3.2Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende inspanningen zijn gepleegd om het gerezen arbeidsconflict met eiseres op te lossen, zodat er geen sprake is van een overwegend aandeel van verweerder. Daartoe heeft verweerder aangevoerd dat er al eerder samenwerkingsproblemen zijn geweest met eiseres, dat persoonlijke factoren bij eiseres de belangrijkste factor vormden en dat conflictbemiddelaar Wielemaker de opdracht heeft teruggegeven omdat eiseres niet in staat bleek aan een oplossing te werken. Voorts heeft eiseres zelf aangegeven niet te willen terugkeren bij [afdeling 2]. Verweerder heeft zich bovendien ingespannen voor eiseres onder andere door haar te wijzen op passende vacatures bij de Omgevingsdienst Noord-Veluwe. Van een toegezegd coachingstraject dat door verweerder niet is nagekomen, zoals door eiseres op de hoorzitting is verklaard, is geen sprake geweest.
4. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (uitspraak van 9 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO8173) is een uitkeringsregeling op minimumniveau alleen dan onvoldoende, als komt vast te staan dat het bestuursorgaan een overwegend aandeel heeft gehad in de situatie die tot het ontslag heeft geleid, of als een uitkering op dat niveau gezien de omstandigheden van het geval niet redelijk kan worden geacht. Het gaat hierbij niet om volledige schadevergoeding, maar om compensatie voor het aandeel van het bestuursorgaan. Daarbij is ook het aandeel van de ambtenaar van betekenis. In de uitspraak van 28 februari 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2043) heeft de CRvB uitgangspunten vastgesteld voor het bepalen van de toe te kennen compensatie (de zogenoemde plus). Voor de berekening van de hoogte van de vergoeding is van belang de mate van het overwegend aandeel van het bestuursorgaan, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de bandbreedten 51 tot 65% (factor 0,5), 65 tot 80% (factor 0,75) en 80 tot 100% (factor 1). Voorts zijn van belang de hoogte van het maandsalaris en de duur van het dienstverband, waarbij het aantal dienstjaren wordt gedeeld door 2. Voor het meewegen van andere factoren, zoals kansen op de arbeidsmarkt, gezondheidstoestand en reputatieschade bestaat in beginsel geen aanleiding. 5. De rechtbank stelt op grond van de stukken vast dat er in de periode 2004 en 2005 samenwerkingsproblemen zijn ontstaan binnen [afdeling 1] waar eiseres destijds werkzaam was, en dat deze problemen mede veroorzaakt zijn door houding, gedrag en uitstraling van eiseres. In deze periode zijn met eiseres begeleidende gesprekken gevoerd om verbetering in de samenwerking te krijgen, doch dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid, maar tot plaatsing van eiseres op [afdeling 2]. Na de aanstelling in 2010 van [Afdelingscoördinator] als coördinator van die afdeling zijn er wederom samenwerkingsproblemen ontstaan. Op vrijdag 4 november 2011 heeft eiseres verlof opgenomen, zonder de hiervoor gebruikelijke - en ook bij eiseres bekende - procedure te volgen. Dat eiseres moe was en in overleg met een collega dit verlof geregeld had, vormt geen rechtvaardiging voor afwijking van de binnen de afdeling geldende procedure. Dat geldt te meer nu eiseres al (samenwerkings)problemen had met [Afdelingscoördinator]. Eiseres heeft ook geweigerd de door verweerder naar aanleiding hiervan opgestelde brief van 9 november 2011 tijdens een gesprek op die dag in ontvangst te nemen en zij heeft deze door verweerder vervolgens aangetekend verzonden brief niet afgehaald. Deze opstelling van eiseres is naar het oordeel van de rechtbank, ook in licht van de hiervoor genoemde problemen, onbegrijpelijk. De verwijzing van eiseres naar privé omstandigheden, waaronder een echtscheiding, maakt dit niet anders. Als eiseres door deze omstandigheden niet in staat was te functioneren, op een wijze die van een ambtenaar verwacht mag worden, dan had zij zich ziek kunnen melden. Overigens heeft eiseres de gestelde problemen en de gevolgen daarvan niet met (medische) stukken onderbouwd. Een ingeschakelde conflictbemiddelaar van [bedrijf] heeft de opdracht om te bemiddelen aan verweerder teruggegeven met als reden dat eiseres niet in staat zou zijn om aan een oplossing van het conflict te werken. In gesprekken die daarna in de loop van 2012 met eiseres zijn gevoerd, heeft zij aangegeven niet terug te willen naar [afdeling 2]. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat eiseres niet in staat is gebleken op een constructieve wijze bij te dragen aan de oplossing van de samenwerkingsproblemen en dat haar daarvan een verwijt treft.
6. Uit het rapport [rapport] van 19 september 2012 volgt dat [afdeling 2] zich laat kenmerken door een gesloten cultuur, dat medewerkers aangeven zich niet thuis te voelen en niet gehoord te worden, dat het ziekteverzuim hoog is en dat er sprake is van langdurige ziektegevallen en arbeidsconflicten. Aan verweerder kan worden verweten dat hij deze situatie heeft laten ontstaan en onvoldoende (voortvarend) heeft ingegrepen. Voorts heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt dat na het vertrek van [Afdelingscoördinator] terugkeer van eiseres naar [afdeling 2] niet mogelijk was, omdat de andere medewerkers van die afdeling niet met eiseres wilden of konden samenwerken.
7. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5 en 6 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder weliswaar heeft bijgedragen aan het ontstaan en voortbestaan van de situatie die tot het ontslag van eiseres heeft geleid, maar hierin geen overwegend aandeel heeft gehad. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat verweerder een bemiddelingstraject is gestart en begeleidingsgesprekken met eiseres heeft gevoerd. Ook heeft verweerder eiseres elders in de organisatie tewerk gesteld, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat eiseres bij [afdeling 3] is aangesteld. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder haar een coachingstraject heeft toegezegd, hetgeen uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft daarom kunnen volstaan met de aan eiseres gegarandeerde reguliere uitkeringen en de vergoeding van
€ 5.000 voor outplacement en/of opleidingsactiviteiten.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.