ECLI:NL:RBGEL:2015:2286

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
279142
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over schorsing en royement van een lid van een voetbalvereniging na incident tijdens een wedstrijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een speler van de VV Bennekom, en de vereniging zelf. De zaak betreft de schorsing en het royement van [eiser] na een incident tijdens een wedstrijd op 20 september 2014, waarbij schermutselingen plaatsvonden tussen spelers van VV Bennekom en SV Huizen. De Tuchtcommissie van de KNVB had [eiser] geschorst voor achttien maanden, wat leidde tot de schorsing en het royement door VV Bennekom. [eiser] vorderde in kort geding dat deze besluiten geschorst zouden worden en dat hij weer als lid zou worden toegelaten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat VV Bennekom onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [eiser] daadwerkelijk geweld heeft gebruikt tijdens het incident. De voorzieningenrechter oordeelde dat de besluiten van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep niet voldoende gemotiveerd waren en dat er geen bewijs was dat [eiser] excessief geweld had gebruikt. Desondanks werd de vordering van [eiser] afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het belang van VV Bennekom bij handhaving van de schorsing en het royement zwaarder woog dan het belang van [eiser] bij toelating tot de vereniging.

De rechtbank concludeerde dat de verhoudingen tussen [eiser] en VV Bennekom ernstig verstoord waren, mede door uitlatingen van [eiser] in de media. De rechter besloot dat het voor VV Bennekom niet redelijk was om [eiser] weer als lid toe te laten, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.J.B. Boonekamp.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/279142 / KG ZA 15-96 \ 57/97
Vonnis in kort geding van 3 april 2015
in de zaak van
[eiser]
wonende te Ede,
eiser,
advocaat mr. B. Coskun te Amsterdam,
tegen
de vereniging
VOETBALVERENIGING BENNEKOM,
gevestigd te Bennekom,
gedaagde,
advocaat mr. W.E. van Engelenhoven te Ede.
Partijen zullen hierna [eiser] en VV Bennekom genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de brief van VV Bennekom aan de rechtbank d.d. 19 maart 2015 met producties, waaronder de “conclusie van antwoord”
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van VV Bennekom.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
VV Bennekom, opgericht op 29 september 1954, is een voetbalclub voor amateurs en heeft ongeveer 1.165 leden. Het eerste elftal van VV Bennekom speelt in de zaterdagcompetitie van de landelijke hoofdklasse. In de statuten van VV Bennekom staat, voor zover hier van belang:
artikel 4
1. Leden zijn die natuurlijke personen, die als zodanig door het bestuur zijn toegelaten.
(…)
3. Alleen diegenen die voor de duur van hun lidmaatschap ook lid van de KNVB zijn, kunnen lid zijn van de vereniging”.
(…)
artikel 5
1. De leden zijn verplicht
a. de statuten en reglementen van de vereniging, alsmede de besluiten van het bestuur, de algemene vergadering of een ander orgaan van de vereniging na te leven.
b. de statuten en reglementen van de KNVB, de besluiten van één van haar organen, alsmede van toepassing zijnde spelregels na te leven.
c. de belangen van de vereniging, de KNVB en de voetbalsport in het algemeen niet te schaden.
(…)
artikel 6
1.a. In het algemeen zal strafbaar zijn zodanig handelen of nalaten dat in strijd is met de statuten reglementen en/of besluiten van organen van de vereniging, of waardoor de belangen van de vereniging worden geschaad.
b. Tevens zal strafbaar zijn zodanig handelen of nalaten dat in strijd is met de spelregels, alsmede met de statuten, reglementen en/of besluiten van organen van de KNVB of waardoor de belangen van de KNVB of van de voetbalsport in het algemeen worden geschaad.
2. Het bestuur is bevoegd om, ingeval van overtredingen als bedoeld in het eerste lid, de volgende straffen op te leggen:
a. berisping
b. schorsing
c. royement.
3. Een schorsing kan ten hoogste voor de duur van zes maanden worden opgelegd. Gedurende de periode dat een lid geschorst is, kunnen de aan het lidmaatschap verbonden rechten worden ontzegd.
4. Royement kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in ernstige mate in strijd met de statuten, reglementen en/of besluiten van organen van de vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt (…). Nadat het bestuur tot royement heeft besloten, wordt het betrokken lid ten spoedigste door middel van een aangetekend schrijven van het besluit met opgave van de reden(en) in kennis gesteld. De betrokkene is bevoegd binnen een maand na ontvangst van deze kennisgeving in beroep te gaan bij de algemene vergadering (…). Het besluit van de algemene vergadering zal moeten worden genomen met tenminste twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen.
