ECLI:NL:RBGEL:2015:2832

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
: C/05/260488 / HZ ZA 14-89
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door falende warmte-/koude-installatie in woonwijk De Teuge

In deze zaak vorderden bewoners van de wijk De Teuge in Zutphen, vertegenwoordigd door Stichting De Teuge, schadevergoeding van Vitens N.V. en de Gemeente Zutphen. De bewoners hielden de gedaagden aansprakelijk voor schade die zij hadden geleden door een niet goed functionerende warmte-/koude-installatie (WKO-systeem) in hun woningen. De rechtbank oordeelde dat de stichting niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat de vorderingen strekten tot schadevergoeding in geld, wat niet mogelijk is via een collectieve actie volgens artikel 3:305a lid 3 BW. De vorderingen van de individuele bewoners werden eveneens afgewezen, omdat er geen sprake was van een tekortkoming of onrechtmatige daad van de zijde van Vitens of de Gemeente Zutphen. De rechtbank concludeerde dat Vitens niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen en dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd. De bewoners werden in het ongelijk gesteld en moesten de proceskosten dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Vonnis in hoofdzaken, vrijwaringen en incidenten van 29 april 2015
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/260488 / HZ ZA 14-89 van
de stichting
STICHTING DE TEUGE,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
advocaat mr. P.P.J.M. Bruens te Groningen,
tegen
1. de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
gedaagde,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/269700 / HZ ZA 14-359 van
de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
gedaagde,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/271739 / HZ ZA 14-425 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
eiseres,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
en in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/260893 / HZ ZA 14-104 van

1.[eiser A],

2.
[eiseres B],
3.
[eiser C],
4.
[eiseres D],
5.
[eiser E],
6.
[eiseres F],
allen wonende te Zutphen,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. P.P.J.M. Bruens te Groningen,
tegen
1. de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/269703 / HZ ZA 14-360 van
de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
gedaagde,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/271741 / HZ ZA 14-427 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
eiseres,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
en in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/261410 / HZ ZA 14-126 van

1.[eiser G],

2.
[eiseres H],
3.
[eiser I],
allen wonende te Zutphen,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. P.P.J.M. Bruens te Groningen
tegen
1. de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/269705 / HZ ZA 14-361 van
de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
gedaagde,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/271740 / HZ ZA 14-426 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZUTPHEN,
zetelend te Zutphen,
eiseres,
advocaat mr. R.D. Lubach te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
VITENS N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna Stichting De Teuge, [eisers A t/m F], [eisers G t/m I], Vitens en Gemeente Zutphen worden genoemd. Stichting De Teuge, [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] zullen hierna gezamenlijk ook worden aangeduid als de bewoners. [eisers A t/m F] zal ieder afzonderlijk ook worden aangeduid als [eiser A], [eiseres B], [eiser C], [eiseres D], [eiser E] en [eiseres F]. [eisers G t/m I] zal ieder afzonderlijk ook [eiser G], [eiseres H] en [eiser I] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Voor alle bovengenoemde zaken geldt dat het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 december 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in alle hoofdzaken en vrijwaringszaken en de incidenten.

2.De feiten

in zaak 14-89

2.1.
Stichting De Teuge is op 19 december 2013 opgericht en stelt zich blijkens haar statuten ten doel:
de belangen te behartigen van rechtspersonen en instellingen, aan wie één of meerdere onroerende zaken in eigendom toebehoren in de Zutphense wijk “De Teuge”, hierna ook te noemen: “de bewoners”, en die schade hebben geleden of problemen ondervinden door of als gevolg van de in die wijk geïnstalleerde collectieve installatie voor warmte en koude opslag (WKO).
2.2. 119
bewoners/eigenaren van woningen in het hierna nader omschreven project De Teuge in Zutphen hebben Stichting De Teuge gevolmachtigd om namens hen in rechte op te treden.
in de zaken 14-104 en 14-126
2.3.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] zijn eveneens bewoners/eigenaren van woningen in het project De Teuge.
verder in alle zaken
2.4.
In 2000 besloot Gemeente Zutphen om de energiearme wijk De Teuge te laten bouwen. Het project De Teuge bestaat uit 187 woningen, die van energie/warmte worden voorzien door middel van een collectieve warmte-/koudeopslaginstallatie (hierna: WKO-installatie). Alle woningen, alsmede het tapwater voor wassen, douchen enzovoort worden verwarmd door gebruik van aardwarmte. Elke woning is voorzien van een warmtepomp, die warmte aan het grondwater onttrekt om daarmee vervolgens de woning en de warmwaterboiler voor het tapwater te verwarmen.
2.5.
Ter voorbereiding op het project heeft Gemeente Zutphen een haalbaarheidsonderzoek laten uitvoeren door Brouwer Energie Consult B.V. (hierna: Brouwer). Op 8 juni 2001 heeft Brouwer een rapport uitgebracht, genaamd “Haalbaarheidsonderzoek warmtepompen voor nieuwbouwwijk “De Teuge”, Zutphen” (hierna ook: het haalbaarheidsonderzoek). Het rapport maakt melding van diverse toe te passen voorzieningen naast de WKO-installatie, zoals zongeoriënteerd bouwen met betrekking tot de stedenbouwkundige indeling en situering van de woningen, goede isolatie- en kierdichtingsvoorzieningen, hoog rendement warmteterugwinning, zonneboiler en pv-panelen. Deze aanvullende maatregelen zijn echter, onder meer vanwege het kostenaspect ervan, niet opgenomen in het uiteindelijke project.
2.6.
Op 25 februari 2002 heeft de gemeenteraad van Gemeente Zutphen besloten in te stemmen met het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders om een convenant te sluiten met Waterbedrijf Gelderland, de rechtsvoorgangster van Vitens, met betrekking tot de toepassing van aardwarmte in plangebied De Teuge.
2.7.
Op 12 maart 2002 heeft Gemeente Zutphen met Waterbedrijf Gelderland het “Convenant duurzame energie Zutphen-De Teuge” (hierna: het convenant) gesloten. Het convenant luidt, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 1 – Verplichtingen Waterbedrijf Gelderland
1.1
Ten behoeve van de warmtevoorziening voor de circa 200 woningen in het plan De Teuge worden door c.q. onder verantwoordelijkheid van Waterbedrijf Gelderland de centrale installaties en een warmtedistributieleidingnet met bijbehoren ontworpen en aangelegd, terwijl Waterbedrijf Gelderland tevens zorgdraagt voor de controle op zowel het ontwerp alsook de uitvoering (maar dus niet de uitvoering zelf) van de installaties in de woningen. Een en ander met hantering door Waterbedrijf Gelderland van haar gebruikelijke Algemene Voorwaarden Drinkwater 1994 en Aansluitvoorwaarden Drinkwater 1994 (…).Het collectieve systeem van ruimteverwarming in het plan De Teuge geschiedt door middel van warmtepompen, waarbij warmte onttrokken wordt aan het grondwater, een en ander zoals beschreven in de uitgevoerde haalbaarheidsstudie.(…)
1.2
Waterbedrijf Gelderland is eigenares van de voornoemde voorzieningen, deeluitmakend van het collectieve systeem (dat wil zeggen de centrale installaties alsmede het leidingnet tot en met het punt van de hoofdafsluiters in de woningen) en draagt zorg voor het beheer en het onderhoud daarvan. Zij draagt er bovendien zorg voor dat de bedoelde voorzieningen steeds in goede staat van onderhoud verkeren en aan hun bestemming kunnen voldoen.
(…)
1.4
Zodra de centrale installaties en het warmtedistributieleidingnet met toebehoren zijn aangelegd (door c.q. onder verantwoordelijkheid van Waterbedrijf Gelderland) alsmede de installaties in de woningen zijn aangelegd, draagt Waterbedrijf Gelderland zorg voor de aansluiting van de woningen in het plan De Teuge op het leidingnet (…).
1.5
Door de aansluiting van de woningen op het leidingnet en de ingebruikname van het collectieve systeem worden de warmtepompen in de afzonderlijke woningen doorstroomd met door Waterbedrijf Gelderland aan te leveren water (…).
1.6
Na de aanleg en de aansluiting van het collectieve systeem voor ruimteverwarming draagt Waterbedrijf Gelderland zorg voor de exploitatie van dit systeem, waartoe zij de warmtepompinstallaties in de aangesloten woningen in het plan De Teuge water aanbiedt, dat voldoet aan de in bijlage 2 neergelegde voorwaarden.
(…)
Artikel 2 – Verplichtingen Gemeente
2.1
De Gemeente draagt er zorg voor dat alle circa 200 woningen in het plan De Teuge door de betrokken projectontwikkelaars/aannemers worden opgeleverd met de voorzieningen die voor het collectieve systeem voor ruimteverwarming noodzakelijk zijn.
(…)
2.6
De woningen van het plan De Teuge worden niet aangesloten op het gasnet. Wel wordt er een hoofdleidingnet aangelegd. De kosten van aanleg van het hoofdleidingnet van ca. € 275 per woning worden in de grondprijs van de bouwgrond verdisconteerd.
(…)
Artikel 4 – Duur en beëindiging
Dit convenant treedt in werking op de datum van ondertekening en kent een looptijd van 30 jaar. Eenzijdige tussentijdse opzegging van het convenant door een van partijen is niet mogelijk.
(…)
2.8.
De als bijlage 2 bij het convenant gevoegde aansluit- en leveringsvoorwaarden luiden onder meer als volgt:
Het aanbieden van koeling in de woningen levert een belangrijke bijdrage aan de regeneratie van de bronnen en resulteert in een kleiner en dus kosten effectiever extern regeneratiesysteem. Bovendien wordt door koeling het wooncomfort verhoogd.
(…)Het LTV [1] -systeem dient geschikt te zijn voor verwarming en koeling van de wooneenheid. Als basis installatie wordt uitgegaan van:

