ECLI:NL:RBGEL:2014:6870

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
269643
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de statutair directeur van Aldi Inkoop B.V. met toekenning van een vergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 september 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van Aldi Inkoop B.V. tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], de statutair directeur van het bedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gewichtige redenen zijn voor de ontbinding, voortkomend uit een verstoorde arbeidsrelatie en een verandering in omstandigheden. De aanleiding voor het verzoek tot ontbinding was de stevige kritiek die [verweerder] had geuit op het functioneren van de statutair directeur van Aldi Holding, [naam 2]. Deze kritiek leidde tot een onwerkbare situatie, waardoor de samenwerking niet langer mogelijk was. De rechtbank oordeelde dat Aldi niet voldoende onderzoek had gedaan naar de klachten van [verweerder] en dat de gang van zaken in strijd was met goed werkgeverschap.

De rechtbank heeft ook overwogen dat, hoewel [verweerder] zelf enige verantwoordelijkheid droeg voor de escalatie van de situatie, de wijze waarop Aldi met de situatie omging ernstiger te verwijten was. Gezien de lange duur van het dienstverband van [verweerder] en zijn huidige ziekte, heeft de rechtbank een ontbindingsvergoeding van € 900.000,- bruto billijk geacht. Aldi werd in de gelegenheid gesteld om het ontbindingsverzoek in te trekken, maar als dit niet gebeurde, werd de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 november 2014. Tevens werd Aldi veroordeeld in de proceskosten, ongeacht de uitkomst van het verzoek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens C/05/269643 / HA RK 14/123
uitspraak van 30 september 2014
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALDI INKOOP B.V.
gevestigd te Culemborg
verzoekende partij
advocaat mr. A.J.D. Bekius te Zwolle
tegen
[verweerder]
wonende te [plaats]
verwerende partij
advocaat mr. H.A. Hoving te Nijmegen
Partijen worden hierna Aldi Inkoop en [verweerder] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 12 september 2014 (gelijktijdig gehouden met de mondelinge behandeling van het kort geding tussen [verweerder] als eiser en Aldi Inkoop als gedaagde met zaak- en rolnummer 269544 / KG ZA 14-440, waarin heden uitspraak wordt gedaan);
- de pleitnotities van Aldi Inkoop;
- de pleitnotities van [verweerder].

2.De feiten

2.1.
[verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 5 oktober 1987 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Aldi Drachten B.V.. Aansluitend daarop is hij in dienst getreden van Aldi Culemborg B.V. Thans is hij in dienst van Aldi Inkoop. Sinds 7 november 2003 was [verweerder] statutair directeur van die vennootschap. Zijn bruto jaarsalaris bedraagt € 230.000,- inclusief 8% vakantietoeslag. Daarnaast heeft [verweerder] een zakelijke auto tot zijn beschikking en is hij deelnemer in de basisregeling van de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf (BPFL).
2.2.
Aldi is een wereldwijd opererend bedrijf van de Duitse familie [naam 1]. Zij zijn 100% aandeelhouder van de Duitse vennootschappen HUTHA Holding GmbH en WEBA Holding GmbH. Deze vennootschappen zijn elk voor 50% aandeelhouder in Aldi Inkoop en in Aldi Holding B.V.. [verweerder] is als statutair directeur F&A van Aldi Inkoop verantwoordelijk voor de dienstverlening op het gebied van financiën, administratie en ICT. Aldi Holding B.V. is aandeelhouder van de negen regionale verkoopbedrijven in Nederland. De statutair directeur van Aldi Holding B.V. is de heer [naam 2].
2.3.
Het hoogste organisatorische orgaan van Aldi Nord, de groep waarvan Aldi in Nederland deel uitmaakt, is de zogenaamde
Verwaltungsrat. Voorzitter van de Verwaltungsrat is de heer [naam 3]. Leden van deze raad zijn de heren [naam 4] en [naam 5].
2.4.
Besluiten die Aldi in Nederland betreffen, worden genomen door de gezamenlijke statutair bestuurders van de Aldi-vennootschappen in Nederland. In dat verband vindt zes keer per jaar een ‘Direktorensitzung’ of ‘directeurenberaad’ plaats, voorgezeten door de statutair directeur van Aldi Holding.
2.5.
Binnen Aldi wordt gewerkt volgens het zogenaamde ‘Harzburger model’. Dat houdt onder meer in dat werknemers verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van hun eigen functie en problemen bespreken ‘in de lijn’, dat wil zeggen met hun direct leidinggevende.