(…)
artikel 9
1. Het lidmaatschap eindigt:
(…)
d. door royement als bedoeld in artikel 6 lid 4.
(…)”.
2.2.
[eiser] is in juni 2012 door VV Bennekom aangetrokken om de selectie van het eerste elftal te versterken. [eiser] is in dat kader als lid overgeschreven naar VV Bennekom en op basis van een arbeidsovereenkomst bij VV Bennekom in dienst getreden in de functie van contractspeler. In de laatst gesloten overeenkomst “versie C april 2014 (10 periodes)” staat dat [eiser] in het seizoen 2014/2015 zal uitkomen voor VV Bennekom en dat hij daarvoor een vergoeding zal ontvangen voor de periode van 17 juli 2014 tot en met 17 mei 2015.
Ten slotte staat in de overeenkomst dat deze van rechtswege eindigt op 15 mei 2015.
2.3.
[eiser] heeft op 20 september 2014 als speler en aanvoerder met het eerste elftal van VV Bennekom deelgenomen aan een voetbalwedstrijd tussen SV Huizen en VV Bennekom. Na afloop van die wedstrijd zijn er schermutselingen geweest tussen spelers van de beide voetbalverenigingen. De bij de wedstrijd betrokken scheidsrechter heeft in totaal zes spelers een rode kaart gegeven, te weten [eiser] en [naam]van VV Bennekom en [naam], [naam], [naam] en [naam] van SV Huizen.
2.4.
De scheidsrechter heeft na de wedstrijd een wedstrijdformulier ingevuld en naar aanleiding daarvan is een tuchtzaak aanhangig gemaakt bij de Landelijke Tuchtcommissie Amateurvoetbal van de KNVB (hierna: de Tuchtcommissie).
2.5.
Op 22 september 2014 heeft het bestuur van VV Bennekom [eiser] en [naam] meegedeeld dat zij vanwege hun betrokkenheid bij het voormelde incident met onmiddellijke ingang uit de selectie van het eerste elftal waren gezet en dat bovendien door het bestuur besloten was om hen te schorsen en te royeren als lid van VV Bennekom.
2.6.
Bij uitspraak van 24 september 2014 heeft de Tuchtcommissie [eiser] met ingang van 1 oktober 2014 als lid van de KNVB geschorst voor de duur van achttien maanden. De Tuchtcommissie acht bewezen dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan:
“Het bij gelegenheid van de wedstrijd Huizen-Bennekom (…) na afloop van de wedstrijd onbehoorlijk gedragen door meerdere spelers, althans tenminste één speler van Huizen meerdere keren te hebben geslagen, althans tenminste één keer te hebben geslagen”.
Onder het kopje “strafmotivering” heeft de Tuchtcommissie overwogen:
“Naar het oordeel van de tuchtcommissie is er sprake van buitensporig fysiek geweld buiten een spelsituatie en waarbij geen sprake is van strijd om de bal, waardoor deze overtreding wordt aangemerkt als een individuele excessieve overtreding”.
2.7.
Bij brief van 14 oktober 2014 heeft[naam], toen voorzitter van VV Bennekom, aan [eiser] geschreven:
“Het bestuur van de Voetbalvereniging Bennekom heeft besloten u voor te dragen voor royement op grond van de statuten van de Voetbalvereniging Bennekom en de huisregels van de Voetbalvereniging Bennekom zoals die zijn vermeld in onze Seizoen-/Verenigingsgids en te lezen zijn op onze website. In de overeenkomst voor bepaalde tijd die wij met u overeenkwamen, wordt daar ook naar verwezen.
Namens het bestuur bent u op 22 september gehoord in verband met de incidenten in de uitwedstrijd tegen SV Huizen op zaterdag 20 september j.l., waarna u door het bestuur van VV Bennekom bent geschorst en het royement u is aangezegd. Uw royement zal op de Algemene Ledenvergadering van maandag 11 november aan de leden van VV Bennekom worden voorgelegd ter bekrachtiging.
