II. De rechtbank verzoekt verweerder te motiveren waarom er in dit geval voor is gekozen om zowel de winstuitkering als de in januari 2012 ontvangen werkgeversbijdrage eenmalige zorg Agis maandelijks toe te rekenen aan het gehele jaar 2012 en niet slechts aan de maand waarin bedoelde bedragen daadwerkelijk door eiseres zijn ontvangen. Ter zitting heeft verweerder zich beroepen op interne richtlijnen. De rechtbank verzoekt verweerder om inzicht te verschaffen in deze interne richtlijnen om enerzijds deze richtlijnen te kunnen toetsen en anderzijds te kunnen beoordelen of er sprake is van een bestendige gedragslijn van verweerder.
4. Bij brief van 5 januari 2015 heeft verweerder op deze vragen gereageerd door te stellen dat het bij artikel 44 van de WAO niet alleen gaat om het korten van verdiensten, maar ook om het bepalen van de fictieve mate van arbeidsongeschiktheid. Deze fictieve mate van arbeidsongeschiktheid kan niet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen in een bepaald tijdvak is uitbetaald. Het accent ligt dus op hetgeen betroken kan verdienen. Voorts wijst verweerder erop dat eiseres bij brief van 27 oktober 2014 heeft gesteld dat zij zich kan vinden in het korten van de inkomsten op haar uitkering, zodat het geschil alleen betrekking heeft op de perioden waarover deze inkomsten moeten worden toegerekend. Voorts heeft verweerder een aantal pagina’s uit het interne handboek bijgevoegd.
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres niet betwist dat de betrokken inkomsten zijn genoten. Het geschil heeft daarom alleen betrekking op de periode waarover die inkomsten moeten worden toegerekend, zodat verweerder op basis van dit inkomen een mate van arbeidsongeschiktheid kan berekenen, de zogenaamde fictieve schatting, op basis waarvan uitbetaling van de uitkering plaatsvindt, zoals verweerder ook nog eens aangeeft in de brief van 5 januari 2015.
Op de vraag die de rechtbank beantwoord wilde zien, geeft deze brief van 5 januari 2015 echter geen antwoord. Uit het door verweerder ingebrachte afschrift van het interne handboek blijkt niet meer dan dat de toepassing van de loon-over systematiek, die geldt bij het bepalen van het inkomen in het kader van artikel 44 van de WAO, inhoudt dat het inkomen dat in een bepaald periode wordt ontvangen, toegerekend wordt aan de periode waarvoor het is bedoeld. Waarom de winstuitkering dan wel de werkgeversbijdrage eenmalige zorg bedoeld is voor en moet worden toegerekend aan alle maanden van 2012, blijkt echter niet uit die interne richtlijnen en is door verweerder in zijn brief van 5 januari 2015 ook niet nader toegelicht. Daarbij heeft verweerder, anders dan verzocht, ook geen aandacht besteed aan vraag van de rechtbank om daarbij de fiscale wet- en regelgeving te betrekken. Dit omdat in het kader van de systematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ter zake alsmede in wetsvoorstel 33988 (Tweede Kamer, 2014-2015, 33 988, nr 11, zie in het bijzonder pagina 8), strekkende tot aanpassing van artikel 44 van de WAO, uitgangspunt is dat loon wordt geacht te zijn genoten over het aangiftetijdvak waarover de werkgever van het loon opgave heeft gedaan.
Kortom, de wet noch enige andere regeling geeft regels over de wijze waarop verweerder de betrokken betalingen dient toe te rekenen aan een bepaalde periode. Wel is uitgangspunt van de regelgeving dat aangesloten wordt bij het aangiftetijdvak. In dat licht bezien is de rechtbank van oordeel dat in het bestreden besluit in strijd is met (de systematiek van) artikel 44 van de WAO omdat de betrokken winstuitkering en werkgeversbijdrage eenmalige zorg niet zijn toegerekend aan de maand waarin deze uitkeringen zijn uitbetaald maar ten onrechte zijn toegerekend aan alle maanden over het jaar 2012. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Aan de overige beroepsgronden en komt de rechtbank dan niet toe.
6. Om het geschil definitief te beslechten ziet de rechtbank aanleiding verweerder op te dragen een nieuwe besluit op bezwaar te nemen waarin de betrokken winstuitkering en werkgeversbijdrage eenmalige zorg overeenkomstig de wettelijke uitgangspunten worden toegerekend aan de maand waarin deze uitkeringen zijn ontvangen, te weten juni 2013 en januari 2012.
7. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 1225,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, en 0,5 punt voor de schriftelijke uiteenzetting na heropening, waarde per punt € 490). Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.