vloerverwarming op de begane grond en badkamer

en fan coil units in de slaapkamers.
2.9.
De woningen in project De Teuge zijn in twee fasen gebouwd. Teuge 1 telt 113 woningen en is in 2004 opgeleverd, terwijl Teuge 2 is opgeleverd in 2007 en uit 74 woningen bestaat.
2.10.
Door middel van een kettingbeding hebben de bewoners zich jegens Vitens verbonden om, kort gezegd, de verplichting aangesloten te blijven op het WKO-systeem op te leggen aan opvolgende bewoners, op straffe van een aan Vitens te betalen boete van € 10.000,00, alsmede om die verplichting bij overdracht van de woning op te leggen aan de volgende eigenaar, op straffe van een aan Vitens te betalen schadevergoeding van € 25.000,00.
2.11.
Zowel na de oplevering van Teuge 1 als na de oplevering van Teuge 2 kregen diverse bewoners problemen met hun individuele warmtepomp. Er ontstonden storingen, warmtepompen gingen kapot, woningen werden niet behaaglijk verwarmd of er was geen warm tapwater.
2.12.
Op 24 januari 2006 heeft IF Technology B.V. (hierna: IF) in opdracht van Vitens, op briefpapier van Vitens, een “Systeemomschrijving” uitgebracht in verband met de intentie van Vitens om het eigendom van de energievoorzieningen in De Teuge over te dragen aan een externe partij. Het rapport luidt onder meer als volgt:
Drinkwaterbedrijf Vitens NV heeft in Zutphen een project gerealiseerd, waarbij op een duurzame manier bronwarmte en -koude wordt geleverd aan woningen in de woonwijk “De Teuge”. (…) Eén van de producten die daaruit is ontstaan is de levering van koude en warmte uit grondwater.
(…)
Deze systeemomschrijving omvat achtergrondinformatie betreffend het project en randvoorwaarden voor de warmte- en koudelevering. (…)
2.13.
Op 20 april 2011 heeft TNO een rapport uitgebracht naar aanleiding van onderzoek dat zij in opdracht van Gemeente Zutphen heeft verricht naar de problemen met het warmtepompsysteem. Het rapport luidt onder meer als volgt:
Samenvattend- De grootste knelpunten voor het warmtepompsysteem liggen bij het bronsysteem:
- structurele energieonbalans in de bodem (…)
- onherstelbare bronverstopping bij 4 van de 5 bronnen
Er zijn forse aanpassingen en investeringen vereist om deze problemen op te lossen. Het is de vraag of deze inspanning opweeg tegen het resultaat.
- (…)
2.14.
Op 14 juli 2011 heeft overleg plaatsgevonden tussen afgevaardigden van de (toenmalige) Belangenvereniging De Teuge, Vitens en Gemeente Zutphen. Tijdens dit overleg is onder meer afgesproken dat het principe van collectieve WKO wordt verlaten.
2.15.
Vanaf december 2011 heeft Vitens in De Teuge warmte geleverd door middel van een noodvoorziening, die aanvankelijk bestond uit een dieselgestookte warmtevoorziening en later uit een centraal gasgestookte installatie.
2.16.
Bij brief van 13 juni 2012 heeft Gemeente Zutphen Vitens aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het falen van het WKO-systeem. De brief luidt onder meer als volgt:
Het TNO rapport bevestigt dat Vitens zowel bij het ontwerp als bij de uitvoering en de exploitatie in gebreke is (geweest) om de verplichtingen uit de overeenkomst van 12 maart 2002 zowel naar de letter als naar de geest na te komen. Vitens is daarmee in verzuim.De vanwege dit verzuim door de gemeente Zutphen geleden en nog te lijden schade, waaronder de kosten van ambtelijke ondersteuning en juridische bijstand, is aan Vitens toe te rekenen. Voor die schade houden wij Vitens aansprakelijk.
(…)
2.17.
In september 2012 heeft een groot aantal bewoners besloten om het aan Vitens verschuldigde vastrecht nog maar voor ongeveer de helft te betalen. Bij brief van 26 september 2012 heeft Vitens aan de bewoners onder meer meegedeeld dat zij bezwaar maakt tegen deze eenzijdige verlaging van het vastrecht en dat zij het ontbrekende deel van het vastrecht zal blijven claimen zolang met de bewoners geen andere afspraken zijn gemaakt over de hoogte van het vastrecht.
2.18.
Bij brief van 25 juni 2013 heeft Vitens aan de individuele bewoners meegedeeld dat het traject voor herstel van de WKO-installatie is ingezet. In reactie hierop hebben meerdere bewoners aan Vitens meegedeeld dat zij een sterke voorkeur hebben voor een individuele energievoorziening en dat herstel van de collectieve WKO-installatie voor hen geen optie is.
2.19.
Bij brief van 1 oktober 2013 heeft Vitens de bewoners, hoewel herstel van het WKO-systeem volgens haar een reële en goede oplossing is, aangeboden over te gaan tot “verketelen” (omzetting naar verwarming door aardgas). De bewoners konden kiezen tussen ofwel een eenmalige vergoeding van € 8.250,00, waarbij de bewoners zelf een oplossing zouden regelen, ofwel ombouw naar een HR cv-ketel door Vitens en uitkering van een “coulancebedrag” van € 3.750,00. Door te kiezen voor één van beide opties zouden de bewoners Vitens finale kwijting verlenen voor alle aanspraken die mogelijk uit de “WKO-problematiek” zouden voortvloeien. Voorwaarde was verder dat minimaal 70% van de bewoners zou meedoen, omdat Gemeente Zutphen dan bereid zou zijn het convenant met Vitens te ontbinden. Zou het genoemde percentage niet worden gehaald en het convenant niet worden ontbonden, dan zou Vitens meteen starten met herstel van de WKO-installatie. Uiteindelijk is dit percentage niet gehaald. Daarmee is het aanbod van Vitens komen te vervallen. Vitens heeft het hersteltraject van de WKO-installatie voortgezet en kenbaar gemaakt dat zij het systeem zo snel mogelijk van de hand wilde doen.
2.20.
De bewoners hebben Vitens en Gemeente Zutphen herhaaldelijk, voor de laatste keer bij brief van 5 december 2013, aansprakelijk gesteld voor het falen van het WKO-systeem en de als gevolg daarvan door hen geleden schade. In deze brief hebben de bewoners ook kenbaar gemaakt dat bij hen ieder draagvlak ontbreekt voor herstel van de WKO-installatie. Zij hebben aanspraak gemaakt op een bedrag van € 4.500,00 per woning, ten behoeve van het omschakelen naar gas of een individuele WKO-installatie en bij wijze van voorschot op de schadevergoeding.
2.21.
Bij brief van 3 januari 2014 heeft Gemeente Zutphen iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.22.
Eind 2013/begin 2014 heeft Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. (hierna: Nieman) in opdracht van een aantal bewoners onderzoek verricht naar de consequenties van een alternatieve installatie. Het betreft een onderzoek naar de consequenties voor de energieprestatie, het comfort en de kosten in de woning na het vervangen van de WKO-installatie door een individuele cv-ketel. Nieman heeft hierover een aantal rapporten uitgebracht, waarin zij onder meer een overzicht van schadecomponenten heeft opgenomen.
2.23.
Bij brief van 11 april 2014 heeft Vitens de bewoners een aanbod gedaan voor een minnelijke oplossing. De bewoners konden kiezen uit twee opties. Optie A hield kort gezegd in dat Vitens aan de bewoners – per huishouden – € 4.500,00 zou betalen zodat zij daarmee een individuele warmtevoorziening konden aanschaffen, dat de bewoners zouden worden ontslagen van de verplichting om aangesloten te blijven op het collectieve WKO-systeem en dat de bewoners die het voorgaande zouden accepteren geen finale kwijting aan Vitens zouden hoeven te verlenen. Optie B hield kort gezegd in dat de bewoners die wél finale kwijting aan Vitens zouden verlenen, behalve de vergoeding van € 4.500,00 tevens een coulance-uitkering van € 3.750,00 zouden ontvangen en dat daarnaast hun betalingsverplichting uit hoofde van het vastrecht voor het WKO-systeem per 1 mei 2012 zou worden gesteld op € 27,50 exclusief btw, tot de datum waarop de betreffende bewoner van het WKO-systeem zou zijn afgekoppeld en uiterlijk tot 1 januari 2015.
2.24.
Op 26 juni 2014 is tussen Vitens en een aantal bewoners een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Van de door Stichting De Teuge vertegenwoordigde bewoners hebben er in totaal twaalf gekozen voor bovengenoemde optie B en finale kwijting aan Vitens verleend.
2.25.
Op 17 november 2014 heeft Gemeente Zutphen ingestemd met de ontbinding van het convenant per 1 mei 2015.
2.26.
Vitens heeft per 1 januari 2015 de leveringsovereenkomst jegens de bewoners opgezegd.
2.27.
Per 1 mei 2015 zal Vitens de warmtelevering staken.
2.28.
Vitens heeft op de derdengeldrekening van mr. Bruens per procederende bewoner een bedrag ad € 4.500,00 overgemaakt.

