In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland zich gebogen over de beoordeling van een ambtenaar binnen de politie, specifiek de eis van een beoordeling ‘boven de norm’ voor doorstroming naar een hogere functie. Eiser, werkzaam als surveillant B bij de eenheid Rotterdam, had een aanvraag ingediend om door te stromen naar senior GGP. De korpschef van politie, verweerder, had deze aanvraag afgewezen op basis van de beoordeling van eiser, waarin niet voldaan zou zijn aan de eis dat ten minste 80% van de competenties met een score 4 (uitstekend) moest zijn gewaardeerd. Eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de invulling van de term ‘boven de norm’ door verweerder onredelijk was. De rechtbank oordeelde dat de circulaire HAP II, die de beoordelingscriteria vaststelt, niet expliciet de eis van 80% met score 4 voorschrijft. De rechtbank concludeerde dat eiser met een score van 75% op zijn competenties, wat overeenkomt met 6 van de 8 competenties op niveau 4, wel degelijk voldeed aan de voorwaarden voor doorstroming. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de aanvraag van eiser om door te stromen naar senior GGP toegewezen, met terugwerkende kracht tot de datum waarop hij aan alle voorwaarden voldeed.
Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten van eiser in de bezwaar- en beroepsprocedure toegewezen, en verweerder veroordeeld tot vergoeding van deze kosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige en redelijke invulling van beoordelingscriteria binnen de politie, en de terughoudendheid die de rechter moet betrachten bij het toetsen van dergelijke beoordelingen.