 2003,78).
4.2
Ter beoordeling staat of er voor het door Vitesse opgelegde stadionverbod (waaronder verder wordt begrepen zowel het verbod om in Geldredome voetbalevenementen bij te wonen als op Papendal aanwezig te zijn, tenzij anders vermeld) feitelijk en juridisch voldoende gronden zijn. Vitesse heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat haar de bevoegdheid tot het opleggen van het onderhavige stadionverbod toekomt op grond van haar zogenoemde huisrecht. Dat standpunt is in beginsel juist. Vitesse heeft ter zitting onbetwist aangevoerd dat zij op grond van huurovereenkomsten een gebruiksrecht van Geldredome en van Papendal heeft. Aan dat gebruiksrecht kan zij de bevoegdheid ontlenen derden de toegang te ontzeggen of aan de toestemming tot toegang beperkingen te verbinden. Aangenomen moet worden dat Vitesse dat huisrecht in beginsel als zelfstandige grond voor een stadionverbod kan inroepen, los van de KNVB-regeling voor stadionverboden en haar eigen regeling voor lokale stadionverboden. Dat geldt in ieder geval indien het gaat om situaties die niet (zonder meer) te brengen zijn onder deze laatste regelingen, die bij uitstek betrekking hebben op wangedrag dat gerelateerd is aan het bijwonen van voetbalevenementen. De uitoefening van het huisrecht is niet onbeperkt. Een voetbalstadion is immers in beginsel voor publiek toegankelijk en heeft een maatschappelijke functie. Voor een ontzegging of beperking van de toegang zal de eis moeten worden gesteld dat Vitesse daartoe alle omstandigheden in aanmerking genomen in redelijkheid heeft kunnen overgaan.
4.3
Anders dan [eiser] heeft bepleit, valt niet in te zien dat Vitesse het haar toekomende huisrecht voor een lokaal stadionverbod niet meer kon uitoefenen omdat daartoe een volmacht aan de KNVB is verstrekt. Verlening van een volmacht impliceert niet dat de volmachtgever zelf niet langer bevoegd is de rechtshandelingen te verrichten waarvoor de volmacht is verstrekt. Het staat de volmachtgever en de gevolmachtigde uiteraard vrij dat wel overeen te komen, maar uit niets blijkt dat KNVB en Vitesse dat zijn overeengekomen. Vitesse had dus in beginsel de bevoegdheid op grond van haar huisrecht zelf aan [eiser] een lokaal stadionverbod op te leggen. In beginsel mag worden verlangd dat bij het opleggen van zo’n verbod duidelijk wordt gemaakt op grond van welke feiten en omstandigheden (waaronder de gedragingen van degene aan wie het verbod wordt opgelegd) dat verbod wordt gegeven. De opgave van redenen door Vitesse in de brieven van 17 maart 2014 was uiterst summier: ‘vanwege uw recente gedragingen’. Het moet voor [eiser] echter duidelijk zijn geweest dat met die recente gedragingen in ieder geval waren bedoeld zijn bejegeningen van algemeen directeur [naam] van Vitesse. [naam] had immers kort tevoren, op 12 februari 2014, aangifte gedaan tegen [eiser] ter zake van bedreiging, waarover [eiser] vervolgens voor of op 17 maart 2014 door de politie is gehoord. [eiser] wist dus wel waarover het ging. Of [eiser] toen ook begrepen moet hebben dat het ook om zijn bejegening van [naam] ging, kan niet worden vastgesteld. [naam] heeft in zijn aangifte tegen [eiser] niet verklaard over feitelijke voorvallen tussen [eiser] en [naam], terwijl de aangifte van [naam] pas dateert van 28 augustus 2014.
4.4
Voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] voorafgaande aan het stadionverbod herhaaldelijk bedreigingen jegens [naam] heeft geuit. Uit de aangifte van [naam] en de verklaring van mevrouw [naam] blijkt dat [eiser] op 10 februari 2014 tot vijf keer toe tegen [naam] heeft gezegd dat zij tegen[naam] ([naam]; vzr) moest zeggen dat hij op kantoor langs zou komen ‘and that I will cut off his fingers’. [eiser] heeft dat niet betwist. Dat [eiser] enkele dagen tevoren tegen [naam] heeft geschreeuwd dat hij zijn bedreigingen zou gaan waarmaken, kan niet worden vastgesteld. [eiser] ontkent dat en [naam] heeft daarvan in zijn aangifte ook geen melding gemaakt. Ondersteunend bewijs daarvoor ontbreekt. Vast staat verder dat er op 7 december 2013 een incident is geweest bij de uitwedstrijd Vitesse –PSV. [naam] heeft daarover in zijn aangifte verklaard. Het wordt bevestigd door [naam]in een verklaring van 25 november 2014 in een voorlopig getuigenverhoor voor de rechtbank Amsterdam. Zij bevestigde dat [eiser] toen tegen [naam] heeft geschreeuwd: ‘I will not talk to you any more, you are nothing to me’. Zij kon zich alleen niet herinneren dat [eiser] daaraan toegevoegd zou hebben: ‘If I want I will come and get you’. Ratiani zegt alleen dat zij het zich niet kan herinneren, maar niet dat dit niet is gezegd. De voorzieningenrechter heeft geen reden eraan te twijfelen dat [naam] heeft gehoord wat hij daarover heeft verklaard. Niet gesteld of gebleken is dat [naam] enige reden had om aangifte te gaan doen van bedreigingen die niet hebben plaatsgevonden. Verder heeft [naam] verklaard dat hij via M. Allach heeft gehoord dat [eiser] tegen [naam] de toenmalige persvoorlichtster van Vitesse, in verband met de aandelenoverdracht op 3 oktober 2013 heeft gezegd dat hij het met [naam] wel op de ‘Georgian way’ zou regelen. Dat heeft [eiser] als zodanig niet weersproken.