3.Het geschil in de hoofdzaak met rolnummer 14-89 en de beoordeling daarvan

De vorderingen en het verweer

3.1.
Na tweemaal schriftelijk haar eis te hebben gewijzigd en vervolgens ter zitting een onderdeel van de vordering te hebben ingetrokken, vordert Stichting De Teuge:
een verklaring voor recht dat Vitens toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen jegens de door Stichting De Teuge vertegenwoordigde bewoners, althans jegens die bewoners onrechtmatig heeft gehandeld, en haar te veroordelen tot vergoeding van de door die bewoners geleden schade, op te maken bij staat;
veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen in de kosten verband houdend met het realiseren van de individuele aansluitingen voor zover deze kosten een bedrag van € 4.500,00 te boven gaan, aan de onder 1 bedoelde bewoners te voldoen;
een verklaring voor recht dat Gemeente Zutphen jegens de onder 1 bedoelde bewoners aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad en veroordeling van Gemeente Zutphen tot vergoeding van de door die bewoners geleden schade, nader op te maken bij staat;
bepaling dat Vitens en Gemeente Zutphen hoofdelijk zijn verbonden voor de verplichtingen onder punt 1, 2 en 3;
hoofdelijke veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen in de proceskosten.
3.2.
Stichting De Teuge legt aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag.
Ten aanzien van Vitensstelt Stichting De Teuge zich primair op het standpunt dat Vitens toerekenbaar tekortschiet door de op haar rustende verplichtingen op basis van de (ongeschreven) overeenkomst tot levering van aardwarmte en koeling, alsmede op basis van het convenant tussen Vitens en Gemeente Zutphen – dat volgens Stichting De Teuge derdenwerking heeft zodat de bewoners er rechten aan kunnen ontlenen – al jaren niet na te komen. Het gaat dan om de volgende verplichtingen: (A) het leveren van warmte en koeling door middel van een goed werkend systeem, (B) tegen een redelijke prijs, en (C) het realiseren van de overgang op gas wanneer het systeem niet blijkt te werken. Vitens verkeert in verzuim.
Daarnaast houdt Stichting De Teuge Vitens aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. Ten eerste maakt Vitens volgens Stichting De Teuge inbreuk op de eigendomsrechten van de bewoners door de schade die aan de installaties van de bewoners is ontstaan en door onder meer de hoge stookkosten. Verder handelt Vitens in strijd met op haar rustende maatschappelijke verplichtingen, door het (doen) aanleggen en veel te lang in stand houden van een gebrekkig WKO-systeem. Ten slotte maakt Vitens inbreuk op het recht van het ongestoorde genot van een goed functionerend systeem. Het betreft volgens Stichting De Teuge een risicoaansprakelijkheid van Vitens in de zin van artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ten aanzien van het causaal verband moet daarom de bewijslast worden omgekeerd, althans moet het causaal verband worden aangenomen als weerlegbaar vermoeden, aldus Stichting De Teuge.
Subsidiair stelt Stichting De Teuge zich op het standpunt dat Vitens toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verbintenis door niet, zoals overeengekomen of toegezegd, de bewoners bij WKO-falen aan te sluiten op het hoofdgasnet.
Ten aanzien van Gemeente Zutphenvoert Stichting De Teuge aan dat Gemeente Zutphen door onzorgvuldigheid en gebrek aan toezicht mogelijk heeft gemaakt dat het systeem heeft gefaald. Aldus heeft Gemeente Zutphen volgens Stichting De Teuge gehandeld in strijd met op haar rustende contractuele – uit het convenant met Vitens voortvloeiende – en wettelijke verplichtingen en met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Daarmee heeft Gemeente Zutphen onrechtmatig gehandeld jegens de bewoners. Dit onrechtmatig handelen moet aan Gemeente Zutphen worden toegerekend op grond van de wet – de uitoefening van haar publieke taak – en de verkeersopvattingen, aldus Stichting De Teuge.
3.3.
Stichting De Teuge betoogt dat de door haar vertegenwoordigde bewoners als gevolg hiervan schade hebben geleden, die bestaat uit (a) de afschrijving c.q. het waardeloos worden van de in de woning aanwezige installatie, (b) kosten die zijn gemaakt in verband met herstel van de installatie in de woning (de warmtepomp) en getroffen noodmaatregelen, (c) hoge energielasten, (d) gederfd woongenot en het ontbreken van de koelfunctie, (e) waardedaling van de woningen en (f) diversen/herstelkosten.
3.4.
Vitens en Gemeente Zutphen voeren, ieder afzonderlijk, verweer.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.
De beoordeling
3.5.
Gemeente Zutphen voert als meest verstrekkende verweer aan dat Stichting De Teuge, die een claimstichting is, niet ontvankelijk is in haar vorderingen. Gemeente Zutphen onderbouwt dit verweer als volgt.
Ten eerste voert zij aan dat op grond van artikel 3:305a BW een stichting met volledige rechtsbevoegdheid een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt. Blijkens de doelomschrijving in haar statuten (zie hierboven 2.1) behartigt Stichting De Teuge de belangen van alle woningeigenaren. Het in de dagvaarding geïntroduceerde begrip “bewoners” omvat ook huurders. In zoverre is Stichting De Teuge volgens Gemeente Zutphen niet ontvankelijk in haar vordering. Bovendien volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad dat een claimstichting activiteiten moet ontplooien en dat het moet gaan om gelijksoortige belangen die zich lenen voor bundeling ter wille van een effectieve rechtsbescherming. Volgens Gemeente Zutphen is daarvan in dit geval geen sprake. Alle eigenaren/bewoners van woningen in De Teuge zijn immers traceerbaar en bekend, zodat geen claimstichting nodig is. Ook is geen sprake van gelijksoortige belangen. Stichting De Teuge heeft immers niet aangegeven wie van de bewoners aanspraak maakt(e) op een individuele gasaansluiting en wie op realisering van een individuele WKO-installatie. Bovendien hebben sommige bewoners in het verleden aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming.
In de tweede plaats is volgens Gemeente Zutphen niet voldaan aan de in artikel 3:305a lid 2 BW opgenomen verplichting tot het voeren van overleg. Stichting De Teuge heeft geen enkele poging gedaan om met Gemeente Zutphen in overleg te treden, ook niet nadat zij daartoe uitdrukkelijk was uitgenodigd.
Ten derde kan een door een claimstichting in te stellen rechtsvordering niet strekken tot schadevergoeding te voldoen in geld (artikel 3:305a lid 3 BW), aldus Gemeente Zutphen.
3.6.