2.6.
Op 11 juli 2014 heeft [verweerder] geprobeerd telefonisch contact op te nemen met [naam 3], behalve voorzitter van de Verwaltungsrat ook verantwoordelijk voor Aldi in Nederland. Toen dat niet lukte, heeft hij hem schriftelijk bericht op 12 juli 2014. Uit een Nederlandse vertaling van zijn in het Duits gestelde brief van die datum aan hem wordt geciteerd:
Geachte heer [naam 3],
Mijn bericht op uw voicemail, waarin ik u vraag om een gesprek, is mogelijk een probleem voor u. Daarom stuur ik u de volgende informatie.
Binnen de groep Nederlandse directeuren bestaat de laatste jaren veel onzekerheid, angst en voorzichtigheid. Het eigen initiatief wordt tegengewerkt. Het gevoel te worden gemanipuleerd en/of bestraft vormt een barrière om de eigen functie “vrij” en “met ambitie” te bekleden. De laatste directeursvergadering was een voorbeeld van de algemene onmacht en frustratie. De manier van leidinggeven door de heer [naam 2] is autoritair en gaat in alles uit van snelheid. De voorbereiding en kwaliteit, bij welk onderwerp dan ook, zijn onbelangrijk; hier geldt niet het belang van Aldi maar het belang van de heer [naam 2]. De onrust in Nederland sinds november 2012 is onder andere een resultaat hiervan.
Tijdens de voorbereiding op de gesprekken met de vakbonden of de Inspectie SZW heeft de heer [naam 2] op geen enkele manier betrokkenheid getoond aan de heer [naam 6] of aan mij; pas daarna kwamen de verwijten. Omdat de HR-manager direct wordt aangestuurd door de heer [naam 2], zal dit tot problemen leiden met de vakbonden en/of intern in de vennootschappen. Het plaatsen van deze afdeling onder ENL/F&A en het uitdrukkelijke verbod, dat ik op welke manier dan ook invloed daarop uitoefen, is een ander probleem. In de jaren die ik bij Aldi werk heb ik geleerd dat leidinggeven o.a. gebaseerd moet zijn op eerlijkheid, integriteit, respect en bekwaamheid: dit zijn de voorwaarden om het beste uit de medewerkers te kunnen halen. De stijl van leidinggeven van de heer [naam 2] voldoet niet aan deze voorwaarden.
Mijn loyaliteit aan het bedrijf is groot en persoonlijk heb ik ook ervaren, dat de loyaliteit aan de persoon [verweerder] zeker net zo groot is. Van mijn kant is de loyaliteit aan de heer [naam 2] en het vertrouwen in hem verdwenen en ik denk dat dit ook geldt voor mijn collega’s. Dit is voor mij de aanleiding voor een gesprek met u.
Uiteraard zijn bovengenoemde constateringen persoonlijk, maar deze kunnen worden bevestigd door navraag te doen bij de directeuren.
Van de consequenties van de inhoud van dit schrijven ben ik mij volledig bewust. Niettemin denk ik dat het belang van Aldi meer gewicht heeft dan mijn eigenbelang (handhaving van mijn positie). Ik vind het jammer dat ik dit moet schrijven en ik wil het graag toelichten in een persoonlijk gesprek met u.
2.7.
In een telefoongesprek van 14 juli 2014 heeft de Verwaltungsrat [verweerder] gevraagd om een schriftelijke onderbouwing van zijn kritiek. Uit een Nederlandse vertaling van de in het Duits gestelde brief die [verweerder] vervolgens op 15 juli 2014 aan de Verwaltungsrat heeft gefaxt, wordt geciteerd:
Geachte heer [naam 4],
In het telefoongesprek van gisteren, 14 juli 2014, hebben u en de heer [naam 5] mij verzocht om enkele concrete voorbeelden op papier te zetten, waaruit de kritiek naar voren komt op het leidinggeven van de heer [naam 2].
(...)
Hierna worden voorbeelden genoemd, waaruit blijkt dat het bestuur van de holding een negatieve invloed heeft op de directeuren. Daarbij dient te worden opgemerkt dat ieder afzonderlijk onderwerp misschien een mondelinge toelichting rechtvaardigt.
(...)
Directeursvergaderingen
(...) Oogcontact met de heer [naam 2] wordt zoveel mogelijk vermeden. Wanneer de heer [naam 2] aan het woord is worden interrupties niet getolereerd. Degene die interrumpeert wordt openlijk terechtgewezen. Onderwerpen die de heer [naam 2] niet interesseren gaan gepaard met demonstratieve blikken uit het raam. Door deze sfeer worden alle goed uitgedachte voorstellen van meet af aan kapot gemaakt. (...)
Delen van informatie
De laatste jaren nemen de holdingdirecteuren weer deel aan de Duitse directeursvergaderingen. Tot toelichting op de daarin besproken onderwerpen is de heer [naam 2] nauwelijks in staat. (...)
Vertrek van de heer [naam 7]
(...)
Begeleiding directeuren
(...)
Personeelsbeleid
Acties voor het oplossen van gebreken in het personeelsbeleid zijn in 2010 door de heer [naam 6], de heer [naam 8] en de heer [verweerder] uiteengezet in een uitvoerig memo aan de heer [naam 2]. De daarin vermelde onderwerpen en de bijbehorende acties zijn
op dit momentonderdeel van het HRM-plan van aanpak.
De schrijvers van dit memo zijn toen door de heer [naam 2] nadrukkelijk aangesproken op dit initiatief. Het memo is volledig afgewezen, zonder enige vorm van inhoudelijke bespreking daarvan. De heer [naam 2] heeft de afwijzing als volgt onderbouwd: “Dit was niet de opdracht en geen enkele directeur kan naar boven delegeren.”
Met het negeren van de inhoud van het memo en tevens van de situatie in [plaats], in combinatie met de in 2011 opgelegde en afgedwongen productiviteitsdruk, werd een basis gelegd voor de activiteiten van de vakbonden.
Gang van zaken bij de vakbonden
(...)
Regelbevoegdheid directeur
(...)
Introductie [naam 9]
De directeur ENL/F&A was uitdrukkelijk betrokken bij de aanloopfase van media-agentschap [naam 9]. Tijdens de voorbereiding van een reactie in de media vond er telefonisch overleg plaats tussen de heer [naam 2] en de heer [verweerder] en [naam 9]. [naam 9] viel de heer [naam 2] op een bepaald moment in de rede, wat voor hem aanleiding was om [naam 9] te dwingen zich meteen te verontschuldigen. De wijze waarop zoiets gebeurt is ongemanierd.
Dit was voor mij aanleiding om mij in aansluiting op dit telefoongesprek uit naam van Aldi bij [naam 9] te verontschuldigen. Ook dit werd vanzelfsprekend besproken met de heer [naam 2], het raakt hem echter niet.
Op zulke momenten schaam ik mij voor de holding.
Introductie Nysingh
(...)
Introductie van Benthem & Keulen
(...)
Bezetting F&A
(...)
Aankoop van emballageautomaten
(...)
Beleid
Het beleid zou gebaseerd moeten zijn op een denkwijze en op realiteitszin. Vervolgens dient dit beleid duidelijk te worden gecommuniceerd en uiteindelijk in de praktijk te worden gebracht. Hier geldt de voorwaarde dat dit alles goed moet worden voorbereid. Bij de heer [naam 2] ontbreekt goede voorbereiding structureel. Hij wil elk onderwerp graag zo snel mogelijk uit zijn agenda schrappen. Bovendien communiceert hij onduidelijk, wat de reden is dat hij niet wordt begrepen. Vaak communiceert hij mondeling twee boodschappen, waarbij de één in strijd is met de ander. Dit gebeurt deels onbewust. Wanneer echt sprake is van pijnlijke onderwerpen gebeurt dit ook bewust. Op deze manier creëert hij ruimte om achteraf gelijk te krijgen.
Het door de heer [naam 2] uitgevoerde beleid is zonder visie, inconsistent en leidt tot teleurstellingen, anders gezegd tot bedrijfseconomische en commerciële
underperformance.
Het bovenstaande is een keuze uit de voorbeelden, die aantonen dat het leidinggeven gebaseerd is op geen eigen verantwoordelijkheid, onduidelijke communicatie, slechte performance jegens derden en leidinggeven uitsluitend op basis van positie, niet op basis van inhoud. Dat de heer [naam 2] agressief kan zijn en met deuren slaat of gesprekken plotseling beëindigt heb ik niet met voorbeelden onderbouwd, maar meerdere directeuren hebben hiermee zo hun eigen ervaring.
2.8.
Op 15 juli 2014 heeft [verweerder] zijn kantoor vrijwel leeg achtergelaten.
2.9.
Op 24 juli 2014 heeft [verweerder] de arboarts bezocht. In het rapport wordt als ‘Datum 1e verzuimmelding’ 21 juli 2014 vermeld. Bij ‘aard van de beperking’ is opgenomen: ‘Fysiek … Geen Benutbare Mogelijkheden (GBM)’ en als prognose: ‘zeer gunstig’.
2.10.
Bij brief van 29 juli 2014 van haar advocaat heeft Aldi Inkoop [verweerder] uitgenodigd voor een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders (AVA). Uit die brief wordt geciteerd:
(...) Op de agenda staat uw schorsing en ontslag als statutair directeur. (...)
De reden hiervoor is – kort samengevat – dat er van uw zijde sprake is van een inconsistent beleid, solistische acties en gebrekkige terugkoppelingen, waardoor in ieder geval met de statutair directeur van Aldi Holding (de heer [naam 2]) botsende managementstijlen zijn ontstaan. Het voorgaande heeft geresulteerd in (onder andere) een afbrokkelend draagvlak.
Het voorgaande zal tijdens de AVA nader worden toegelicht.
De AVA zal (op 15 augustus 2014 om 14.00 uur) plaatsvinden ten kantore van de vennootschap Aldi Inkoop aan [adres]. Ik nodig u uitdrukkelijk uit bij de vergadering aanwezig te zijn, opdat u uw visie over de voorgenomen besluiten naar voren kunt brengen en tevens uw raadgevende stem kunt uitoefenen. Tot die tijd bent u niet gerechtigd het betreffende pand te betreden. (...)
2.11.
Op 15 augustus 2014 heeft de buitengewone AVA plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [verweerder] vergezeld van zijn advocaat alsmede [naam 2] als gevolmachtigde van de aandeelhouders HUTHA Holding GmbH en WEBA Holding GmbH en de advocaat van Aldi Inkoop. [naam 2] is opgetreden als voorzitter, de advocaat van Aldi Inkoop als secretaris. Uit de notulen wordt geciteerd:
(...) Na de schorsing is namens de aandeelhouders medegedeeld dat is besloten de heer [verweerder] per direct te ontslaan als statutair bestuurder van Aldi Inkoop B.V. om de redenen die zijn genoemd in de uitnodiging en ter AVA zijn toegelicht. De AVA heeft in haar overwegingen de raadgevende stem van de heer [verweerder] betrokken. (...)
2.12.
Op 15 augustus 2014 heeft [naam 2] zowel intern als aan de vakbonden bericht:
Met ingang van heden is de heer [verweerder] geen statutair directeur van Aldi Inkoop B.V. meer. Deze informatie is per direct vrij te geven.
2.13.
Op 10 september 2014 heeft een AVA van Aldi Inkoop plaatsgevonden. Daarbij waren dezelfde personen aanwezig als op de vergadering van 15 augustus 2014, in dezelfde hoedanigheden. Uit de notulen wordt geciteerd:
(...) Aan de orde is het voorgenomen besluit (voor zover noodzakelijk) tot bevestiging van het aandeelhoudersbesluit d.d. 15 augustus 2014, strekkende tot het ontslag van de heer [verweerder] als statutair bestuurder van Aldi Inkoop B.V.. (...)
Na de schorsing is namens de aandeelhouders meegedeeld dat is besloten om het aandeelhoudersbesluit d.d. 15 augustus 2014 voor zover noodzakelijk te bevestigen en, voor zover noodzakelijk, tot ontslag van de heer [verweerder] als statutair bestuurder van Aldi Inkoop B.V. per heden. Een en ander om de redenen die in de eerdergenoemde stukken zijn toegelicht en zojuist bediscussieerd. De AVA heeft in haar overwegingen de raadgevende stem van de heer [verweerder] ten aanzien van beide voorgenomen besluiten betrokken.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1.
Aldi Inkoop verzoekt de rechtbank de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van gewichtige redenen bestaande in een verandering in de omstandigheden te ontbinden met ingang van 1 oktober 2014 onder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] van € 450.000,- bruto, kosten rechtens.
3.2.
