In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil over een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2005, opgelegd aan eiseres, [X] B.V. (thans: [Y] B.V.). De inspecteur van de Belastingdienst had een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.209.554, en daarnaast heffingsrente in rekening gebracht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslag, die door de inspecteur op 29 maart 2014 was verminderd. Eiseres heeft beroep ingesteld, waarna een procesverloop volgde met indienen van stukken en een zitting op 24 maart 2015.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat in geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd, met name of de dochter van eiseres, [H], in 2004 een onzakelijk hoge koopprijs heeft betaald voor appartementsrechten. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de werkelijke koopprijs € 1.000.000 was in plaats van de geboekte € 1.850.000. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van een verkapte winstuitdeling en dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd.
Daarnaast heeft eiseres aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn met meer dan twee jaar was overschreden en heeft de immateriële schadevergoeding vastgesteld op € 2.500, maar gematigd tot € 1.250. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 856, en het griffierecht van € 328 vergoed.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.