ECLI:NL:CRVB:2004:AR4402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- J.Th. Wolleswinkel
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een medewerker van de Belastingdienst en de rechtmatigheid van de beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een medewerker van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, werkzaam als medewerker behandelteam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 november 2002, waarin zijn bezwaren tegen een personeelsbeoordeling werden behandeld. De beoordeling betrof de periode van 1 december 1999 tot 1 maart 2001 en werd vastgesteld op 13 juli 2001. De Staatssecretaris van Financiën, als gedaagde, heeft de bezwaren van de appellant deels gegrond en deels ongegrond verklaard, wat leidde tot een aangepaste beoordeling.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard voor wat betreft de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren, maar het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. De appellant heeft in hoger beroep procedurele en inhoudelijke grieven naar voren gebracht. Hij betwist de leesbaarheid van de beoordeling en de juiste beschrijving van zijn werkzaamheden. De Raad heeft vastgesteld dat de procedurele grieven niet tot een nadelige uitkomst voor de appellant hebben geleid, omdat hij niet is geschaad in zijn belangen.
Inhoudelijk heeft de appellant de beoordeling betwist, met name de score op het criterium productgerichtheid. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant niet heeft aangetoond dat de beoordeling onjuist was en dat de gedaagde zich op juiste cijfers heeft gebaseerd. De Raad heeft ook overwogen dat de appellant niet heeft aangetoond dat zijn productie significant hoger was dan die van zijn ervaren collega’s. De overige grieven van de appellant, die betrekking hebben op de omstandigheden waaronder hij zijn werk heeft verricht, zijn door de Raad als niet relevant voor de beoordeling van zijn functioneren beschouwd.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de Raad geen termen aanwezig achtte om de gedaagde te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2004.