In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 november 2014 uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning die was verleend voor de oprichting en exploitatie van een onbemand tankstation in de gemeente Epe. De eisers, bewoners van nabijgelegen woningen, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, met name vanwege zorgen over lichthinder. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak van 18 februari 2014 geconstateerd dat er gebreken waren in de vergunning, met name met betrekking tot de voorschriften over verlichting en de openingstijden van het tankstation. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen.
Verweerder heeft vervolgens op 31 maart 2014 een gewijzigd besluit genomen, waarin enkele voorschriften zijn aangepast en andere zijn vervallen. De rechtbank heeft in deze einduitspraak beoordeeld of de gebreken uit de tussenuitspraak zijn hersteld. De rechtbank concludeert dat de nieuwe voorschriften nu wel voldoen aan de richtlijnen van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) en dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wegen dan die van de eisers. De rechtbank heeft het beroep van de eisers tegen het gewijzigde besluit ongegrond verklaard en het beroep tegen het eerdere besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral in situaties waar lichthinder een rol speelt. De rechtbank heeft de noodzaak van duidelijke voorschriften onderstreept en bevestigd dat de vergunninghouder recht heeft op een exploitatie die in overeenstemming is met de aangevraagde openingstijden.