ECLI:NL:RBGEL:2015:1129

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2015
Publicatiedatum
23 februari 2015
Zaaknummer
05/820744-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van amfetamine met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 24 maart 2014 vond er een verkeersongeval plaats op de Varsseveldseweg in de gemeente Doetinchem, waarbij de verdachte als bestuurder van een personenauto onder invloed van amfetamine reed. Tijdens het rijden begon de verdachte te slingeren, waarna de auto in de berm terechtkwam en tegen een boom botste. De bijrijder, genaamd [slachtoffer], raakte hierbij zwaar gewond. Uit toxicologisch onderzoek bleek dat de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine in zijn bloed had, wat zijn rijvaardigheid nadelig beïnvloedde. De officier van justitie eiste een veroordeling voor de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag werd verweten.

De rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband was tussen de verweten gedraging en het ongeval, maar dat de verdachte wel aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de getuige [slachtoffer], het toxicologisch onderzoek en de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de overtredingen van de Wegenverkeerswet, en legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, samen met een werkstraf van 100 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eigen verwondingen door het ongeval en zijn eerdere druggebruik. De rechtbank benadrukte dat het drugsgebruik van de verdachte een zorgwekkende factor was, en dat de opgelegde sancties als een waarschuwing moesten dienen om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Promis II
Parketnummer : 05/820744-14
Datum zitting : 09 februari 2015
Datum uitspraak : 23 februari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. A.A. Holleeder, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 maart 2014 in de gemeente Doetinchem als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Varsseveldseweg, roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend
en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) drugs
en/of medicijnen, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke)
hoeveelheid drugs (amfetamine) en/of medicijnen, en/of
- terwijl de weg ter plaatse, gelet op de rijrichting van verdachte, een
(flauwe) bocht naar links maakte, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Varsseveldseweg heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- ( daarbij) niet de voor hem, verdachte, bestemde rijstrook heeft gevolgd,
immers is verdachte met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk
in de, gelet op de rijrichting van verdachte, rechter berm terecht gekomen,
en/of
- ( vervolgens) een stuurcorrectie naar links heeft gemaakt, althans naar links heeft gestuurd, en/of
- ( daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad,
en/of in een slip is geraakt, en/of
- ( vervolgens) het met door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk in
de, gelet op de rijrichting van verdachte, linkerberm is terecht gekomen, en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een in
de berm staande boom,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan,
terwijl het feit is veroorzaakt terwijl verdachte toen dat motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van een stof (amfetamine) dat hij niet tot
behoorlijk besturen in staat moet worden geacht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 maart 2014 in de gemeente Doetinchem als bestuurder van
een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Varsseveldseweg,
- terwijl hij onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) drugs
en/of medicijnen, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke)
hoeveelheid drugs (amfetamine) en/of medicijnen, en/of
- terwijl de weg ter plaatse, gelet op de rijrichting van verdachte, een
(flauwe) bocht naar links maakte, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Varsseveldseweg heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- ( daarbij) niet de voor hem, verdachte, bestemde rijstrook heeft gevolgd,
immers is verdachte met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk
in de, gelet op de rijrichting van verdachte, rechter berm terecht gekomen,
en/of
- ( vervolgens) een stuurcorrectie naar links heeft gemaakt, althans naar links heeft gestuurd, en/of
- ( daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad,
en/of in een slip is geraakt, en/of
- ( vervolgens) het met door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk in
de, gelet op de rijrichting van verdachte, linkerberm is terecht gekomen, en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een in
de berm staande boom,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2014 in de gemeente Doetinchem als bestuurder van
een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij
verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan
hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet
in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 09 februari 2015 ter terechtzitting behandeld. Daarbij is verdachte verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Holleeder, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd en de veroordeling van verdachte ten aanzien van beide feiten gevorderd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende vastgesteld.
Op 24 maart 2014 reed verdachte als bestuurder van een personenauto over de Varsseveldseweg in de gemeente Doetinchem. [2] Zijn vriend [slachtoffer] zat als bijrijder in de auto. [3] Verdachte begon op de Varsseveldseweg over de weg te slingeren, waarna de auto met de rechterwielen in de berm terecht kwam. [4] Hierop is een stuurcorrectie naar links gemaakt. [5] De auto raakte vervolgens in een slip en botste met de rechterzijde tegen een in de berm staande boom. [6] Door het ongeval raakte de bijrijder [slachtoffer] zwaar gewond. [7]
Uit toxicologisch onderzoek dat op 24 maart 2014 is uitgevoerd, is gebleken dat een hoeveelheid amfetamine, benzodiazepinen en lidocaïne is aangetroffen in het bloed van verdachte. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en dat hem aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag verweten kan worden. Verdachte was onder invloed van amfetamine en/of slaapmiddelen. Volgens het NFI had dit een waarschijnlijk nadelige invloed op de rijvaardigheid van verdachte. Verdachte had zich hiervan bewust moeten zijn. In die zin kan het gebruik van amfetamine gelijkgesteld worden aan het innemen van alcohol, aldus de officier van justitie. Verdachte moet hebben geweten dat hij met de auto aan het slingeren was, voordat het ongeval ontstond. Verdachte heeft de auto in ieder geval niet onder controle gehad. Door het ongeval heeft bijrijder [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van schuld van verdachte. Getuige [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte moe was, maar zijn rijgedrag op de weg aanvankelijk zelf corrigeerde. Hieruit blijkt dat verdachte verantwoord rijgedrag vertoonde. Kennelijk is er daarna iets gebeurd waardoor verdachte is weggevallen. Niet bekend is geworden wat de oorzaak hiervan is geweest. Vervolgens heeft [slachtoffer] ingegrepen waardoor de auto in een slip is geraakt en tegen een boom is gebotst.