4.5
Dat [eiser] dit soort uitlatingen heeft gedaan, wordt bevestigd door het feit dat het OM de kwestie heeft opgepakt en het vervolgens tot een taakstraf voor [eiser] is gekomen. Of dit in het kader van een transactie (art. 74 Sr) is geweest of in het kader van een strafbeschikking (art. 257a Sv e.v.) is niet duidelijk. Het doet er ook niet zoveel toe omdat enerzijds het OM in de aangifte en het eventueel daarop gevolgde opsporingsonderzoek kennelijk aanleiding heeft gezien voor een taakstraf en [eiser] zich daartegen niet heeft verzet. Daarvoor kunnen natuurlijk verschillende redenen zijn, maar dat iemand die helemaal niets heeft misdaan vrijwillig een taakstraf ondergaat, is niet heel aannemelijk. Verder staat wel vast dat [eiser] op 2 december 2014 op Twitter aan het adres van [naam] opnieuw heeft gesuggereerd dat niet alleen zijn vingers maar ook zijn hoofd zouden moeten worden afgehakt: ‘RKC on the Rhine (everyone who did it, deserved to cut off not only fingers but heads as well)’ Onweersproken is gebleven dat [naam] is bedoeld met RKC on the Rhine en de boodschap is niet anders te lezen dan als een verwijzing naar een kennelijk al eerder gedane mededeling omtrent het afhakken van vingers, waar nu het hoofd (van [naam] nog is bijgekomen. Ook datgene wat uit de overgelegde stukken blijkt omtrent de bejegening van [naam], in het bijzonder uit diens aangifte van bedreiging tegen [eiser], bevestigt dat [eiser] gebruik maakt van dit soort uitlatingen, kennelijk jegens werknemers van Vitesse in het bijzonder. Of de uitingen van [eiser] als een bedreiging in strafrechtelijke zin kwalificeren, is niet bepalend. Voor het opgelegde stadionverbod zullen die op hun eigen merites moeten worden beoordeeld.
4.6
De raadsman van [eiser] heeft de verschillende uitlatingen tot het afhakken van vingers en hoofden betiteld als grapjes. Het zou kunnen zijn dat [eiser] dit niet serieus heeft bedoeld in die zin dat hij niet werkelijk van plan was tot uitvoering over te gaan, maar ook dan valt het grappige of de humor niet in te zien van het een ander in het vooruitzicht stellen van toebrenging van pijn, zwaar lichamelijk letsel of dood. Er is overigens geen enkele aanleiding te veronderstellen dat [naam] of anderen hebben begrepen of redelijkerwijs moesten begrijpen dat de uitingen van [eiser] niet serieus in deze zin waren bedoeld. [naam] heeft verklaard dat [naam], een (vroegere) vriend van [eiser], hem heeft gewaarschuwd dat hij de bedreigingen van [eiser] serieus moest nemen. Ook de politie heeft kennelijk aanleiding gehad die serieus te nemen, gezien het feit dat [naam] politiebescherming heeft gekregen. De uitlatingen waren onder deze omstandigheden zonder meer geschikt [naam] angst voor zijn fysieke veiligheid aan te jagen. Zulke uitlatingen die verwijzen naar het mogelijk gebruik van ernstig geweld jegens bepaalde personen zijn op zichzelf reeds ontoelaatbaar. Daarbij komt dat die uitlatingen zijn gericht, deels ook publiekelijk, aan het adres van de algemeen directeur van Vitesse. Bovendien zijn die gedaan door iemand die als voormalig meerderheidsaandeelhouder en voorzitter van de RvC gezichtsbepalend is geweest voor Vitesse en daarom (nog steeds) een voorbeeldfunctie heeft. Voor de hand ligt dat gedragingen als de onderhavige van iemand in die positie hun weerslag hebben op de goede naam en faam van Vitesse. Vitesse heeft in dat verband ook aangevoerd dat zij daarvan metterdaad nadeel ondervind. Onder al deze omstandigheden kon Vitesse in redelijkheid besluiten [eiser] de toegang tot Gelredome en Papendal te ontzeggen. Gezien de ernst van dit een en ander heeft Vitesse in redelijkheid ook kunnen besluiten tot een stadionverbod voor de duur van 36 maanden. Voor een beperking in de duur daarvan alsnog heeft Vitesse begrijpelijkerwijs geen grond gezien nu [eiser] ondanks het stadionverbod en zijn taakstraf in december 2014 opnieuw bedreigingen heeft geuit.
4.7
Reeds op deze gronden houdt het stadionverbod stand. Of het verbod ook gegeven had kunnen worden op grond van de KNVB-regels en de huisregels van Vitesse voor een lokaal stadionverbod kan verder onbesproken blijven. In het midden kan verder ook blijven of de diverse uitingen en uitlatingen hebben plaatsgevonden rondom voetbalwedstrijden. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden biedt het huisrecht van Vitesse voldoende grond voor het stadionverbod. Dat dit, voor zover het Gelredome betreft, is gegeven ‘rondom voetbalwedstrijden’ is hiermee niet in strijd omdat het Vitesse vrij staat het verbod daartoe te beperken.
4.8
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Vitesse worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Vitesse tot op heden begroot op € 1.429,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.