Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties
- de op voorhand toegezonden conclusie van antwoord met producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser].
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een leerling, aangeduid als [eiser], en de Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Arnhem (Rijn en IJssel). De leerling, die op 1 augustus 2012 was gestart met de opleiding Sport en bewegen, werd op non-actief gesteld na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag tijdens zijn stage. Rijn en IJssel weigerde de leerling toe te laten tot de proeve van bekwaamheid, zolang hij niet was vrijgesproken van de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet de taak van de onderwijsinstelling is om deelname aan een examen te verhinderen op basis van een verdenking van strafbare feiten. De rechter benadrukte dat de onderwijsinstelling moet beoordelen of de leerling voldoet aan de eisen voor het diploma, ongeacht de verdenking. De voorzieningenrechter verwierp het standpunt van Rijn en IJssel dat zij een zorgplicht had om te voorkomen dat een ongeschikte leerling een diploma zou ontvangen. De rechter oordeelde dat de leerling recht had op deelname aan de proeve van bekwaamheid, en dat de beslissing van Rijn en IJssel om hem niet toe te laten niet kon standhouden. De rechtbank veroordeelde Rijn en IJssel om de leerling toe te laten tot de opleiding en in de proceskosten.