De rechtbank laat in het midden of de statutaire doelomschrijving van Stichting De Teuge in voldoende mate heeft geleid tot activiteiten in het kader van de in artikel 3:305a lid 1 BW bedoelde belangenbehartiging. Zij laat ook in het midden of Stichting De Teuge voldoende heeft getracht het gestelde doel te bereiken door middel van overleg als bedoeld in artikel 3:305a lid 2 BW met Gemeente Zutphen (en Vitens) alvorens tot dagvaarding over te gaan. De onderdelen 1, 2 en 3 van de vordering van Stichting De Teuge genoemd in 3.1 hierboven – die kort gezegd strekken tot verklaringen voor recht met betrekking tot toerekenbaar tekortschieten althans onrechtmatig handelen van Vitens en aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad van Gemeente Zutphen en de veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat – stranden al op het bepaalde in artikel 3:305a lid 3 BW. Genoemd lid 3, laatste zin, verbiedt immers een vordering die strekt tot schadevergoeding te voldoen in geld, waaronder volgens jurisprudentie ook is te begrijpen schadevergoeding in geld nader op te maken bij staat. Volgens dezelfde jurisprudentie geldt het verbod ook voor een verklaring voor recht die ertoe strekt dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor vergoeding van schade die door individuele benadeelden is of wordt geleden. Een dergelijke bij collectieve actie ingestelde vordering moet worden gelijkgesteld met een vordering die strekt tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 3:305a lid 3 BW. Ook in dat geval zal immers nog de omvang van de schadevergoedingsverplichting jegens ieder van de individuele benadeelden moeten worden vastgesteld. Deze vaststelling kan niet geschieden zonder te treden in de vraag in welke mate, afhankelijk van de bijzondere omstandigheden van het geval, het ontstaan van die individuele schade aan het handelen van – in dit geval – Vitens en Gemeente Zutphen kan worden toegerekend en in welke mate de aan deze en mogelijk aan de individuele benadeelde toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Dat verdraagt zich niet met het bepaalde in lid 3 van artikel 3:305a BW (vgl. HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2082).
3.7.
Het voorgaande leidt tot niet-ontvankelijkheid van Stichting De Teuge in de onderdelen 1, 2 en 3 van haar vorderingen genoemd in 3.1.
3.8.
Onderdeel 4 van de vordering van Stichting De Teuge – strekkende tot bepaling dat Vitens en Gemeente Zutphen hoofdelijk zijn verbonden voor de vorderingen onder punt 1, 2 en 3 – deelt het lot van de overige onderdelen.
3.9.
Hetgeen partijen meer of anders hebben aangevoerd hoeft gezien het voorgaande niet te worden besproken. De rechtbank komt aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Stichting De Teuge verder niet toe.
3.10.
Stichting De Teuge wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
De kosten aan de zijde van Vitens worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.738,00
De kosten aan de zijde van Gemeente Zutphen worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.738,00
3.11.
De door Gemeente Zutphen gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn toewijsbaar als in het dictum vermeld.
4. Het geschil in de hoofdzaken met rolnummers 14-104 en 14-126 en de beoordeling daarvan
De vorderingen en het verweer
4.1.
De stellingen en standpunten van partijen in deze beide hoofdzaken zijn nagenoeg gelijk, zodat de rechtbank de beide zaken hierna gezamenlijk zal behandelen.
4.2.
Na schriftelijk zijn eis te hebben gewijzigd en vervolgens ter zitting een onderdeel van de vordering te hebben ingetrokken, vordert [eisers A t/m F] in hoofdzaak 14-104 samengevat:
hoofdelijke veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen tot betaling aan [eiser A] en [eiseres B] van een bedrag van € 55.039,37, aan [eiser C] en [eiseres D] van een bedrag van € 56.248,37 en aan [eiser E] en [eiseres F] van een bedrag van € 51.273,37;
hoofdelijke veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen tot schadevergoeding, bestaande uit de waardedaling van de woningen van [eisers A t/m F], op te maken bij staat;
ontbinding van de overeenkomsten tussen Vitens en [eisers A t/m F] per datum waarop voor ieder van [eisers A t/m F] de individuele aansluiting is gerealiseerd;
hoofdelijke veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen in de proceskosten, waaronder de kosten in verband met de deskundigenrapporten.
4.3.
Na schriftelijk zijn eis te hebben gewijzigd en vervolgens ter zitting een onderdeel van de vordering te hebben ingetrokken, vordert [eisers G t/m I] in hoofdzaak 14-126 samengevat:
hoofdelijke veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen tot betaling aan [eiser G] en [eiseres H] van een bedrag van € 61.979,37 en aan [eiser I] van een bedrag van € 97.129,37;
hoofdelijke veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen tot schadevergoeding, bestaande uit de waardedaling van de woningen van [eisers G t/m I], op te maken bij staat;
ontbinding van de overeenkomsten tussen Vitens en [eisers G t/m I] per datum waarop voor ieder van [eisers G t/m I] de individuele aansluiting is gerealiseerd;
hoofdelijke veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen in de proceskosten, waaronder de kosten in verband met de deskundigenrapporten.
4.4.
De grondslagen van de vorderingen van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] zijn dezelfde als die van de vorderingen van Stichting De Teuge. De rechtbank verwijst naar de weergave daarvan in 3.2.
4.5.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] voeren aan dat zij als gevolg van het handelen van Vitens en Gemeente Zutphen schade hebben geleden, die bestaat uit (a) investeringskosten van de cv-installatie, compressiekoelmachine, zonneboiler en pv-panelen, (b) de aanblik van de woning met zonneboiler en pv-panelen, (c) vermindering van energielasten door de wijziging van de WKO-installatie naar een cv-installatie en (d) overige schadeposten als gevolg van de wijziging van de WKO-installatie naar een cv-installatie.
In hoofdzaak 14-426 voert [eiser I] in aanvulling op het voorgaande aan dat hij ook nog schade heeft geleden door de negatieve effecten op de verkoopbaarheid/verkoopwaarde van zijn woning en doordat hij dubbele woonlasten heeft, omdat hij een woning in Apeldoorn heeft gekocht maar noodgedwongen nog in de woning in Zutphen woont.
4.6.
Vitens en Gemeente Zutphen voeren, ieder afzonderlijk, in beide hoofdzaken verweer. De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.
De kern van het geschil
4.7.
In de kern genomen gaat het in deze zaken om het volgende.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] wonen in de wijk De Teuge in Zutphen, die is voorzien van een WKO-installatie die de woningen moet voorzien van energie/warmte. Al snel na de oplevering van de woningen deden zich problemen voor met de WKO-installatie. Er traden storingen op, warmtepompen gingen kapot, woningen werden niet behaaglijk verwarmd of er was geen warm tapwater. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] houden Vitens als leverancier van aardwarmte en koeling en Gemeente Zutphen als toezichthouder op het project aansprakelijk voor het falen van het WKO-systeem en de problemen die zich hierdoor in het project collectief manifesteren en de individueel geleden schade die daaruit is voortgevloeid.
De beoordeling ten aanzien van Vitens
4.8.
Vast staat dat tussen Vitens en [eisers A t/m F] respectievelijk [eisers G t/m I] een overeenkomst bestaat, die niet schriftelijk is vastgelegd. Volgens [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] rusten op Vitens uit hoofde van deze overeenkomst drie verplichtingen:
het leveren van warmte en koeling door middel van een goed werkend systeem;
tegen een redelijke prijs;
het realiseren van overgang op gas wanneer het systeem niet blijkt te werken.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] verwijten Vitens primair ten eerste dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van deze drie verplichtingen. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit verwijt niet, gelet op het navolgende.
4.9.
Ingevolge artikel 6:74 lid 1 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar om de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
4.10.
Met betrekking tot de gestelde verplichting tot het leveren van warmte en koeling (verplichting A) overweegt de rechtbank in dit kader als volgt.
4.11.