Op dinsdag 30 september heeft er in dezelfde kwestie een tuchtzaak van de KNVB plaatsgevonden waarbij u door diezelfde KNVB op woensdag 1 oktober geschorst bent voor een periode van 18 maanden. Deze op 1 oktober aangezegde schorsing is u op 6 oktober 2014 bevestigd. In de bijlagen verwijzen wij u naar de voor u van toepassing zijnde passages uit onze statuten alsmede de door de KNVB bevestigde schorsing.
De overeenkomst voor bepaalde tijd met betrekking tot spelen in het 1e voetbalelftal van de Voetbalvereniging Bennekom seizoen 2014/2015 is op grond van voorgaande niet meer van uw kant uit te voeren. De onderliggende reden komt voor uw rekening en risico. Deze overeenkomst beschouwen wij dan ook als beëindigd per 1 oktober 2014. Tot die datum zullen wij uitvoering aan de overeenkomst geven”.
2.8.
Blijkens het (concept) verslag van de op 10 november 2014 gehouden algemene ledenvergadering van VV Bennekom, heeft de vergadering het besluit van het bestuur om [eiser] (en [naam]) als lid te royeren unaniem bekrachtigd.
2.9.
De Commissie van Beroep heeft de onder 2.6 bedoelde uitspraak van de Tuchtcommissie bij uitspraak van 21 november 2014 bekrachtigd.
2.10.
Bij vonnis in kort van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, d.d. 4 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter op vordering van [eiser] onder andere beslist dat de hiervoor onder 2.6 en 2.9 genoemde beslissingen van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep worden geschorst, zulks in afwachting van een uitspraak door de rechter in een binnen veertien dagen na betekening van dat vonnis door [eiser] aanhangig te maken bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft daartoe, in rechtsoverwegingen 4.9 t/m 4.11 onder meer overwogen:
“4.9. De Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep hebben in hun uitspraken niet gemotiveerd waarom de (beweerdelijk) door [eiser] aan [naam] en [naam] gegeven klappen in dit geval kwalificeren als excessief. De commissies volstaan met het oordeel dat met het geven van een klap sprake is van buitensporig fysiek geweld buiten een spelsituatie, waarbij geen sprake is van strijd om de bal. Dit klemt omdat in artikel 25 van het reglement (Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal 2014/2015; de voorzieningenrechter) onderscheid wordt gemaakt tussen overtredingen en excessieve overtredingen en voor beide categorieën een verschillende strafmaat wordt gehanteerd. Klappen zoals [eiser] deze volgens de KNVB aan [naam] en [naam] gegeven zou hebben, kwalificeren in beginsel als een overtreding tenzij sprake is van buitensporig gewelddadig handelen en daarmee van een excessieve overtreding.
4.10. (…)
De KNVB laat na (…) in dit kort geding een concrete toelichting te geven waarom de handelingen volgens haar voldoen aan artikel 25 lid 3 van het reglement en daarom als excessief kwalificeren. Weliswaar stelt zij dat dit het geval is, maar zij laat na deze stelling te schragen met feiten en omstandigheden. Dit klemt temeer omdat uit de verklaring van [naam] blijkt dat hij stelt niet geslagen te zijn door [eiser] (…)
4.11.
Voorgaande brengt mee dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de uitspraken van de Tuchtcommissie en de Commissie van beroep zal vernietigen (…)”.
2.11.
De hiervoor bedoelde bodemprocedure heeft [eiser] inmiddels aanhangig gemaakt. Deze procedure loopt nog.
2.12.
Kort na het laatstgenoemde vonnis heeft [eiser] een interview gegeven aan een lokale krant over het incident op 20 september 2014. Het interview is onder andere gepubliceerd in “Ede Stad” van 11 februari 2015. Daarin staat, voor zover van belang:
“In de ogen van de aanvoerder had het allemaal heel anders kunnen lopen. ‘Het opstootje had door snel ingrijpen van zowel de staf van Huizen als Bennekom gemakkelijk kunnen worden voorkomen. Maar trainer [naam] en toen nog bestuurslid technische zaken [naam] keken toevallig de andere kant op. Kennelijk wilden zij hun handen niet vuil maken’ (…).
