ECLI:NL:RBGEL:2015:4406

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
279517
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van woning na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland werd behandeld, vorderde de vrouw, na een beëindigde affectieve relatie met de man, machtiging om de gezamenlijke woning te verkopen. De partijen hadden samen een woning gekocht en een hypothecaire lening afgesloten bij ABN Amro. Na de beëindiging van hun relatie in 2012, had de vrouw de woning verlaten, maar bleef zij hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheek. De man had zich in een overeenkomst verplicht om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan, maar dit was niet gebeurd. De bank had inmiddels een betalingsachterstand geconstateerd en dreigde met executie van de woning.

De vrouw vorderde in kort geding dat de man zou aantonen dat hij voldoende inspanningen had geleverd om haar uit de aansprakelijkheid te ontslaan, en dat hij de achterstand zou betalen. De man voerde aan dat er mondeling een forumkeuze was gemaakt voor de rechtbank Den Haag, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet rechtsgeldig was zonder schriftelijk bewijs. De spoedeisendheid van de zaak werd onderbouwd door de dreigende executie door de bank.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw belang had bij een snelle verkoop van de woning om verdere financiële schade te voorkomen. De vrouw werd gemachtigd om de woning te gelde te maken, waarbij de bank de verkopende makelaar zou aanwijzen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 28 april 2015 door mr. R.J.B. Boonekamp.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/279517 / KG ZA 15-102 / 57 / 812
Vonnis in kort geding van 28 april 2015
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. H.M. van Aarsen te Maastricht,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Tijdens het bestaan van deze relatie hebben partijen samen een woning aan de [adres] 50 te [woonplaats] gekocht. In verband met de aankoop van dit pand hebben partijen een geldleningsovereenkomst gesloten met ABN Amro voor een bedrag van € 430.000,00 en hebben zij terzake van deze geldlening op de woning een recht van hypotheek aan ABN Amro verleend.
2.2.
In 2012 is de relatie van partijen geëindigd. De vrouw heeft de woning verlaten. In de overeenkomst van 16 november 2012 hebben partijen de gevolgen van het beëindigen van de relatie geregeld. In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
5: Ten aanzien van de woning aan de [adres] 50 te [woonplaats]:
(…)
5.4 –
Beide partijen verplichten zich alle medewerking te verlenen en inspanningen te verrichten, om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid inzake de hypothecaire geldlening te doen ontslaan, zodat de man de enige gerechtigde (tot lusten) en plichtige (tot lasten) is/zal zijn. Met name de man zal zich inspannen, om de aansprakelijkheid van de vrouw jegens de hypotheekbank ABN-AMRO te doen eindigen, zulks zo mogelijk op de kortst mogelijke termijn. De vrouw is bekend met de financiële situatie van de man, de huidige woningmarkt en de houding van financiers in dat kader. De man zal de vrouw ter zake zoveel mogelijk vrijwaren.
(…)
5.8 –
De man neemt de hypothecaire verplichtingen vanaf 01 november 2012 verdergaand op zich (waarbij de man – zolang het dienstverband met de vrouw formeel voortduurt – gebruik kan maken van betaling via salaris c.a.) en vrijwaart de vrouw tegen eventuele aanspraken van derden en/of de hypotheekhouder te dezer zake.
(…)
2.3.
Op 27 januari 2015 heeft ABN Amro de in executoriale vorm uitgegeven grosse van de notariële akte tot geldlening met hypotheekstelling aan de man en de vrouw laten betekenen. De bank heeft partijen daarbij bevel gedaan over te gaan tot betaling van € 430.000,- in hoofdsom, € 17.776,22 aan achterstand tot en met 6 januari 2015, en verder buitengerechtelijke kosten en rente.
2.4.
Per brief van 11 februari 2015 heeft het door de bank ingeschakelde notariskantoor aan de vrouw meegedeeld dat het verzuim in betaling zou kunnen leiden tot een executieveiling van de woning. Namens de bank wordt de vrouw verzocht om een volmacht aan de bank te verlenen om tot verkoop en levering van de woning te komen.
2.5.
Per e-mail van 13 februari 2015 heeft de vrouw de notaris van de bank bericht bereid te zijn de volmacht te verlenen.
2.6.
De notaris heeft dezelfde dag per e-mail geantwoord dat hij van de man nog geen bericht had gekregen.
2.7.
De vrouw heeft bij de rechtbank Limburg een kort geding tegen de man aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 2 maart 2015 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de zaak op de voet van artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie ambtshalve verwezen in de stand waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem.
2.8.