Niet in geschil is dat Vitens op grond van de overeenkomst warmte moest leveren door middel van de WKO-installatie. Vitens is vanaf december 2011 warmte gaan leveren door middel van een dieselgestookte installatie en later door een gasgestookte installatie (zie 2.15). Vanaf dat moment schoot Vitens in zoverre dus tekort in de nakoming van haar verbintenis tot levering van warmte door middel van aardwarmte, hetgeen zij zelf ook erkent. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] hebben echter onvoldoende onderbouwd gesteld dat zij als gevolg van het enkele feit dat de warmte niet (langer) door een WKO-installatie, maar door een diesel-/gasinstallatie werd geleverd, schade hebben geleden. In zoverre is dus geen sprake van een – op schadevergoeding recht gevende – tekortkoming van Vitens als bedoeld in artikel 6:74 BW.
4.12.
Partijen verschillen van mening over de vraag of Vitens op grond van de overeenkomst ook was gehouden om koeling te leveren. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] beantwoorden die vraag bevestigend, terwijl Vitens betwist dat zij naast warmte ook koeling moest leveren. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] betogen dat de koeling is toegezegd c.q. overeengekomen en dat de woningen goed geïsoleerd zijn en in de zomer bij niet koelen te warm worden. Dat koeling zou zijn overeengekomen, blijkt echter niet. Om te beginnen is er geen schriftelijk contract waaruit de verplichting van Vitens tot levering van koeling blijkt. Voor zover [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] zich in dit verband beroepen op het convenant tussen Vitens en Gemeente Zutphen (zie 2.7), geldt dat – voor zover uit het convenant al kan worden geconcludeerd dat Vitens naast warmte ook koeling moest leveren – [eisers A t/m F] en [eiser G] c.s daarbij geen partij zijn en dat het convenant, anders dan [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] betogen, geen derdenwerking heeft. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] kunnen daaraan dus geen rechten ontlenen. Van een toezegging van Vitens aan [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] die leidt tot een verplichting tot levering van koeling is – mede in het licht van de betwisting door Vitens – ook niet gebleken. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] verwijzen verder nog naar de door IF gemaakte systeemomschrijving, die is gepresenteerd op briefpapier van Vitens en waarin kort gezegd en onder meer de mogelijkheid van koeling wordt genoemd (zie 2.12). Nergens blijkt echter uit dat deze systeemomschrijving een contractstuk is tussen [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] en Vitens, dan wel een stuk op grond waarvan Vitens verplicht zou zijn om naast warmte ook koeling te leveren aan [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] Het beroep van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] op de systeemomschrijving faalt daarom. Ten slotte leidt ook de gestelde omstandigheid dat de woningen in de zomer bij niet koelen te warm zouden worden als gevolg van isolatie op zichzelf niet tot een verplichting van Vitens om koeling te leveren. Gezien het voorgaande is niet komen vast te staan dat de levering van koeling behoorde tot de leveringsverplichting van Vitens.
4.13.
De conclusie uit het voorgaande luidt dat ten aanzien van verplichting A geen sprake is van een – op schadevergoeding rechtgevende – tekortkoming van Vitens in de zin van artikel 6:74 BW.
4.14.
Met betrekking tot de gestelde verplichting van Vitens om een redelijke prijs te rekenen (verplichting B) overweegt de rechtbank dat [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] aan deze verplichting op zichzelf geen vordering hebben verbonden. Verplichting B kan dus verder buiten bespreking blijven.
4.15.
Ten aanzien van de gestelde verplichting om mee te werken aan de overgang op gas als het systeem niet blijkt te werken (verplichting C) overweegt de rechtbank dat Vitens herhaaldelijk aan [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] kenbaar heeft gemaakt dat zij aan die verplichting wil voldoen. Zo heeft Vitens vanaf december 2011 warmte geleverd door middel van een noodvoorziening, aanvankelijk op diesel gestookt maar later op gas (zie 2.15). Verder heeft Vitens bij brief van 1 oktober 2013 een aanbod tot “verketelen” gedaan (zie 2.19). Ten slotte heeft Vitens bij brief van 11 april 2014 een schikkingsaanbod gedaan dat strekte tot de overgang naar een individuele warmtevoorziening op gas, hetgeen de bewoners zelf konden regelen, maar ook door Vitens konden laten verzorgen (zie 2.23). Gezien het voorgaande is van een tekortkoming in de nakoming van verplichting C dan ook geen sprake.
4.16.
Resumerend geldt dat ten aanzien van geen van de drie verplichtingen A, B of C sprake is van een – op schadevergoeding recht gevende – toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Vitens.
4.17.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] stellen zich primair ten tweede op het standpunt dat Vitens jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank verwerpt ook dit standpunt en overweegt daartoe het volgende.
4.18.
Op grond van artikel 6:162 lid 1 BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, die hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander als gevolg daarvan lijdt te vergoeden. Lid 2 bepaalt dat als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
4.19.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] voeren in dit kader ten eerste aan dat Vitens inbreuk maakt op hun eigendomsrechten door de schade die aan hun installaties is ontstaan en door onder meer de hoge stookkosten. De rechtbank verwerpt dit standpunt, aangezien het eigendomsrecht van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] op zichzelf niet is aangetast. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] zijn immers eigenaar van de individuele warmtepompen gebleven. Hoge stookkosten – wat daarvan verder ook zij – leveren ook geen inbreuk op een eigendomsrecht op.
4.20.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] betogen verder dat Vitens heeft gehandeld in strijd met op haar rustende maatschappelijke verplichtingen door het (doen) aanleggen en veel te lang in stand houden van een gebrekkig WKO-systeem. Ook dit standpunt verwerpt de rechtbank. Zonder nadere onderbouwing, die [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] niet hebben gegeven, valt niet in te zien dat hier sprake zou zijn van een maatschappelijke verplichting van Vitens en ook niet jegens wie die verplichting dan zou bestaan.
4.21.
Daarnaast voeren [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] aan dat Vitens inbreuk maakt op hun recht van het ongestoorde genot van een goed functionerend systeem. Naar het oordeel van de rechtbank is echter geen sprake van een inbreuk op genoemd recht. Toen het WKO-systeem faalde, is immers de in 2.15 genoemde noodvoorziening – bestaande uit warmtevoorziening door diesel en later door gas – getroffen. Daarmee is het falen opgeheven. Het standpunt van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] wordt verworpen.
4.22.
Ten slotte stellen [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] zich nog op het standpunt dat sprake is van een risicoaansprakelijkheid van Vitens als bedoeld in artikel 6:174 BW. Artikel 6:174 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, aansprakelijk is wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. Naar het oordeel van de rechtbank is van gevaarzetting als hier bedoeld in dit geval echter geen sprake. Niet gesteld en ook niet gebleken is immers dat de WKO-installatie een gevaar heeft opgeleverd en dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt, bijvoorbeeld doordat de installatie is ontploft. Het beroep op dit artikel faalt.
4.23.
Gezien het voorgaande bestaat voor aansprakelijkheid van Vitens uit onrechtmatige daad geen grond. De vordering is dus op geen van beide primaire grondslagen – toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad – toewijsbaar.
4.24.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] stellen zich subsidiair op het standpunt dat Vitens tekortschiet in de nakoming van haar verbintenis door niet, zoals overeengekomen dan wel toegezegd, bij falen van de WKO-installatie over te gaan op aansluiting op het hoofdgasnet. Onder verwijzing naar 4.15 hierboven overweegt de rechtbank echter dat ook hier geldt dat Vitens herhaaldelijk aan [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] kenbaar heeft gemaakt aan de overgang op gas te willen meewerken. Van een tekortkoming in de nakoming van deze verbintenis is dus geen sprake. Ook op de subsidiaire grondslag is de vordering tegen Vitens niet toewijsbaar.
4.25.
Het voorgaande leidt tot integrale afwijzing van de vorderingen van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] tegen Vitens. Hetgeen partijen meer of anders hebben aangevoerd kan buiten bespreking blijven.
4.26.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] worden tegenover Vitens in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten van Vitens dragen.
De kosten aan de zijde van Vitens die ten laste komen van [eisers A t/m F] (hoofdzaak 14-104) worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.671,00
De kosten aan de zijde van Vitens die ten laste komen van [eisers G t/m I] (hoofdzaak 14-126) worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.671,00
Ten aanzien van Gemeente Zutphen
4.27.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] leggen aan hun vorderingen jegens Gemeente Zutphen ten grondslag dat Gemeente Zutphen tegenover hen onrechtmatig heeft gehandeld. In dit verband maken [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] Gemeente Zutphen diverse verwijten, die hierna achtereenvolgens aan de orde zullen komen.
4.28.
In de eerste plaats verwijten [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] Gemeente Zutphen dat een haalbaarheidsonderzoek is gedaan op basis van een duidelijk door Gemeente Zutphen gedicteerd pakket van eisen, in plaats van een objectief onderzoek naar de energievoorzieningen en randvoorwaarden die nodig waren voor een succesvol project. Gemeente Zutphen voert hiertegen terecht aan dat onbegrijpelijk is waarop [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] dit verwijt menen te kunnen baseren, nog daargelaten tot welk gevolg het slagen van het verwijt zou moeten leiden. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] hebben hun stelling, die erop neerkomt dat sprake is van een tevoren door Gemeente Zutphen bepaalde uitkomst, op geen enkele wijze geconcretiseerd en onderbouwd. Zij hebben er bovendien geen duidelijke gevolgtrekking aan verbonden. Het verweer is gegrond.
4.29.
Het tweede verwijt van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] houdt in dat Gemeente Zutphen ten onrechte geen tweede haalbaarheidsonderzoek heeft laten doen nadat de ontwikkelaars hadden besloten de aanvullende energiebesparende voorzieningen die in het eerste haalbaarheidsonderzoek waren genoemd optioneel te maken. Gemeente Zutphen voert hiertegen aan dat in het eerste haalbaarheidsonderzoek al rekening was gehouden met de mogelijkheid dat niet alle energiebesparende voorzieningen zouden worden doorgevoerd. Zij wijst er bovendien op dat de keuze van de ontwikkelaars al in een vroeg stadium algemeen bekend was, zodat potentiële kopers daarmee bij hun aankoopbeslissing rekening hadden kunnen houden. Brouwer had al in juni 2001 de latere keuze van de ontwikkelaars in het haalbaarheidsonderzoek verdisconteerd, zodat Gemeente Zutphen geen reden had voor een tweede haalbaarheidsonderzoek. Ten slotte bestrijdt Gemeente Zutphen dat met het schrappen van de additionele voorzieningen duidelijk was dat het WKO-systeem nooit had kunnen werken. In het licht van deze gemotiveerde betwisting door Gemeente Zutphen hebben [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] hun stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd. Het verweer van Gemeente Zutphen slaagt.
4.30.
Voor zover [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] Gemeente Zutphen verwijten dat de rol en de verantwoordelijkheden van de bij het project betrokken partijen overeenkomstig het haalbaarheidsonderzoek niet of onvoldoende zijn vastgelegd, geldt dat [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] deze stelling onvoldoende hebben onderbouwd. Voor zover de stelling al juist zou zijn, kan daaruit zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, bovendien niet de conclusie worden getrokken dat daarmee sprake is van onrechtmatig handelen van Gemeente Zutphen jegens [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] De stelling wordt verworpen.
4.31.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] verwijten Gemeente Zutphen verder dat zij in feite niets heeft gedaan na ondertekening van het convenant, terwijl zij voor € 350.000,00 aan subsidies heeft ontvangen. In reactie hierop heeft Gemeente Zutphen aangevoerd dat zij de nodige tijd en menskracht aan het project heeft besteed en dat nog steeds doet en dat de door haar ontvangen subsidies ook in het project zijn gestoken. In het licht van deze gemotiveerde betwisting zijn de stellingen van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] op dit punt onvoldoende onderbouwd, zodat zij worden verworpen.
4.32.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] betogen voorts dat Gemeente Zutphen nergens heeft vastgelegd of geborgd hoe wordt voorzien in de regeneratie van de bodem, het terugleveren van warmte om het overschot aan koude door de warmteonttrekking te compenseren. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] hebben echter niet onderbouwd op grond waarvan Gemeente Zutphen hiertoe verplicht was. Gemeente Zutphen betwist ook dat zij deze verplichting had en voert aan dat een eventuele verplichting hiertoe mogelijk wel op Vitens rust als vergunninghouder krachtens de (toenmalige) Grondwaterwet. De stelling van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] faalt derhalve.
4.33.
Een volgend verwijt van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] houdt in dat de berekening van de warmtebehoefte van de woningen niet transparant is, nu onduidelijk is hoe en op basis van welke feiten Gemeente Zutphen de warmtecapaciteit van de WKO-installatie heeft vastgesteld. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] maken hierbij echter niet duidelijk op welke berekening zij doelen. Verder voert Gemeente Zutphen terecht aan dat het aan Vitens en/of haar adviseurs als ontwerpverantwoordelijke partij was om een deugdelijk WKO-systeem te ontwerpen en daartoe de nodige berekeningen uit te voeren. Gemeente Zutphen treft op dit punt geen verwijt.
4.34.