[eiser] laat de gebeurtenissen in de volgende weken nog eens de revue passeren. ‘Daar heb ik de wolven in schaapskleren leren kennen. Er werd bij de club nauwelijks naar mijn verweer geluisterd. Bestuur en staf hadden maar één doel en dat was de vereniging Bennekom er zo goed mogelijk uit te laten komen (…). Ook de hulp tijdens de zittingen van de tuchtcommissie was minimaal. Neem alleen het feit dat dat de televisieopnamen die gemaakt waren, mislukt zijn. Er zou een batterijprobleem zijn geweest? Ik ben er van overtuigd dat er haarscherpe opnamen waren, maar dat men er belang bij had om die niet te laten zien’ (…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft gevorderd:
a. de schorsings- en royementsbesluiten van VV Bennekom d.d. 20 september 2014 te schorsen totdat in een - binnen een maand na betekening van dit vonnis aanhangig te
maken - bodemprocedure, strekkende tot vernietiging van deze besluiten, zal zijn beslist;
b. VV Bennekom te veroordelen [eiser] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis toe te laten als lid van VV Bennekom en hem te laten deelnemen aan trainingen en wedstrijden van VV Bennekom, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag;
c. VV Bennekom te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente, en in de nakosten.
3.2.
VV Bennekom heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiser] heeft gesteld dat VV Bennekom hem op onjuiste gronden heeft geschorst en geroyeerd als lid van VV Bennekom. Hij heeft daarvoor aangevoerd dat hij na afloop van de wedstrijd tegen SV Huizen op 20 september 2014 geen geweld heeft gebruikt tegen spelers van SV Huizen. Daarom moet worden aangenomen dat het besluit in een bodemprocedure op grond van de artikelen 2:8 en 15 BW zal worden vernietigd.
VV Bennekom heeft dat gemotiveerd betwist.
4.2.
De vraag is allereerst of [eiser] na afloop van de bedoelde wedstrijd geweld heeft gebruikt. Uit het hiervoor onder 2.10 genoemde kort geding vonnis van 4 februari 2015 kan, anders dan [eiser] kennelijk meent, niet worden afgeleid dat hij toen geen geweld heeft gebruikt. De voorzieningenrechter heeft immers enkel geoordeeld dat de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep onvoldoende gemotiveerd hebben aangegeven dat [eiser]
excessiefgeweld heeft gebruikt. Dat [eiser] in het geheel geen geweld zou hebben gebruikt volgt daaruit niet. [eiser] heeft tijdens de zitting in het onderhavige kort geding echter gemotiveerd betwist dat hij heeft geslagen en hij kan dat volgens hem ook staven met getuigenverklaringen van onder andere (een) spelers(s) van SV Huizen. Dat laatste lijkt op voorhand niet onaannemelijk, omdat in het hiervoor bedoelde kort geding vonnis onder andere is overwogen dat uit de verklaring van [naam] (een van de spelers van SV Huizen die [eiser] zou hebben geslagen) blijkt dat hij stelt niet geslagen te zijn door [eiser].
Bij het voorgaande komt nog dat de ter zitting aanwezige voorzitter van VV Bennekom,[naam], heeft verklaard dat hij als toeschouwer (hij was op dat moment nog geen voorzitter) aanwezig was bij de wedstrijd, dat hij de schermutselingen tussen de beide teams kort na afloop van de wedstrijd heeft gezien en dat hij daarbij niet heeft kunnen constateren dat [eiser] toen een of meer spelers van SV Huizen heeft geslagen.
Al het voorgaande leidt ertoe dat thans in het kader van dit geding niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat [eiser] na afloop van de wedstrijd geweld heeft gebruikt
Dat heeft VV Bennekom dan ook niet, zo moet voorshands worden geoordeeld, aan het besluit ten grondslag kunnen leggen.
4.3.
Uit de tijdens de zitting gegeven toelichting van [eiser] en [naam] over het incident kan wel worden afgeleid dat [eiser] zich in de na afloop van de wedstrijd ontstane vechtpartij heeft gemengd. [eiser] heeft daarover verklaard dat hij, toen hij van het veld wilde lopen, zag dat een teamgenoot werd belaagd door vier spelers van Huizen, dat hij zag dat zijn teamgenoot werd geslagen, op de grond viel en vervolgens werd geschopt. Daarop heeft [eiser] besloten zijn teamgenoot te hulp te schieten door met duwen en trekken te proberen spelers van SV Huizen van zijn teamgenoot te verwijderen. De voorzitter heeft dat relaas van [eiser] onderschreven, en daarbij aangetekend dat hij de houding die [eiser] daarbij aannam als agressief en dreigend heeft ervaren. Volgens de voorzitter had [eiser], als aanvoerder van het team, anders op de situatie moeten reageren door spelers op een niet agressieve wijze van de vechtpartij te verwijderen, bijvoorbeeld door een speler met beide armen om het lichaam weg te leiden van de vechtpartij. [eiser] heeft zijnerzijds wel min of meer bevestigd dat hij een soort van vechthouding heeft aangenomen, maar zelf niet de indruk te hebben dat dat agressief en dreigend was.