De vraag is in de eerste plaats of er gewichtige redenen zijn voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Meer in het bijzonder is de vraag of er sprake is van een verandering van omstandigheden van dien aard dat de overeenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Los van de vraag wie daarvan een verwijt valt te maken, moet worden aangenomen dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is. De aanleiding voor het vennootschapsrechtelijke ontslag van [verweerder] als statutair directeur en voor het ontbindingsverzoek is klaarblijkelijk gelegen in de kritiek die [verweerder] bij brieven van 12 juli 2014 en 15 juli 2014 heeft geuit op het functioneren van de statutair directeur van Aldi Holding, [naam 2]. Dat is stevige kritiek op de persoon van [naam 2], zijn manier van leidinggeven, de uitoefening van zijn functie en het door hem gevoerde beleid. Die kritiek komt er in feite ook op neer dat [verweerder] liet weten niet langer met [naam 2] te kunnen samenwerken. In de visie van [verweerder] zit het door hem bekritiseerde gedrag in de persoon van [naam 2] en is niet te verwachten dat daarin iets kan veranderen. [verweerder] heeft ter zitting zelf ook verklaard in te zien dat een herstel van de samenwerking wel heel moeilijk zou zijn. Ook de verhouding met de Aldi-organisatie is vertroebeld geraakt als gevolg van de gebeurtenissen, de wijze waarop de Verwaltungsrat met de kritiek is omgegaan en de stevige kritiek op de Aldi-organisatie die daaruit vervolgens is voortgevloeid, voorafgaande aan en tijdens de zitting. Van de zijde van Aldi bestaat geen enkele bereidheid meer met [verweerder] verder te gaan. Onder deze omstandigheden is het niet meer mogelijk dat [verweerder] de functie van statutair directeur op een vruchtbare manier kan uitoefenen. Een beëindiging van de arbeidsovereenkomst is onontkoombaar.
3.3.
[verweerder] heeft zich erop beroepen dat zijn ziekte aan ontbinding in de weg staat. Het staat vast dat [verweerder] ziek is en ook dat hij dat reeds was voorafgaande aan het vennootschapsrechtelijk ontslag en de indiening van het onderhavige ontbindingsverzoek. Niet gezegd kan worden dat het verzoek tot ontbinding met die ziekte en het opzegverbod verband houdt. Het lijdt geen twijfel dat de reden voor de verzochte ontbinding is gelegen in de verstoord geraakte arbeidsverhouding als gevolg van de gebeurtenissen in juli 2014. Anders dan bij opzegging staat het enkele feit dat [verweerder] ziek is als zodanig niet aan ontbinding in de weg. Inkomensverlies en onmogelijkheid van indiensttreding elders als gevolg van ziekte kunnen wel een factor zijn bij de bepaling van een ontbindingsvergoeding. Ook de onmogelijkheid voor een vordering ter zake van kennelijk onredelijk ontslag na een ontbinding, staat niet aan de toewijsbaarheid van het verzoek in de weg. De rechtbank is voornemens de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 november 2014.
3.4.
[verweerder] komt in de gegeven (hierna nog verder uit te werken) omstandigheden billijkheidshalve een vergoeding toe. Daarover verschillen de partijen ook niet van mening. Wel over de hoogte van de vergoeding. Dat doet in de eerste plaats de vraag rijzen aan wie de ontstane situatie waarin een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is in welke mate valt te verwijten. Zoals uit de vaststaande feiten blijkt heeft [verweerder] na eerdere mislukte pogingen tot een telefoongesprek met de voorzitter van de Verwaltungsrat per brief van 12 juli 2014 zich over [naam 2] beklaagd. Na telefonisch contact met het lid van de Verwaltungsrat [naam 4] heeft [verweerder] op verzoek van [naam 4] zijn bezwaren uitvoerig in de brief van 15 juli 2014 aan de Verwaltungsrat uiteengezet. Ter zitting is gebleken dat de Verwaltungsrat vervolgens [naam 2] heeft gevraagd naar zijn standpunt over de inhoud van die brief. [naam 2] heeft dat standpunt kennelijk mondeling aan de Verwaltungsrat gegeven. Gebleken is verder dat het standpunt van [naam 2] vervolgens niet met [verweerder] is gecommuniceerd. In plaats daarvan heeft [verweerder] een uitnodiging gekregen voor een AVA waarop zijn voorgenomen ontslag stond geagendeerd. Deze gang van zaken moet in de gegeven omstandigheden ernstig in strijd met goed werkgeverschap worden genoemd. Van Aldi had verwacht mogen worden dat zij behoorlijk onderzoek zou doen naar de klachten van [verweerder] en behoorlijk zou onderzoeken of de samenwerking met [naam 2] nog mogelijk zou zijn en welke maatregelen getroffen zouden kunnen worden om de