ECLI:NL:RBGEL:2015:4463

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 2458
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde H.M. van Vliet, had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om toegang te krijgen tot dossiers en documentatie met betrekking tot bepaalde adressen en een terrein. Eiseres stelde dat de gemeente Arnhem niet tijdig had beslist op haar aanvraag en dat zij recht had op een dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank overwoog dat de gemeente op 31 oktober 2014 had gereageerd op het verzoek van eiseres en dat er daarmee een besluit was genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van het niet tijdig nemen van een besluit, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had geen beroep ingesteld tegen het besluit van 31 oktober 2014, waardoor de rechtbank niet kon oordelen over de rechtmatigheid van dat besluit in deze procedure.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen grond was voor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank benadrukte dat de stelling van eiseres over het ontvangen van onjuiste documenten niet aan de orde kon komen, aangezien dit niet binnen de huidige procedure kon worden behandeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/2458
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiseres], te Arnhem, eiseres
(gemachtigde: H.M. van Vliet),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhemte Arnhem, verweerder.

1.Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, het beroep kennelijk ongegrond is, of het beroep kennelijk gegrond is.
Bij brief van 18 augustus 2014 heeft eiseres met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur, verzocht om alle bij de gemeentelijke afdelingen bekende dossiers en documentatie te verstrekken danwel ter inzage te leggen, die betrekking hebben op [naam] , c.q. de adressen [adres 1] , [adres 2] [adres 3] , alsmede het naastgelegen terrein van [naam terrein] voor zover van toepassing.
Bij een op 17 oktober 2014 bij verweerder ingekomen formulier dwangsom bij niet tijdig beslissen is verweerder erop gewezen dat de termijn voor het beslissen op aanvraag op 15 oktober 2014 is verstreken en wanneer verweerder niet binnen twee weken alsnog een besluit neemt, verweerder een dwangsom verschuldigd is.
Bij besluit van 31 oktober 2014 heeft verweerder op de aanvraag beslist. Op 30 oktober 2014 zijn de stukken ter inzage gelegd en heeft eiseres van relevante fysiek gearchiveerde documenten en van alle digitaal gearchiveerde documenten kopieën ontvangen. Bij dit besluit is eiseres voorts in het bezit gesteld van de verzochte (onder)mandaatbesluiten. Het verzoek om een dwangsom te bepalen is bij dit besluit afgewezen.
Namens eiseres is op 6 mei 2015 beroep ingesteld tegen het niet nemen van het besluit op aanvraag op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en het niet vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij besluit van 31 oktober 2014 heeft gereageerd op het verzoek van eiseres alsmede over het verschuldigd zijn van een dwangsom. Daarmee is op de aanvraag beslist en een besluit omtrent de dwangsom genomen. Van het niet tijdig nemen van een besluit, als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De stelling van eiseres dat zij niet de juiste documenten heeft gekregen, betreffen de rechtmatigheid van het besluit van 31 oktober 2014. Dat kan in deze procedure niet aan de orde komen, omdat tegen dat besluit geen beroep is ingesteld en het beroep ook van rechtswege daartegen niet gericht is, nu het beroep niet tijdig niet-ontvankelijk is.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb wordt als volgt beslist.

2.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid van H. de Groot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum verzet doen bij de Rechtbank Gelderland, bestuursrecht, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. De indiener van het verzet kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Bij het doen van het verzet dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het verzetschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het verzetschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen verzet wordt gedaan;
d. de gronden van het verzet.