Niet vast is komen te staan dat er een relatie was tussen het onwel/bewusteloos raken van verdachte en het gebruik van amfetamine. Hierdoor is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Beoordeling door de rechtbank
Voor schuld in de zin van artikel 6 WVW is een causaal verband tussen de verweten gedraging en het verkeersongeval vereist, waarbij het verkeersongeval in redelijkheid toe te rekenen moet zijn aan de schuld van verdachte. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat sprake is geweest van een dergelijke schuld van verdachte in de zin van roekeloosheid.
Echter, op grond van de verklaring van getuige [slachtoffer], het toxicologisch onderzoek van het NFI, het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse en de verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Blijkens het toxicologisch onderzoek van het NFI is er een hoeveelheid van 3,3 mg/l amfetamine [9] in het bloed van verdachte aangetroffen. Dit kwalificeert het NFI als een hoge concentratie [10] en het NFI concludeert daarbij dat de amfetamine de rijvaardigheid van verdachte waarschijnlijk nadelig heeft beïnvloed [11] .
Verdachte heeft verklaard dat hij in de 24 uur voordat het ongeval plaatsvond amfetamine (speed) heeft gebruikt. [12] Het is een feit van algemene bekendheid ((http://nl.wikipedia.org/wiki/Speed_(drug)) en (http://www.drugsinfoteam.nl/drugsinfo/speed/speed-werking/)) dat, hoewel speed op korte termijn doorgaans een oppeppend effect heeft, een bekend na-effect is dat het vermoeidheid veroorzaakt en bij veelvuldig gebruik zelfs tot chronische vermoeidheid kan leiden.
Voorts heeft getuige [slachtoffer] over verdachte verklaard:

[verdachte] gaf al aan dat hij aardig moe was tijdens het rijden. Hij slingerde al wel over de weg. Hij moest zichzelf een aantal malen corrigeren. Ik merkte dat hij niet echt meer geconcentreerd was op de weg.
Opeens trapte hij het gas in. (…) We kwamen vervolgens met de rechterwielen in de berm terecht.”
Verdachte heeft tijdens het rijden dus ook tegenover zijn vriend [slachtoffer] aangegeven dat hij vermoeid was. Mede in aanmerking genomen zijn druggebruik op zaterdagavond, overweegt de rechtbank dat verdachte zich er derhalve bewust van moet zijn geweest dat hij vermoeid was, zich niet goed kon concentreren op de weg en soms slingerde over de weg. Een en ander gebeurde volgens [slachtoffer] voordat verdachte “wegviel”. Desondanks is verdachte (verder) als bestuurder opgetreden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden door onder invloed van amfetamine als bestuurder op te treden, terwijl hij merkte dat hij vermoeid was, zich niet goed kon concentreren op de weg, maar desalniettemin is doorgereden, vervolgens over de weg is gaan slingeren en het voertuig niet onder controle heeft gehouden, waardoor uiteindelijk de botsing is ontstaan.
De rechtbank acht daarbij niet bewezen dat verdachte een stuurcorrectie naar links heeft gemaakt, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] en niet verdachte deze stuurcorrectie heeft gemaakt.
De rechtbank gaat enkel uit van invloed van het middel amfetamine, nu op grond van het toxicologisch onderzoek niet kan worden uitgesloten dat de benzodiazepinen en lidocaïne pas na het ongeval tijdens het medisch ingrijpen aan verdachte zijn toegediend.
De bijrijder [slachtoffer] heeft aan het ongeval tien gebroken ribben, een geperforeerde long, een klaplong, en een gescheurde pees in zijn onderarm overgehouden, waarbij de verwachtte genezingsduur van de klaplong op 6 maanden werd geschat. [13] Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat door het ongeval zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] is ontstaan, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 maart 2014 reed verdachte in de gemeente Doetinchem als bestuurder van een personenauto over de Varsseveldseweg in de gemeente Doetinchem.
Uit toxicologisch onderzoek is gebleken dat een hoeveelheid amfetamine, benzodiazepinen en lidocaïne is aangetroffen in het bloed van verdachte. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de veroordeling van verdachte voor feit 2 gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu niet bewezen kan worden dat verdachte door het gebruik van amfetaminen niet tot het behoorlijk besturen in staat is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat, gelet op hetgeen zij hiervoor ten aanzien van feit 1 heeft overwogen, uit de bewijsmiddelen [15] volgt dat door amfetamine te gebruiken in de 24 uur voorafgaand aan het ongeval, verdachte wist dat dit zijn rijvaardigheid kon verminderen en hij dit ook merkte omdat hij moe en ongeconcentreerd was. Hierdoor was verdachte niet in staat tot het behoorlijk besturen van de auto. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat voormeld NFI rapport heeft geconcludeerd dat sprake was van een hoge concentratie amfetamine in het bloed van verdachte en dat de rijvaardigheid daardoor waarschijnlijk - de uiterste variant van de conclusieschaal – nadelig is beïnvloed.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. primair
hij op 24 maart 2014 in de gemeente Doetinchem als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Varsseveldseweg
aanmerkelijk, onvoorzichtig, heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) drugs
en
- terwijl de weg ter plaatse, gelet op de rijrichting van verdachte, een
(flauwe) bocht naar links maakte, en
- ( daarbij) in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Varsseveldseweg heeft gelet en is blijven letten, en
- ( daarbij) niet de voor hem, verdachte, bestemde rijstrook heeft gevolgd,
immers is verdachte met het door hem bestuurde voertuig gedeeltelijk
in de, gelet op de rijrichting van verdachte, rechter berm terecht gekomen,
en
- ( daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad,
en
- ( vervolgens) is gebotst tegen, een in
de berm staande boom,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan,
terwijl het feit is veroorzaakt terwijl verdachte toen dat motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van een stof (amfetamine) dat hij niet tot
behoorlijk besturen in staat moet worden geacht;
2.
hij op 24 maart 2014 in de gemeente Doetinchem als bestuurder van
een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij
verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan
hij wist dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van de feit 2:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel of ten dele uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden.
Bij het formuleren van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, waarbij verdachte ook andere weggebruikers in gevaar heeft gebracht. Hoewel verdachte fysiek de gevolgen van het ongeval ook zelf heeft ondervonden, blijkt uit zijn strafblad dat het hem er nadien niet van heeft weerhouden om zich met drugs in te laten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 8 januari 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ten tijde van het ongeval was verdachte onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine (speed) hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte door het ongeval ook zelf behoorlijk gewond is geraakt en ook nu nog last heeft van geheugenverlies. De rechtbank acht hierdoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, niet passend. Evenwel, maakt de rechtbank zich zorgen om het drugsgebruik van verdachte, in die zin dat verdachte enkele maanden na het ongeval, in augustus 2014, opnieuw is aangetroffen met harddrugs. De rechtbank zal daarom de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, beide als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw onder invloed als bestuurder op te treden.
Daarnaast rechtvaardigt de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden en
bepaalt dat deze gevangenisstraf geheel niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
en voorts tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren.
De rechtbank beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast en stelt deze vervangende hechtenis vast op 50 (vijftig) dagen,
en tot
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 18 (achttien) maanden.
De rechtbank bepaalt dat van deze ontzegging
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.
mr. A.L.M. Steinebach-de Wit is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Regio Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Doetinchem, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0641-2014040917, gesloten op 17 augustus 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2015; het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse opgemaakt doorverbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 25 juni 2014, p. 3, onder ‘1.2.1 Personenauto, merk Renault, kenteken [kenteken]’.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2015; het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 14 mei 2014, proces-verbaalnummer PL0641-2014040917-8, blad 1.
4.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 14 mei 2014, proces-verbaalnummer PL0641-2014040917-8, blad 1.
5.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 14 mei 2014, proces-verbaalnummer PL0641-2014040917-8, blad 2 en het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse opgemaakt doorverbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 25 juni 2014, p. 3 onder ‘1.2.1 Personenauto, merk Renault, kenteken [kenteken]’.
6.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 14 mei 2014, proces-verbaalnummer PL0641-2014040917-8, blad 1 en 2; het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 25 juni 2014, p. 3.
7.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], d.d. 14 mei 2014, proces-verbaalnummer: PL0641-2014040917-8, blad 2; een schriftelijk bescheid zijnde een geneeskundige verklaring, opgemaakt door dr. [arts], chirurg, d.d. 24 maart 2014.
8.Het toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 28 april 2014, p. 4 van 6, onder ‘4 Resultaten’.
9.Het toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 28 april 2014, p. 4 van 6, onder ‘4 Resultaten’.
10.Het toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 28 april 2014, p. 5 van 6, onder ‘5 Interpretatie van resultaten’.
11.Het toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 28 april 2014, p. 6 van 6, onder ‘6 Conclusie’.
12.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 9 februari 2015.
13.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], d.d. 14 mei 2014, proces-verbaalnummer: PL0641-2014040917-8, blad 2; een schriftelijk bescheid zijnde een geneeskundige verklaring, opgemaakt door dr. [arts], chirurg, d.d. 24 maart 2014.
14.Het toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 28 april 2014, p. 4 van 6, onder ‘4 Resultaten’.
15.Het toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 28 april 2014, p. 4 van 6, onder ‘4 Resultaten’; de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 9 februari 2015; het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], d.d. 14 mei 2014, proces-verbaalnummer: PL0641-2014040917-8, blad 1.