In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen over de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [A-straat 1] te [Z]. De waarde was vastgesteld op € 4.769.000 per waardepeildatum 1 januari 2011, voor het kalenderjaar 2012. Eiseres, [X] B.V., betwistte deze waarde en stelde dat de waarde van het object € 3.500.000 zou moeten zijn, waarbij zij de huurdersinvesteringen niet in aanmerking wilde nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door de huurder aangebrachte bouwkundige voorzieningen door natrekking eigendom van eiseres zijn geworden en dat deze bij de waardebepaling in aanmerking moeten worden genomen. De rechtbank oordeelde dat de waarde van het object niet te hoog was vastgesteld en dat de aanslag onroerende-zaakbelasting (OZB) terecht was opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de WOZ-waarde vastgesteld op € 4.769.000, met instandlating van de aanslag OZB. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 974.