ECLI:NL:RBGEL:2014:8106

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
19 januari 2015
Zaaknummer
273516
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door geluidsbelasting van autowasstraat op kantoorgebouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen R en H Beheer II B.V. en een gedaagde partij die een autowasstraat exploiteert. R en H Beheer, eigenaar van een kantoorgebouw aan de Industrieweg 4A te Culemborg, vorderde dat de gedaagde partij het gebruik van de wasstraat zou staken, omdat deze zonder omgevingsvergunning was aangelegd en geluidsoverlast veroorzaakte voor de huurders van het kantoorpand. De gedaagde partij had de wasstraat in gebruik genomen zonder de vereiste vergunningen, wat volgens R en H Beheer in strijd was met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij kort na de aanzegging van de gemeente Culemborg om handhaving, de benodigde omgevingsvergunning had aangevraagd en een melding had gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat het onduidelijk was of de geluidsnormen die in het Activiteitenbesluit zijn vastgelegd, van toepassing zijn op het kantoorgebouw van R en H Beheer, aangezien dit gebouw niet als een geluidsgevoelig gebouw wordt aangemerkt volgens de geldende wetgeving. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde partij onrechtmatig handelde door de wasstraat te exploiteren zonder vergunning.

De vorderingen van R en H Beheer werden afgewezen, en de rechtbank veroordeelde R en H Beheer in de proceskosten van de gedaagde partij. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid over de toepasselijkheid van geluidsnormen en vergunningseisen in situaties waar geluidsoverlast een rol speelt, en de belangenafweging tussen de exploitatie van een bedrijf en de rechten van omwonenden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/273516 / KG ZA 14-596
Vonnis in kort geding van 9 december 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R EN H BEHEER II B.V.,
gevestigd te Culemborg,
eiseres,
advocaat mr. Th. de Werdt te IJsselstein,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Culemborg,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar eigenaar/bestuurder de heer [gedaagde].
Partijen zullen hierna R en H Beheer en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
R en H Beheer is eigenaar van een kantoorgebouw aan de Industrieweg 4A te Culemborg. Het gebouw is door R en H Beheer verhuurd aan derden, onder andere aan Kwint International B.V.
2.2.
[gedaagde] exploiteert een autogarage aan de Industrieweg 3 te Culemborg. Sinds begin oktober 2014 heeft [gedaagde] een autowasstraat in bedrijf. De uitrit van de wasstraat bevindt zich op 20,3 meter vanaf de gevel van het pand van R en H Beheer. De wasstraat is aangelegd en in gebruik gesteld zonder dat [gedaagde] over een omgevingsvergunning beschikt.
2.3.
Per brief van 10 oktober 2014 heeft Kwint International de huurovereenkomst van het kantoorgebouw aan de Industrieweg 4A opgezegd tegen het einde van de huurtermijn. In de brief staat, voor zover van belang, het volgende:
Wij hebben van u een pand aan de Industrieweg 4A te Culemborg gehuurd onder de omstandigheden dat dit aan een normale weg op het industrieterrein ligt. Zoals u weet is er in de week van 1 oktober 2014 op 15 meter afstand van ons een wasstraat geopend. Door het opengaan van deze wasstraat hebben wij nu te maken met een gemiddeld geluidsniveau van 70 DB in onze kantoren en een gemiddeld geluidsniveau van 90 DB aan onze buitengevel. U weet dat ons bedrijf aan de industrieweg 4A te Culemborg wordt gebruikt als kantoorpand door het ernstige geluidsoverlast wat wij op dit moment ondervinden kunnen wij onze werkzaamheden op dit moment dat ook niet meer naar behoren uitvoeren. Door dit ernstige geluidsoverlast kan ons personeel ook niet meer volgens de geldende ARBO normen werken, met alle gevolgen voor ons bedrijf MNT kwint international bv van dien.
2.4.
Per brief van 22 oktober 2014 heeft de gemeente Culemborg [gedaagde] op de hoogte gesteld van haar handhavingsvoornemen. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Controle
Op 2 oktober 2014 is door onze toezichthouders de heer Essens en mevrouw De Groot een controle uitgevoerd op Industrieweg 3-5 in Culemborg. Tijdens deze controle is geconstateerd dat een wasstraat is gebouwd zonder omgevingsvergunning. De wasstraat is opgericht en in werking zonder melding Activiteitenbesluit. Van de controle is een verslag gemaakt dat als bijlage bij deze brief is gevoegd.
