Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding in kort geding van 20 oktober 2014;
- de akte overlegging producties aan de zijde van [eiser] met producties 1 tot en met 24;
- een brief van mr. Van Eck, ingekomen op 24 oktober 2014 met producties 1 tot en met 6;
- een faxbericht van mr. Paalman, ingekomen op 27 oktober 2014 met producties 25 en 26;
- de mondelinge behandeling van 28 oktober 2014;
- de pleitnota van mr. Paalman, tevens houdende een vermeerdering van eis, met bijlage en de ontbrekende productie 10;
- de pleitnota van mr. Van Eck, tevens houdende een vordering in reconventie.
2.De feiten
€ 300.000,-, te vermeerderen met rente. ABN AMRO heeft verder, als eerste hypotheekhouder, een blokkaderecht op de productierechten.
Verpanding levende have’, getekend op 17 april 1998 door ABN AMRO en [eiser] als pandgever/kredietnemer, geregistreerd op 1 mei 1998. Hierin staat, voor zover thans van belang:
zijn overeengekomen als volgt:de Pandgever verklaart hierbij ten behoeve van de Bank tot meerdere zekerheid voor de voldoening van al hetgeen de kredietnemer aan de Bank nu of te eniger tijd mocht blijken verschuldigd te zijn, uit welken hoofde ook, zo in als buiten rekening-courant en al of niet in het gewone bankverkeer, in eerste pand te geven, respectievelijk reeds nu voor alsnog in eerste pand te geven, welke inpandgeving de Bank hierbij verklaart aan te nemen:
Wij begrijpen dat Coöperatie “Agruniek” U.A. (Agruniek) een additionele hypotheek wil vestigen op een of meerdere registergoederen, in eigendom aan de heer H.B.M. [eiser] (…), waarop reeds meerdere hypotheken ten behoeve van ABN AMRO Bank N.V. (…) zijn gevestigd.
Zolang de thans op het Onderpand ten behoeve van door ABN AMRO rustende hypotheek niet is doorgehaald:
Hypotheek’ opgemaakt tussen Coöperatie Agruniek als schuldeiser / hypotheekhouder en [eiser] als schuldenaar/hypotheekgever, erkent [eiser] een bedrag van € 230.000,- schuldig te zijn aan Coöperatie Agruniek wegens op 4 augustus 2011 van haar ter leen genomen en ontvangen gelden. Tot zekerheid voor de terugbetaling van de schuldig erkende hoofdsom en daarover verschuldigde rente en eventuele boete verleent [eiser] aan Coöperatie Agruniek een recht van hypotheek respectievelijk een recht van pand op - kort gezegd - de onroerende zaken van [eiser].
2.13. [eiser] heeft nog meer schulden doen ontstaan. De totale schuldenpositie van [eiser] bedroeg per 19 augustus 2014 in totaal € 2.892.754,-. Daarin is begrepen de schuld aan ABN AMRO van € 2.197.637,-, een totale schuld aan Agruniek Voer en Conabij van
€ 372.015,- en een schuld aan de moeder van [eiser] (stand van zaken per 19 augustus 2014).
14 augustus 2014 een eindvoorstel gedaan voor medewerking aan een onderhands crediteurenakkoord bij verkoop aan Huirne. Dit eindvoorstel komt - samengevat en voor zover thans van belang - op het volgende neer:
€ 1.950.000,-;
Als onderdeel van deze crediteurenregeling verbinden de crediteuren zich de huidige dienstverlening aan de heer [eiser] voort te zetten tot het moment van overdracht. Toekomstige vorderingen worden - mits zij overeenkomen met de contractuele afspraken tussen partijen - volledig voldaan. Voor vorderingen die zijn ontstaan na 19 augustus 2014 verlenen de schuldeisers dus geen kwijting.”
24 september 2014. In de koopovereenkomst en in de aanvulling daarop is een ontbindende voorwaarde opgenomen dat de koopovereenkomst - onder andere - kan worden ontbonden als [eiser] en zijn echtgenote niet vóór 15 november 2014 overeenstemming bereiken met de hypotheekhouders omtrent het verkrijgen van royement voor de op het verkochte rustende hypothecaire inschrijvingen
.
