In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde H.M. van Vliet, had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om toegang te krijgen tot dossiers en documentatie met betrekking tot bepaalde adressen en een terrein. Eiseres stelde dat de gemeente Arnhem niet tijdig had beslist op haar aanvraag en dat zij recht had op een dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank overwoog dat de gemeente op 31 oktober 2014 had gereageerd op het verzoek van eiseres en dat er daarmee een besluit was genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van het niet tijdig nemen van een besluit, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had geen beroep ingesteld tegen het besluit van 31 oktober 2014, waardoor de rechtbank niet kon oordelen over de rechtmatigheid van dat besluit in deze procedure.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen grond was voor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank benadrukte dat de stelling van eiseres over het ontvangen van onjuiste documenten niet aan de orde kon komen, aangezien dit niet binnen de huidige procedure kon worden behandeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak.