In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, werd behandeld, vorderde de vrouw dat de man de makelaar opdracht zou geven om de woning te koop te zetten tegen een hogere vraagprijs van € 375.000,00. De man had de woning te koop gezet voor € 350.000,00, wat de vrouw als te laag beschouwde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vraagprijs van € 350.000,00 marktconform was en voldeed aan de eisen die het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een eerder arrest had gesteld. De vrouw en de man waren in 2007 getrouwd en in 2008 gescheiden. De woning, die sinds 2008 te koop stond, was getaxeerd op € 375.000,00, maar er waren geen biedingen ontvangen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de door de man gehanteerde vraagprijs niet onredelijk was en dat de vorderingen van de vrouw moesten worden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 27 mei 2015.