3.Het geschil in conventie
met veroordeling van Agruniek c.s. in de proceskosten.
4.Het geschil in reconventie
€ 1.839,23, te vermeerderen met de wettelijke rente, verhoogd met de buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
5.De beoordeling in conventie
Bedrijfsgebouwen: € 550.000,-
Erf/ondergrond: € 170.000
Diverse voorzieningen: € 35.000,-
Landbouwgrond:
€ 760.000,-
varkensrechten: € 105.000,-
toeslagrechten:
€ 20.0000,-Totaal: € 1.945.000,-
Dit kan in de gegeven omstandigheden niet worden aangenomen. Daarbij staat voorop dat de waarde van een zaak wordt bepaald door wat ‘de markt’ bereid is te betalen. Tussen partijen is niet in geschil dat de markt voor varkensbedrijven slecht is. Agruniek c.s. heeft niet betwist dat het bedrijf gedurende vijf maanden te koop heeft gestaan bij twee makelaars en dat dit slechts tot één concreet bod heeft geleid, dat van Huirne. Evenmin heeft Agruniek c.s. de stelling van Kloos tijdens de mondelinge behandeling bestreden dat het bedrijf van [eiser] in theorie al failliet is en op dit moment feitelijk door AMB AMRO gefinancierd wordt, waartoe zij niet veel langer bereid is. Een spoedige verkoop was en is dus geboden. Verder zijn partijen het erover eens dat een eventuele verkoop pas weer in het voorjaar kans van slagen heeft. Het is dan ook onaannemelijk dat op korte termijn een hoger bod wordt gerealiseerd. Evenmin is het reëel af te wachten of er mogelijk in het voorjaar nog een hoger bod komt. Over dat scenario heeft ABN AMRO Bank immers - onbestreden - gesteld dat in die periode ook de kosten en daarmee de schulden verder oplopen, waardoor niet aannemelijk is dat per saldo een hoger bedrag resteert voor de schuldeisers.
Van de zijde van Agruniek c.s. is door Schuttert tijdens de mondelinge behandeling nog betoogd dat [eiser] een hogere opbrengst had kunnen realiseren indien hij het bedrijf niet als een geheel zou hebben verkocht, maar gedurende een langere periode successievelijk percelen grond zou hebben verkocht. Die stelling is echter niet met een concrete onderbouwing aannemelijk gemaakt, mede gezien in het licht van de stelling van [eiser] dat hij met Natuurmonumenten in gesprek is geweest over verkoop van de grond, maar dat dit niet tot een bod heeft geleid.
Dit verweer kan Agruniek c.s. naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet baten. [eiser] exploiteert zijn bedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Het uitgangspunt is dus dat - anders dan bij een rechtspersoon het geval is - geen onderscheid bestaat tussen de financiële positie van het bedrijf en de financiële positie van het privévermogen. Er moet dus van worden uitgegaan dat de gewaarmerkte financiële verantwoording van Flynth de totale financiële positie van [eiser] weergeeft. In die verantwoording bevestigt de registeraccountant, in reactie op een vraag van Agruniek c.s., ook dat [eiser], naast de levende have geen overige bezittingen met een waarde van meer dan € 5.000,- heeft. Bovendien heeft de accountant van [eiser], Kloos, tijdens de zitting nog bevestigd dat [eiser] geen andere bezittingen heeft.
Al met al heeft [eiser] voldoende objectief en verifieerbaar inzichtelijk gemaakt wat zijn totale financiële positie is en is niet aannemelijk geworden dat [eiser] nog ander vermogen bezit.