Als de handelwijze van [eiser] zo is geweest als [naam] zegt, zou de conclusie gerechtvaardigd kunnen zijn dat [eiser], hoewel hij niet heeft geslagen, tocht verkeerd heeft gehandeld door zich agressief/dreigend en dus niet de-escalerend, zoals het een aanvoerder betaamt, te gedragen. Een volledig beeld van hetgeen toen is voorgevallen ontbreekt echter. [naam] heeft ter zitting ook verklaard dat hij in de ontstane chaos maar “een fractie” van het gebeurde heeft gezien. Daarom kan thans niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat het gedrag van [eiser] toen zodanig is geweest dat dat de schorsing/het royement van [eiser] als lid van VV Bennekom rechtvaardigde. Dat zal nader moeten worden onderzocht in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, ligt het voor de hand om aan te nemen dat het besluit van VV Bennekom om [eiser] als lid van de vereniging te schorsen en te royeren, onvoldoende steun vindt in de feiten. Desondanks kunnen de vorderingen van [eiser] niet worden toegewezen. Daarvoor zijn de volgende omstandigheden van belang.
4.4.
Aangenomen moet worden dat de arbeidsovereenkomst tussen VV Bennekom en [eiser] nog tot 17 mei 2015 loopt, zoals VV Bennekom heeft gesteld. In die overeenkomst staat immers met zoveel woorden dat deze op die datum van rechtswege eindigt. [eiser] heeft nog wel gesteld dat het hier gaat om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar dat heeft hij, tegenover de betwisting door VV Bennekom en de duidelijke bewoordingen van de overeenkomst, niet nader toegelicht, zodat daaraan moet worden voorbijgegaan. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de overeenkomst, gerekend vanaf heden, nog slechts zes weken zal voortduren en dan zal zijn ontbonden, nu het er niet naar uitziet dat VV Bennekom genegen zal zijn tot voortzetting van de arbeidsrelatie met [eiser]. Van een bijzonder belang van [eiser] bij voortzetting van de overeenkomst gedurende die korte periode is niet gebleken. [eiser] heeft slechts aangevoerd dat hij graag wil blijven voetballen. Dat is wel begrijpelijk, maar dat kan niet als een bijzonder belang worden beschouwd. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat het belang van [eiser] bij toewijzing van de gevorderde schorsing en toelating tot de wedstrijden/trainingen betrekkelijk gering is.
Daartegenover staat het belang van VV Bennekom bij handhaving van de schorsing/het royement. Volgens VV Bennekom zijn de verhoudingen tussen partijen als gevolg van het door [eiser] gegeven en in een regionaal dagblad gepubliceerde interview zodanig verstoord, dat het onwenselijk is hem weer als lid/speler van de vereniging toe te laten.
[eiser] heeft niet betwist dat hij tijdens het interview de uitspraken heeft gedaan zoals die in het hiervoor onder 2.12 bedoelde krantenartikel staan. Uit dat artikel blijkt niet alleen dat [eiser] de hoofdtrainer en een bestuurslid van VV Bennekom in diskrediet heeft gebracht, maar ook dat hij de suggestie wekt dat het bestuur van VV Bennekom in de procedure voor de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep bepaalde bewijsmiddelen zou hebben achtergehouden. Dat dat laatste zo is, is niet komen vast te staan. Dat de verhoudingen tussen [eiser] en VV Bennekom thans, mede als gevolg van deze uitlatingen ernstig zijn verstoord, kan wel worden aangenomen en is door [eiser] ook onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Deze beide belangen van partijen afwegend, moet worden geoordeeld dat het belang van VV Bennekom bij handhaving van het besluit zwaarder behoort te wegen dan het belang van [eiser] bij schorsing daarvan. Van VV Bennekom kan dan ook in redelijkheid niet worden gevergd [eiser] weer als lid/speler van haar vereniging toe te laten. De vorderingen van [eiser] moeten daarom worden afgewezen.
4.5.
Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2015.
Coll.: ED