problemen op te lossen, wat zij allemaal niet heeft gedaan. Het standpunt van Aldi dat [verweerder] bij de Verwaltungsrat aan het verkeerde adres was en de problemen met [naam 2] moest bespreken, moet worden verworpen. Zelfs al zou het zo zijn dat [naam 2] feitelijk de direct leidinggevende van [verweerder] was en dat binnen Aldi geldt dat problemen in de eerste plaats met de direct leidinggevende moeten worden besproken, was begrijpelijk en voor de hand liggend dat [verweerder] zich tot de Verwaltungsrat zou wenden omdat de strekking van zijn klachten over [naam 2] mede was dat met hem niet te praten valt. De Verwaltungsrat behoorde in die situatie de leiding te nemen. Dat heeft hij tot op zekere hoogte ook gedaan door [verweerder] te verzoeken de problemen op papier te zetten. Aldi kan er zich daarom achteraf niet op beroepen dat zij niets meer hoefde met de problemen omdat [verweerder] bij de Verwaltungsrat aan het verkeerde adres was. Het gaat in de gegeven omstandigheden niet aan dat Aldi zonder behoorlijk onderzoek plompverloren tot ontslag van [verweerder], die al 27 jaar in dienst van Aldi was, is overgegaan. Dat klemt temeer omdat niet kan worden aangenomen dat er in de voorafgaande 27 jaar enige gegronde kritiek op het functioneren van [verweerder] bestond. Aldi heeft wel enige bezwaren die tegen het functioneren van [verweerder] zouden zijn gerezen, aangevoerd. Maar die bezwaren heeft zij in het geheel niet geconcretiseerd en niet met enig stuk onderbouwd. Niet gesteld of gebleken is dat die bezwaren ooit eerder met [verweerder] zijn besproken. Als redenen voor de verzochte ontbinding zijn die volstrekt ondeugdelijk. De werkelijke reden is klaarblijkelijk gelegen in de hiervoor genoemde gebeurtenissen in juli 2014.
3.5.
Anderzijds valt niet te ontkennen dat [verweerder] door de wijze waarop hij de problemen met [naam 2] en het door hem gevoerde beleid aan de orde heeft gesteld, de escalatie mede zelf in de hand heeft gewerkt. Met het feit dat hij die problemen ter sprake wilde brengen, was op zichzelf niets mis. Dat was zijn goed recht en een goed werkgever had de klachten behoorlijk moeten oppakken. Maar [verweerder] had dat in minder scherpe bewoordingen kunnen doen en de kritiek zakelijker kunnen formuleren. Van de door [verweerder] gekozen ramkoers viel te verwachten dat die de problemen in de betrekkingen en de samenwerking met [naam 2] eerder verder zou bemoeilijken dan oplossen. Ook [verweerder] valt dus wel enig verwijt te maken van de ontstane situatie, maar de wijze waarop Aldi met de situatie is omgegaan valt haar ernstiger te verwijten. Mede in aanmerking genomen de duur van het dienstverband, de leeftijd van [verweerder] en alle verdere omstandigheden (waaronder ook het feit dat [verweerder] thans ziek is) acht de rechtbank op basis van de kantonrechterformule, uitgaande van een factor van C = (ongeveer) 1,5, een vergoeding van € 900.000,- bruto billijk. Daarmee wordt ook eventuele pensioenschade geacht te zijn vergoed. Voor een veel hogere vergoeding die neerkomt op doorbetaling van het salaris tot 67 jaar, zoals door [verweerder] verzocht, ziet de rechtbank geen grond. Van [verweerder] mag worden verwacht dat hij zich inspant om een andere baan te vinden en er is geen reden te veronderstellen dat iemand als [verweerder] die zonder enige kritiek op zijn functioneren lang in een dergelijke functie heeft gewerkt, niet meer in staat zou zijn een vergelijkbare functie te vinden. De rechtbank ziet geen reden voor toekenning van een veel lagere vergoeding vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet transitievergoeding. Voor een afzonderlijke vergoeding voor kosten van rechtsbijstand naast de ontbindingsvergoeding ziet de rechtbank geen grond.
3.6.
Aldi wordt in de gelegenheid gesteld haar ontbindingsverzoek in te trekken uiterlijk op 15 oktober 2014. Ongeacht of zij het verzoek intrekt, wordt zij als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
stelt Aldi in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 15 oktober 2014 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, postbus 9030, 6800 EM Arnhem;
als Aldi het verzoek niet intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2014 en kent aan [verweerder] ten laste van Aldi een vergoeding toe van € 900.000,- bruto;
ongeacht of Aldi het verzoek intrekt:
veroordeelt Aldi in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verweerder] begroot op € 282,- aan vast recht en € 904,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2014.
coll.: CLB