De bank is voornemens beslag te doen leggen op het loon van de vrouw.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
de man te bevelen om binnen twee weken na het wijzen van dit vonnis, met justificatoire bescheiden van de man en van de ABN Amro Bank NV aan te tonen dat de man zich voldoende heeft ingespannen om te bewerken dat de vrouw door de ABN Amro Bank NV ontslagen wordt uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening op het pand [adres] no. 50 te [woonplaats], zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de man in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
de man te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis ofwel al hetgeen de man verschuldigd is aan de ABN Amro Bank NV uit hoofde van de hypothecaire geldlening met betrekking tot het pand [adres] no. 50, te voldoen en daarvan justificatoire bescheiden aan de vrouw te doen toekomen, ofwel om binnen een week na betekening van dit vonnis met justificatoire bescheiden van de ABN Amro Bank NV aan te tonen dat ABN Amro Bank NV afziet van haar vorderingen op de vrouw, zoals die bij deurwaardersexploot van 27 januari 2015 zijn betekend aan de vrouw, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat de man in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
de vrouw ex artikel 3:174 BW te machtigen tot het te gelde maken van de woning van partijen aan de [adres] no. 50 te [woonplaats], in die zin dat zij als deelgenoot en als vertegenwoordiger van de man, gemachtigd zal zijn om aan de ABN Amro Bank NV toestemming c.q. volmacht te geven om over te gaan tot verkoop en levering van het pand aan de [adres] no. 50 te [woonplaats], waarbij de bank de verkopende makelaar zal aanwijzen en waarbij de makelaar de vraag en koop/laatprijs zal bepalen;
kosten rechtens.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens de man zijn partijen mondeling overeengekomen dat de rechtbank Den Haag bevoegd is om van gedingen tussen partijen kennis te nemen. Dit beroep op de relatieve onbevoegdheid van de voorzieningenrechter kan niet slagen. Op zichzelf genomen hoeft een forumkeuzebeding niet schriftelijk te worden overeengekomen. Wordt dit forumkeuzebeding echter betwist, zoals hier door de vrouw, dan kan volgens het derde lid van artikel 108 Rv dat beding alleen door een geschrift worden bewezen. Een mondelinge overeenkomst die eventueel door getuigen zou kunnen worden bevestigd is onvoldoende. De man kan dus niet verlangen tot bewijslevering te worden toegelaten, noch daargelaten dat een kort geding zich niet voor bewijslevering leent. Van een rechtsgeldige keuze voor de rechtbank Den Haag, kan dus niet worden uitgegaan. De voorzieningenrechter acht zich op grond van het verwijzingsvonnis van 2 maart 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg dan ook bevoegd om van deze zaak kennis te nemen.
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit in voldoende mate voort uit de stellingen van de vrouw. Er is een forse betalingsachterstand ontstaan en de bank heeft in verband daarmee de geldlening opgeëist, is tot invorderingsmaatregelen overgegaan en is voornemens beslag op het loon van de vrouw te leggen. Hiermee is de spoedeisendheid gegeven.
4.3.
In dit kort geding staat vast dat een aanzienlijk betalingsachterstand is ontstaan, dat de bank de hypothecaire geldlening heeft opgeëist en tot parate executie van de woning wil overgaan. De man stelt dat hij onvoldoende financiële middelen heeft om de hypotheekachterstand te voldoen en om lopende termijnen te betalen. Gevreesd moet daarom worden dat de achterstand nog verder zal oplopen. Aangezien de verplichtingen die de man in de onder 2.2 bedoelde overeenkomst op zich heeft genomen er niet toe hebben geleid dat de vrouw uit de hoofdelijkheid is ontslagen, noch dat de man aan de hypothecaire verplichtingen jegens de bank heeft voldaan en niet aannemelijk is dat de man aan zijn verplichtingen alsnog op korte termijn zal kunnen of willen voldoen, heeft de vrouw er thans als mede-eigenaar van de woning en hoofdelijk schuldenaar belang bij dat de woning zo snel mogelijk voor een behoorlijke prijs wordt verkocht, zodat de hypotheekschuld daaruit zoveel mogelijk kan worden voldaan, zonder dat de schuld verder oploopt. Het moet onvermijdelijk worden geacht dat de woning daartoe moet worden verkocht en wel onderhands om te voorkomen dat de executieverkoop via de veiling zal moeten plaatsvinden met het risico van een veel geringere opbrengst. De machtiging tot het te gelde maken van de woning is dan ook in principe toewijsbaar, waarbij wordt aangenomen dat de vrouw de woning aan de [adres] 50 bedoeld in plaats van de [adres] 50 zoals in de akte vermeerdering van eis genoemd. Het is in het kader van die machtiging op zichzelf toelaatbaar dat de vrouw het te gelde maken via een verkoop door middel van volmacht aan de bank wil laten plaatsvinden. De man is kennelijk niet bereid de daartoe benodigde volmacht aan de bank te verstrekken. Het verweer van de man dat banken zich niet van goede makelaars bedienen en geen enkele moeite doen om een hoge opbrengst te realiseren, is te algemeen en te ongespecificeerd om als verweer te kunnen dienen en moet daarom worden gepasseerd. De man heeft ook geen voorstel gedaan voor een andere makelaar en zich overigens ook niet bereid verklaard aan de verkoop van de woning mee te werken. Gezien het voorgaande en de toewijsbaarheid van het hiervoor bedoelde onderdeel van het gevorderde heeft de vrouw thans onvoldoende belang bij toewijzing van het gevorderde onder 1 en 2. Als na verkoop van de woning en voldoening van de hypotheekschuld uit de opbrengst mocht blijken dat er nog een restschuld is, dan kan de vrouw zo nodig opnieuw in een procedure aan de orde stellen dat de man ten aanzien van die eventuele restschuld dient te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van 16 november 2012.
4.4.
Het gevorderde is dus toewijsbaar zoals hierna te bepalen. Al hetgeen de man overigens heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Gelet op de (verbroken) affectieve relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt de vrouw op grond van artikel 3:174 BW tot het te gelde maken van de woning aan de [adres] 50 te [postcode] [woonplaats], in die zin dat zij als deelgenoot en als vertegenwoordiger van de man, gemachtigd zal zijn om aan de ABN Amro Bank NV toestemming c.q. volmacht te geven om over te gaan tot verkoop en levering van de woning, waarbij de bank de verkopend makelaar zal aanwijzen en waarbij de makelaar de vraag en koop/laatprijs zal bepalen,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2015.
Coll. MBR