Overtreding
Door te bouwen van een wasstraat zonder omgevingsvergunning handelt u in strijd met artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In dit artikel staat dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Door een wasstraat op te richten en in werking te hebben zonder melding handelt u in strijd met artikel 8.41 Wet milieubeheer en artikel 1.10 Activiteitenbesluit. Hierin is bepaald dat degene die een inrichting opricht, dit moet melden ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag.
Wat moet u doen?
U moet een aanvraag omgevingsvergunning indienen voor de volgende activiteiten:
  • Het wijzigen van de gevel van het pand industrieweg 3-5 in Culemborg.
  • Het plaatsen van reclame uiting en het oprichten van een frame t.b.v. het spandoek.
  • Het aanleggen van de in-en uitrit.
Daarnaast moet u een melding Activiteitenbesluit indienen. Bij de melding dient u in ieder geval de volgende zaken aan te geven.
(…)
2. Akoestisch onderzoek verplicht
Wij hebben besloten dat u voor uw bedrijf binnen 6 weken na verzenddatum van deze brief een akoestisch onderzoek dient aan te leveren (conform artikel 1.11, lid 5 van het Activiteitenbesluit). Het is aannemelijk dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (…) of het maximale geluidsniveau (…) veroorzaakt door de installaties en toestellen in uw bedrijf, of veroorzaakt door verandering daarvan, meer bedragen dan de geluidswaarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 dan wel 2.20 van het Activiteitenbesluit.
Motivering aannemelijkheid
Wij hebben klachten ontvangen van geluidsoverlast van uw wasstraat. Gelet op de afstand van de installaties tot de geluidgevoelige objecten en het geluidniveau van de wasstraat is het onduidelijk of in de huidige situatie aan de geluidsvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit wordt voldaan.
(…).
2.5.
R en H Beheer heeft een meetrapport van KGIGroep in het geding gebracht. De meting is op 23 oktober 2014 uitgevoerd. Tijdens het drogingsproces van de wasstraat is op de gevel van het kantoorgebouw van R en H Beheer een gemeten equivalente geluidsniveau (Leq) van ongeveer 68 dB(A) geconstateerd. In het kantoorgebouw is een gemeten equivalent geluidsniveau (Leq) van ongeveer 51 dB(A) geconstateerd en op een afstand van 25 meter van de wasstraat is tijdens het drogingsproces een LAeq van gemiddeld 73 dB(A) over 2,5 minuten meettijd gemeten.
2.6.
[gedaagde] heeft de vereiste omgevingsvergunning aangevraagd en heeft de melding ingevolge het Activiteitenbesluit gedaan. In de melding is vermeld dat het gaat om een type B inrichting.

3.Het geschil

3.1.
R en H Beheer vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om onmiddellijk na betekening van dit vonnis het gebruik van de door [gedaagde] opgerichte wasstraat te staken en gestaakt te houden, totdat [gedaagde] beschikt over een omgevingsvergunning voor de wasstraat en de wasstraat voldoet aan de daarvoor gestelde milieunormen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 telkens indien [gedaagde] in strijd met dit vonnis handelt en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit uit de stellingen van R en H Beheer voort.
4.2.
Volgens R en H Beheer is de wasstraat van [gedaagde] aangelegd en in gebruik gesteld zonder dat [gedaagde] over een omgevingsvergunning beschikt. Door het oprichten en in werking hebben van de wasstraat niet te melden aan het bevoegd gezag, handelt [gedaagde] volgens R en H Beheer voorts in strijd met artikel 8.41 van de Wet Milieubeheer en artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit). Het gebruik van de wasstraat veroorzaakt volgens R en H Beheer geluidsoverlast voor de huurders van het pand van R en H Beheer. Daarbij worden de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit overtreden, waarmee [gedaagde] onrechtmatig handelt jegens R en H Beheer.
4.3.
Uit de brief van de gemeente Culemborg van 22 oktober 2014 leidt de voorzieningenrechter af dat er voor de wasstraat geen omgevingsvergunning milieu hoeft te worden aangevraagd. Ten aanzien van het milieu kan blijkens de brief worden volstaan met een melding ingevolge het Activiteitenbesluit. De gemeente heeft daarbij een akoestisch onderzoek verplicht gesteld omdat zij aanneemt dat, gelet op de afstand van de installaties tot geluidsgevoelige objecten, het geluid van de wasstraat meer bedraagt dan de geluidswaarden in de artikelen 2.17, 2.19 dan wel 2.20 van het Activiteitenbesluit. Voor het wijzigen van de gevel, het plaatsen van een reclame-uiting en het oprichten van een frame ten behoeve van het spandoek en het aanleggen van een in- en uitrit is wel een omgevingsvergunning vereist.
