ECLI:NL:RBGEL:2015:2040

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
14/5216
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot toekenning en overgang naar functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. P. de Casparis, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie, waarbij haar bezwaar tegen een eerdere beslissing tot toekenning van en overgang naar een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) ongegrond is verklaard. De rechtbank Gelderland heeft op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiseres had op 16 december 2013 een besluit ontvangen over haar functie, maar was het niet eens met de uitkomst van het bezwaar dat op 25 juni 2014 ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 9 maart 2015 heeft eiseres verzocht om aanhouding van de zaak in afwachting van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in soortgelijke zaken, maar dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelde dat zij voldoende voorgelicht was en het onderzoek ter zitting kon sluiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef het bevoegd gezag is en dat het bestreden besluit in mandaat is genomen door de programmadirecteur HRM. De rechtbank concludeert dat deze niet bevoegd was om het besluit te nemen, maar dat het gebrek in de besluitvorming niet heeft geleid tot schade voor eiseres, omdat de korpschef het besluit later heeft bekrachtigd. De rechtbank heeft verder overwogen dat de besluitvorming is gebaseerd op de Regeling overgang naar een LFNP functie, waarin de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Eiseres was van mening dat zij in een hogere functie had moeten worden geplaatst, maar de rechtbank oordeelde dat de keuze van de regelgever gerespecteerd moest worden en dat er geen feiten of omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 14/5216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
(gemachtigde: mr. P. de Casparis),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Op 16 december 2013 is ten aanzien van eiseres een besluit tot toekenning van en overgang naar een functie uit het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) genomen.
Bij bestreden besluit van 25 juni 2014 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2015.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Dammingh, werkzaam bij FNV NPb. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J.C. Garrels en mr. G.A. van Oosterop.

Overwegingen

1.1
Ter zitting is namens eiseres verzocht om aanhouding van de zaak in afwachting van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in soortgelijke zaken, waarvan behandeling is vastgesteld op 16 april 2015.
1.2
De rechtbank wijst dit verzoek om aanhouding af. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht, heeft het onderzoek ter zitting gesloten, omdat het is voltooid en zal uitspraak doen op grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken en het onderzoek ter zitting. Daarvoor zullen de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen termijnen in acht worden genomen.
2. De rechtbank stelt voorop dat de korpschef het bevoegd gezag is (ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel j onder 1, van het Besluit bezoldiging politie, hierna: Bbp). Het bestreden besluit is in mandaat genomen door de programmadirecteur Human Resources Management (HRM), volgens verweerder als plaatsvervangend directeur HRM. De rechtbank is van oordeel dat deze daartoe niet bevoegd is op grond van het Mandaat directeur HRM overgang LFNP, nu de directeur HRM daarin specifiek gemandateerd is om primaire besluiten tot toekenning van en overgang naar een LFNP functie te nemen. De rechtbank leidt hieruit af dat daarmee niet tevens een mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar is verleend. De beslissingsbevoegdheid voor het bestreden besluit is evenmin af te leiden uit het Mandaatbesluit politie januari 2014, nu niet is gebleken dat het LFNP als werkterrein aan de directeur HRM is toebedeeld. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit niet valt af te leiden uit het Mandaat directeur HRM overgang LFNP. Aan het bestreden besluit kleeft derhalve een bevoegdheidsgebrek. Nu echter de korpschef het bestreden besluit op 4 november 2014 heeft bekrachtigd, wordt dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht gepasseerd, omdat eiseres door dit gebrek niet in haar belangen is geschaad.
3. De onderhavige besluitvorming is gebaseerd op artikel 5 van de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie op 8 mei 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant van 22 mei 2013, nr. 13141. Hierin is bepaald dat voor de toekenning van en overgang naar een LFNP functie de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn (tweede en derde lid), zij het met een mogelijkheid voor verweerder om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - daarvan af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (vierde lid, hierna: de hardheidsclausule). De transponeringstabel is als bijlage gevoegd bij de Regeling.
4. Bij uitspraak van 14 oktober 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:6447) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is en dat deze aan de LFNP besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om daar in dit geval anders over te oordelen.
5. In de onderhavige zaak is de juistheid van de uitgangspositie niet in geschil en evenmin dat verweerder bij de inpassing van die uitgangspositie in een LFNP functie de transponeringstabel heeft gevolgd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
6. De uitgangspositie van eiseres is vastgesteld op de functie Recherche Assistent (schaal 5) (hierna: de korpsfunctie). Zij is overgegaan naar de LFNP Assistent Intake & Service B in het domein Uitvoering en vakgebied Intake & Service (schaal 5). Eiseres is van mening dat zij had moeten overgaan naar de LFNP functie Medewerker Tactische Opsporing (schaal 6) in het domein Uitvoering en vakgebied Tactische Opsporing. Zij heeft daartoe aangevoerd dat onmiskenbaar uit haar korpsfunctiebeschrijving blijkt dat de kern van haar werk ziet op de opsporing. Het opnemen en registreren van aangiften zijn ondergeschikte taken zijn, terwijl deze taken juist op de voorgrond staan in het vakgebied Intake & Service. Bovendien komen andere taken uit het vakgebied Intake & Service helemaal niet voor in haar korpsfunctiebeschrijving. Eiseres heeft voorts naar voren gebracht dat zij bij de vervulling van haar korpsfunctie onder meer is belast met het verlenen van ondersteuning bij de uitvoering van het onderzoeksplan, het opstellen van processen-verbaal, het uitvoeren van operationele ondersteunende taken op locatie, het vastleggen van opsporingsactiviteiten en het verzamelen en documenten van informatie uit (half)open bronnen. Eiseres is daarom van mening dat het vakgebied Tactische Opsporing het meest vergelijkbaar is met haar korpsfunctie en dat sprake is van een onbillijke situatie, omdat zij door de toekenning van en overgang naar de LFNP functie Assistent Intake & Service B ver verwijderd dreigt te raken van de inhoud van haar werk. Eiseres meent dat dit door toepassing van de hardheidsclausule moet worden gecorrigeerd.
7. De rechtbank ziet hierin geen feiten of omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Vast staat dat de in eiseres’ uitgangspositie genoemde korpsfunctie in de transponeringstabel is gematcht met het domein Uitvoering en het vakgebied Intake & Service. Verweerder heeft deze keuze van de regelgever bij de onderhavige besluitvorming gerespecteerd en is daartoe in beginsel ook gehouden. Wel dient verweerder, anders dan de regelgever, op grond van artikel 5 van de Regeling in ieder geval ook rekening te houden met eventuele in de uitgangspositie vastgelegde bijzondere situaties en afspraken, maar daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het volgen van de transponeringstabel in het specifieke geval van eiseres leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of dat sprake is van een bijzondere situatie die niet door de regelgever is voorzien, waardoor verweerder in redelijkheid de transponeringstabel niet heeft kunnen volgen. Daarbij betrekt de rechtbank dat is vastgelegd dat bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
8. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Hiervoor wordt eveneens verwezen naar de onder 4 genoemde uitspraak van deze rechtbank van 14 oktober 2014.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. van Wezel, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.