€ 2.197.637,- bedraagt. Vast staat ook dat ABN AMRO uit hoofde van haar hypotheekrecht gerechtigd is op de opbrengst van alle onroerende zaken, dat zij een blokkaderecht heeft op de productierechten en dat uitsluitend ABN AMRO rechten kan ontlenen aan de borgstelling van de echtgenote van [eiser]. Verder is, zo oordeelt de voorzieningenrechter, voldoende aannemelijk geworden dat ABN AMRO een pandrecht heeft op de levende have. De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van de Agruniek c.s. dat de ABN AMRO geen zekerheidsrecht zou hebben op de levende have. De verpanding van de levende have blijkt uit de op 1 mei 1998 geregistreerde pandakte (genoemd in rechtsoverweging 2.8.) en ABN AMRO heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij haar rechten uit hoofde van die akte nimmer heeft prijsgegeven. Zonder nadere feiten en omstandigheden - die Agruniek c.s. niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft aangevoerd - is er geen aanleiding te veronderstellen dat dit pandrecht niet meer zou gelden.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Agruniek c.s. echter naar voren gebracht dat het recht van hypotheek toekomt aan Agruniek Voer in plaats van aan AgruniekRijnvallei U.A.
Agruniek c.s. stelt zich op het standpunt dat AgruniekRijnvallei U.A. weliswaar de rechtsopvolger is van Coöperatie Agruniek, maar dat na afsplitsing en daaropvolgende fusie het recht van hypotheek uiteindelijk onder algemene titel door Agruniek Voer is verkregen en dat Agruniek Voer derhalve de relevante partij is.
€ 146,39 rente en verminderd met het door [eiser] betwiste bedrag van € 3.315,90, waarvan hierna in reconventie is aangenomen dat het niet is verschuldigd).
Zoals hierna bij de beoordeling van die vorderingen zal blijken, is het door [eiser] op
2 september 2014 aan Agruniek Voer voldane bedrag van € 21.098,06 onverschuldigd betaald. Nu [eiser] tevens een bedrag van € 19.624,86 aan Agruniek Voer verschuldigd is, betekent dit dat [eiser] € 1.473,20 onverschuldigd heeft betaald aan Arguniek Voer (te weten: € 21.098,06 - € 19.624,86). De vermeerderde eis van [eiser] zal daarom voor een bedrag van € 1.473,20 worden toegewezen. Het meerdere tot € 2.000,- heeft [eiser] niet voldoende onderbouwd en zal worden afgewezen.
904,- (2 punten x tarief II)
6.De beoordeling in reconventie
6.2. Het spoedeisend belang is aanwezig. Immers, nu op korte termijn uitvoering zal worden gegeven aan het crediteurenakkoord, hebben Agruniek Voer en Conabij belang bij een oordeel of hun vorderingen op grond van het crediteurenakkoord verschuldigd zijn. Een restitutierisico aan de zijde van Agruniek Voer en/of Conabij is gesteld noch gebleken. De vordering is bovendien in ieder geval voor een bedrag van € 20.658,10 voldoende aannemelijk, omdat [eiser] de leveringen en de hoogte van dit gefactureerde bedrag niet heeft betwist.
[eiser] heeft op de schuld die openstond op 19 augustus 2014 - dit is niet betwist - op
2 september 2014 een bedrag van € 21.098,06 aan Agruniek Voer en van € 2.053,81 aan Conabij afgelost. Dit betekent, dat, indien Agruniek Voer en Conabij ingevolge het crediteuren akkoord de genoemde percentages van hun per 19 augustus 2014 openstaande vorderingen zouden ontvangen, zij per saldo meer zou ontvangen dan waartoe zij ingevolge het crediteurenakkoord gerechtigd zijn. Het akkoord houdt in dat zij voor het meerdere afstand van recht hebben gedaan. De door [eiser] op 2 september 2014 betaalde bedragen heeft hij dus - achteraf beschouwd - onverschuldigd betaald. [eiser] is daarom bevoegd de vorderingen van Agruniek Voer en Conabij te verrekenen met de door hem reeds betaalde bedragen. De vorderingen in reconventie van Agruniek Voer en Conabij is na verrekening per saldo nihil.
7.De beslissing
25 augustus 2014 (productie 18 bij dagvaarding) voor akkoord te ondertekenen en aan [eiser] te verstrekken, alsmede te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van deze medewerking indien gedaagden na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn hun medewerking aan de crediteurenregeling nog niet hebben verleend;