4.4.
Het in werking hebben van een wasstraat zonder te beschikken over een omgevingsvergunning en zonder het doen van een melding ingevolge het Activiteitenbesluit, is in beginsel onrechtmatig jegens degenen die aan het vergunningsvereiste en/of de geluidsnormen, zoals vastgelegd in de desbetreffende artikelen in het Activiteitenbesluit, bescherming kunnen ontlenen. Nu in de aan te vragen omgevingsvergunning naar alle waarschijnlijkheid geen milieueisen zullen worden opgenomen - tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat het een type B inrichting betreft waarvoor geen vergunning in het kader van de Wet milieubeheer nodig is - zal moeten worden onderzocht of [gedaagde] handelt in strijd met het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn immers de geluidsnormen neergelegd waaraan de exploitant van een type B inrichting zich in zijn concrete geval heeft te houden om geen onaanvaardbare inbreuk te maken op de belangen die met deze meldingsplicht worden gediend, in dit geval het milieubelang (geluidhinder), waaronder begrepen de belangen van omwonenden/de omgeving.
4.5.
[gedaagde] heeft kort na de brief van de gemeente Culemborg van 22 oktober 2014 de vereiste omgevingsvergunning aangevraagd en de melding ingevolge het Activiteitenbesluit gedaan. De zaak is nog bij de gemeente Culemborg in behandeling. De vraag die in dit kort geding is gerezen, is of geluidsbelasting op de gevel van een kantoorgebouw wel valt onder het bereik van de geluidsnormen zoals die zijn vastgelegd in (de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van) het Activiteitenbesluit. In artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit staat dat het gaat om de geluidsbelasting op de gevel van zogeheten ‘gevoelige gebouwen’. Blijkens artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit zijn ‘gevoelige gebouwen’ woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidshinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen. Artikel 1 van de Wet geluidshinder verwijst in dat verband naar het Besluit geluidshinder. In artikel 1.2 van het Besluit geluidshinder worden als ander geluidsgevoelig gebouw aangewezen: een onderwijsgebouw, een ziekenhuis, een verpleeghuis, een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting en een kinderdagverblijf. Een kantoorgebouw is aldus geen ander geluidsgevoelig gebouw. Dat betekent dat de geluidsnormen die in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn vastgelegd niet van toepassing zijn op kantoorgebouwen. Of die of andere geluidsnormen gelden voor kantoorgebouwen is verder niet gesteld of gebleken. Nu er na de inwerkingtreding van de Wabo en het Activiteitenbesluit voor een wasstraat kennelijk geen milieuvergunning in de zin van de Wet milieubeheer meer is vereist, is het onduidelijk of de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat een gebouw geluidgevoelig is in de zin van de Wet milieubeheer als er gedurende een langere periode van de dag mensen verblijven (vgl. ABRvS 2 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ6658) op een geval als dit nog steeds kan worden toegepast. Niet gesteld of gebleken is dat de gemeente Culemborg op andere gronden nog geluidsnormen aan de wasstraat van [gedaagde] kan opleggen. Het is dan ook voorshands niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] op deze grond onrechtmatig jegens R en H Beheer handelt. In de bestuursrechtelijke rechtsgang naar aanleiding van de aanzegging van de gemeente Culemborg tot handhaving zal verder vastgesteld moeten worden of en zo ja welke geluidsnormen gelden en of die worden overtreden.
4.6.
Dat er sprake zou zijn van onrechtmatige hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW heeft R en H Beheer niet aan haar vordering ten grondslag gelegd. Zij heeft hieromtrent ook te weinig feiten en omstandigheden gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat van onrechtmatige hinder sprake kan zijn.
4.7.
Ook een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. R en H Beheer heeft zich op het standpunt gesteld geen moeite met de wasstraat te hebben wanneer [gedaagde] aan de geldende normen voldoet. Zoals hierboven is geoordeeld, is het op dit moment onduidelijk wat de geldende geluidsnormen ter plaatse zijn. Het zou dus kunnen zijn dat [gedaagde] aan de geldende geluidsnormen voldoet. In deze omstandigheden moet aan het belang van [gedaagde] bij het kunnen uitoefenen van haar bedrijf voorrang worden gegeven boven het belang van R en H Beheer.
4.8.
R en H Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 608,00 griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt R en H Beheer in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 608,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2014.
Coll. MBR