1.2De rechtbank wijst dit verzoek om aanhouding af. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht, heeft het onderzoek ter zitting gesloten, omdat het is voltooid en zal uitspraak doen op grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken en het onderzoek ter zitting. Daarvoor zullen de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen termijnen in acht worden genomen.
2. De rechtbank stelt voorop dat de korpschef het bevoegd gezag is (ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel j onder 1, van het Besluit bezoldiging politie, hierna: Bbp). Het bestreden besluit is in mandaat genomen door de programmadirecteur Human Resources Management (HRM), volgens verweerder als plaatsvervangend directeur HRM. De rechtbank is van oordeel dat deze daartoe niet bevoegd is op grond van het Mandaat directeur HRM overgang LFNP, nu de directeur HRM daarin specifiek gemandateerd is om primaire besluiten tot toekenning van en overgang naar een LFNP functie te nemen. De rechtbank leidt hieruit af dat daarmee niet tevens een mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar is verleend. De beslissingsbevoegdheid voor het bestreden besluit is evenmin af te leiden uit het Mandaatbesluit politie januari 2014, nu niet is gebleken dat het LFNP als werkterrein aan de directeur HRM is toebedeeld. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit niet valt af te leiden uit het Mandaat directeur HRM overgang LFNP. Aan het bestreden besluit kleeft derhalve een bevoegdheidsgebrek. Nu echter de korpschef het bestreden besluit op 4 november 2014 heeft bekrachtigd, wordt dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht gepasseerd, omdat eiseres door dit gebrek niet in haar belangen is geschaad.
3. De onderhavige besluitvorming is gebaseerd op artikel 5 van de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie op 8 mei 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant van 22 mei 2013, nr. 13141. Hierin is bepaald dat voor de toekenning van en overgang naar een LFNP functie de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn (tweede en derde lid), zij het met een mogelijkheid voor verweerder om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - daarvan af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (vierde lid, hierna: de hardheidsclausule). De transponeringstabel is als bijlage gevoegd bij de Regeling.
4. Bij uitspraak van 14 oktober 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:6447) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is en dat deze aan de LFNP besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om daar in dit geval anders over te oordelen. 5. In de onderhavige zaak is de juistheid van de uitgangspositie niet in geschil en evenmin dat verweerder bij de inpassing van die uitgangspositie in een LFNP functie de transponeringstabel heeft gevolgd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
6. De uitgangspositie van eiseres is vastgesteld op de functie Recherche Assistent (schaal 5) (hierna: de korpsfunctie). Zij is overgegaan naar de LFNP Assistent Intake & Service B in het domein Uitvoering en vakgebied Intake & Service (schaal 5). Eiseres is van mening dat zij had moeten overgaan naar de LFNP functie Medewerker Tactische Opsporing (schaal 6) in het domein Uitvoering en vakgebied Tactische Opsporing. Zij heeft daartoe aangevoerd dat onmiskenbaar uit haar korpsfunctiebeschrijving blijkt dat de kern van haar werk ziet op de opsporing. Het opnemen en registreren van aangiften zijn ondergeschikte taken zijn, terwijl deze taken juist op de voorgrond staan in het vakgebied Intake & Service. Bovendien komen andere taken uit het vakgebied Intake & Service helemaal niet voor in haar korpsfunctiebeschrijving. Eiseres heeft voorts naar voren gebracht dat zij bij de vervulling van haar korpsfunctie onder meer is belast met het verlenen van ondersteuning bij de uitvoering van het onderzoeksplan, het opstellen van processen-verbaal, het uitvoeren van operationele ondersteunende taken op locatie, het vastleggen van opsporingsactiviteiten en het verzamelen en documenten van informatie uit (half)open bronnen. Eiseres is daarom van mening dat het vakgebied Tactische Opsporing het meest vergelijkbaar is met haar korpsfunctie en dat sprake is van een onbillijke situatie, omdat zij door de toekenning van en overgang naar de LFNP functie Assistent Intake & Service B ver verwijderd dreigt te raken van de inhoud van haar werk. Eiseres meent dat dit door toepassing van de hardheidsclausule moet worden gecorrigeerd.
7. De rechtbank ziet hierin geen feiten of omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Vast staat dat de in eiseres’ uitgangspositie genoemde korpsfunctie in de transponeringstabel is gematcht met het domein Uitvoering en het vakgebied Intake & Service. Verweerder heeft deze keuze van de regelgever bij de onderhavige besluitvorming gerespecteerd en is daartoe in beginsel ook gehouden. Wel dient verweerder, anders dan de regelgever, op grond van artikel 5 van de Regeling in ieder geval ook rekening te houden met eventuele in de uitgangspositie vastgelegde bijzondere situaties en afspraken, maar daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het volgen van de transponeringstabel in het specifieke geval van eiseres leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of dat sprake is van een bijzondere situatie die niet door de regelgever is voorzien, waardoor verweerder in redelijkheid de transponeringstabel niet heeft kunnen volgen. Daarbij betrekt de rechtbank dat is vastgelegd dat bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
8. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Hiervoor wordt eveneens verwezen naar de onder 4 genoemde uitspraak van deze rechtbank van 14 oktober 2014.