Hetzelfde geldt ten aanzien van het verwijt van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] dat Gemeente Zutphen de warmtebehoefte en de grootte van de woningen niet heeft gemaximaliseerd. Gemeente Zutphen heeft aangevoerd dat zij uitsluitend het aantal woningen op grond van het bestemmingsplan heeft gemaximaliseerd en dat het aan de bouwers/ontwikkelaars was om invulling te geven aan de bouwmogelijkheden volgens het bestemmingsplan. De stellingen van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] op dit punt worden als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.35.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] stellen verder dat de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) onverklaarbaar is vastgesteld en van 0,44 EPC is opgehoogd naar 1,0 EPC, terwijl 1,0 EPC de wettelijke minimumnorm is. Gemeente Zutphen brengt hiertegen terecht in dat [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] zelf al aangeven dat een EPC van 1,0 het wettelijke minimum was volgens het toenmalige Bouwbesluit 2002 en dat de verhoging van 0,44 naar 1,0 EPC dus niet onverklaarbaar is, en dat het aan de bouwers/ontwikkelaars was om aan die norm te voldoen. De stelling van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] is gelet hierop ongegrond en wordt daarom verworpen.
4.36.
Ten slotte verwijten [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] Gemeente Zutphen dat het vastgestelde watertemperatuurtraject is losgelaten en opnieuw vastgesteld op ontoelaatbare hoogte. [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] hebben deze stelling echter in het geheel niet geconcretiseerd en onderbouwd, noch hebben zij er een duidelijke gevolgtrekking aan verbonden. Bij gebreke hiervan is niet vast te stellen dat Gemeente Zutphen op dit punt enig verwijt kan worden gemaakt.
4.37.
De conclusie luidt dat geen van de verwijten van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] jegens Gemeente Zutphen slaagt, zodat niet is komen vast te staan dat Gemeente Zutphen onrechtmatig jegens [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] heeft gehandeld. De vorderingen van [eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] tegen Gemeente Zutphen zullen daarom worden afgewezen.
4.38.
Hetgeen partijen meer of anders hebben aangevoerd hoeft niet te worden besproken.
4.39.
[eisers A t/m F] en [eisers G t/m I] moeten als de tegenover Gemeente Zutphen in het ongelijk gestelde partijen de proceskosten van Gemeente Zutphen dragen.
De kosten van Gemeente Zutphen die ten laste komen van [eisers A t/m F] (hoofdzaak 14-104) worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.671,00
De kosten van Gemeente Zutphen die ten laste komen van [eisers G t/m I] (hoofdzaak 14-126) worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.671,00
4.40.
De door Gemeente Zutphen gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn toewijsbaar als in het dictum vermeld.
5. Het geschil in het incident in de zaak met rolnummer 14-104 en de beoordeling daarvan
5.1.
[eisers A t/m F] vordert dat de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening Vitens en Gemeente Zutphen zal veroordelen tot betaling, bij wijze van voorschot op de in de bodemprocedure gevorderde schadevergoeding, van een bedrag van € 19.521,00 aan [eiser A] en [eiseres B], een bedrag van € 19.421,00 aan [eiser C] en [eiseres D] en een bedrag van € 20.261,00 aan [eiser E] en [eiseres F], met veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen in de kosten van het incident.
5.2.
Zowel Vitens als Gemeente Zutphen voert verweer in het incident.
5.3.
Uit de beoordeling in de hoofdzaak met rolnummer 14-404 volgt dat de vordering in het incident moet worden afgewezen.
5.4.
[eisers A t/m F] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in het incident.
De kosten aan de zijde van Vitens worden begroot op € 1.421,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt × tarief € 1.421,00).
De kosten aan de zijde van Gemeente Zutphen worden eveneens begroot op € 1.421,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt × tarief € 1.421,00).
6. Het geschil in het incident in de zaak met rolnummer 14-126 en de beoordeling daarvan
6.1.
[eisers G t/m I] vordert dat de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening Vitens en Gemeente Zutphen zal veroordelen tot betaling, bij wijze van voorschot op de in de bodemprocedure gevorderde schadevergoeding, van een bedrag van € 26.621,00 aan [eiser G] en [eiseres H] en een bedrag van € 25.961,00 aan [eiser I], met veroordeling van Vitens en Gemeente Zutphen in de kosten van het incident.
6.2.
Zowel Vitens als Gemeente Zutphen voert verweer in het incident.
6.3.
Uit de beoordeling in de hoofdzaak met rolnummer 14-126 volgt dat de vordering in het incident moet worden afgewezen.
6.4.
[eisers G t/m I] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in het incident.
De kosten aan de zijde van Vitens worden begroot op € 1.421,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt × tarief € 1.421,00).
De kosten aan de zijde van Gemeente Zutphen worden eveneens begroot op € 1.421,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt × tarief € 1.421,00).
7. Het geschil in de vrijwaringszaken met rolnummers 14-359, 14-360 en 14-361 en de beoordeling daarvan
7.1.
In elk van deze vrijwaringszaken vordert Vitens – samengevat – dat Gemeente Zutphen wordt veroordeeld om aan Vitens te betalen al hetgeen waartoe Vitens in de bijbehorende hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de betreffende hoofdzaak, met veroordeling van Gemeente Zutphen in de kosten van de vrijwaring, vermeerderd met rente, en in de nakosten.
7.2.
Gemeente Zutphen voert verweer.
7.3.
Uit de beoordeling in de hoofdzaken volgt dat de vorderingen in de vrijwaringszaken moeten worden afgewezen.
7.4.
Vitens zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De kosten aan de zijde van Gemeente Zutphen in zaak 14-359 worden begroot op € 1.421,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).
De kosten aan de zijde van Gemeente Zutpen in zaak 14-360 worden begroot op
€ 1.421,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).
De kosten aan de zijde van Gemeente Zutphen in zaak 14-361 worden begroot op
€ 1.421,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).
Omdat de processtukken in de drie vrijwaringszaken (nagenoeg) identiek zijn en omdat de vrijwaringszaken alle op dezelfde zitting zijn behandeld, hanteert de rechtbank bij de berekening van het salaris in elk van de vrijwaringszaken een factor 0,5.
7.5.
De door Gemeente Zutphen gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn toewijsbaar als in het dictum vermeld.
8. Het geschil in de vrijwaringszaken met rolnummers 14-425, 14-427 en 14-426 en de beoordeling daarvan
8.1.
In elk van deze vrijwaringszaken vordert Gemeente Zutphen – samengevat – dat Vitens wordt veroordeeld om aan Gemeente Zutphen te betalen al hetgeen waartoe Gemeente Zutphen in de bijbehorende hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de betreffende hoofdzaak, met veroordeling van Vitens in de kosten van de vrijwaring, vermeerderd met rente, en in de nakosten, eveneens vermeerderd met rente.
8.2.
Vitens voert verweer.
8.3.
Uit de beoordeling in de hoofdzaken volgt dat de vorderingen in de vrijwaringszaken moeten worden afgewezen.
8.4.
Gemeente Zutphen zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De kosten aan de zijde van Vitens in zaak 14-425 worden begroot op € 1.421,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).
De kosten aan de zijde van Vitens in zaak 14-427 worden begroot op € 1.421,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).
De kosten aan de zijde van Vitens in zaak 14-426 worden begroot op € 1.421,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).
Omdat de processtukken in de drie vrijwaringszaken (nagenoeg) identiek zijn en omdat de vrijwaringszaken alle op dezelfde zitting zijn behandeld, hanteert de rechtbank bij de berekening van het salaris in elk van de vrijwaringszaken een factor 0,5.
8.5.
De door Vitens gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn toewijsbaar als in het dictum vermeld.

