ECLI:NL:RBGEL:2014:6918
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene, die lijdt aan vasculaire dementie. Verzoekster, de dochter van betrokkene, heeft het verzoek ingediend op basis van de stelling dat haar moeder niet in staat is haar eigen belangen te behartigen. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder brieven van de zoon van betrokkene en aantekeningen van de mondelinge behandeling. De rechter heeft vastgesteld dat betrokkene, als gevolg van haar geestelijke toestand, niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen, maar dat dit niet automatisch leidt tot de noodzaak van een beschermingsmaatregel. De zoon van betrokkene regelt momenteel haar administratieve en financiële zaken op basis van een door betrokkene afgegeven volmacht. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een noodzaak bestaat voor een beschermingsmaatregel, zowel voor de financiële als immateriële belangen van betrokkene. De rechter heeft ook opgemerkt dat de communicatie tussen verzoekster en de zoon van betrokkene problematisch is, maar dat dit niet kan worden opgelost door de benoeming van een mentor. De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot ondercuratelestelling afgewezen, met de overweging dat de huidige zorg voor betrokkene adequaat is en dat er geen noodzaak is voor verdere beschermingsmaatregelen.