9.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak met rolnummer 14-89
9.1.
verklaart Stichting De Teuge niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
9.2.
veroordeelt Stichting De Teuge in de proceskosten, aan de zijde van Vitens begroot op € 1.738,00 en aan de zijde van Gemeente Zutphen eveneens begroot op € 1.738,00, waarbij de kosten aan de zijde van Gemeente Zutphen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.3.
veroordeelt Stichting De Teuge in de na dit vonnis aan de zijde van Gemeente Zutphen ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Stichting De Teuge niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.4.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling ten aanzien van Gemeente Zutphen uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak met rolnummer 14-359
9.5.
wijst de vorderingen af,
9.6.
veroordeelt Vitens in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Zutphen tot op heden begroot op € 1.421,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
9.7.
veroordeelt Vitens in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vitens niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.8.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak met rolnummer 14-425
9.9.
wijst de vorderingen af,
9.10.
veroordeelt Gemeente Zutphen in de proceskosten, aan de zijde van Vitens tot op heden begroot op € 1.421,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
9.11.
veroordeelt Gemeente Zutphen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Gemeente Zutphen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.12.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak met rolnummer 14-104
9.13.
wijst de vorderingen af,
9.14.
veroordeelt [eisers A t/m F] in de proceskosten, aan de zijde van Vitens tot op heden begroot op € 6.671,00 en aan de zijde van Gemeente Zutphen tot op heden eveneens begroot op € 6.671,00, waarbij de kosten aan de zijde van Gemeente Zutphen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.15.
veroordeelt [eisers A t/m F] in de na dit vonnis aan de zijde van Gemeente Zutphen ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers A t/m F] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.16.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling ten aanzien van Gemeente Zutphen uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident in de zaak met rolnummer 14-104
9.17.
wijst de vorderingen af,
9.18.
veroordeelt [eisers A t/m F] in de kosten van het incident, aan de zijde van Vitens begroot op € 1.421,00 en aan de zijde van Gemeente Zutphen eveneens begroot op € 1.421,00,
9.19.
verklaart dit vonnis in dit incident wat betreft de kostenveroordeling ten aanzien van Gemeente Zutphen uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak met rolnummer 14-360
9.20.
wijst de vorderingen af,
9.21.
veroordeelt Vitens in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Zutphen tot op heden begroot op € 1.421,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
9.22.
veroordeelt Vitens in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vitens niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.23.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak met rolnummer 14-427
9.24.
wijst de vorderingen af,
9.25.
veroordeelt Gemeente Zutphen in de proceskosten, aan de zijde van Vitens tot op heden begroot op € 1.421,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
9.26.
veroordeelt Gemeente Zutphen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Gemeente Zutphen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.27.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak met rolnummer 14-126
9.28.
wijst de vorderingen af,
9.29.
veroordeelt [eisers G t/m I] in de proceskosten, aan de zijde van Vitens tot op heden begroot op € 6.671,00 en aan de zijde van Gemeente Zutphen tot op heden eveneens begroot op € 6.671,00, waarbij de kosten aan de zijde van Gemeente Zutphen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.30.
veroordeelt [eisers G t/m I] in de na dit vonnis aan de zijde van Gemeente Zutphen ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers G t/m I] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.31.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling ten aanzien van Gemeente Zutphen uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident in de zaak met rolnummer 14-126
9.32.
wijst de vorderingen af,
9.33.
veroordeelt [eisers G t/m I] in de kosten van het incident, aan de zijde van Vitens begroot op € 1.421,00 en aan de zijde van Gemeente Zutphen eveneens begroot op € 1.421,00,
9.34.
verklaart dit vonnis in dit incident wat betreft de kostenveroordeling ten aanzien van Gemeente Zutphen uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak met rolnummer 14-361
9.35.
wijst de vorderingen af,
9.36.
veroordeelt Vitens in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Zutphen tot op heden begroot op € 1.421,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
9.37.
veroordeelt Vitens in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vitens niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.38.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak met rolnummer 14-426
9.39.
wijst de vorderingen af,
9.40.
veroordeelt Gemeente Zutphen in de proceskosten, aan de zijde van Vitens tot op heden begroot op € 1.421,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
9.41.
veroordeelt Gemeente Zutphen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Gemeente Zutphen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.42.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen, mr. R.W.J. van Veen en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, allen rechters-plaatsvervanger, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2015.
JC/DJvM-RvV-CFFC

Voetnoten

1.Laagtemperatuur verwarming