ECLI:NL:RBGEL:2014:6117

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
269247
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 22 september 2014, is het verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. De verzoeker had eerder een mondeling wrakingsverzoek ingediend, waarin hij stelde dat de rechter zou samenspannen met de deurwaarder. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen.

De rechtbank wees erop dat de klachten van de verzoeker voornamelijk bestonden uit stellingen en veronderstellingen, zonder dat er substantiële bewijzen waren voor de gestelde vooringenomenheid. Bovendien had de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken ingediend zonder voldoende onderbouwing, wat leidde tot de conclusie dat hij het wrakingsmiddel misbruikte om de procedure te frustreren.

Daarom besloot de rechtbank dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ARNHEM

Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/05/269247/KG RK 14/686
Beschikking van 22 september 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking,
tegen
[de rechter]in zijn hoedanigheid van rechter van deze rechtbank.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 15 augustus 2014 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het schriftelijke verweer van [de rechter] van 19 augustus 2014.
1.2
Bij de mondelinge behandeling is verschenen verzoeker. [de rechter] heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker opnieuw een verzoek tot wraking gedaan van deze wrakingskamer, omdat de wrakingskamer meewerkt aan een onder onsje dat door de rechtbank wordt gemaakt en verzoeker de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, niet meer vertrouwt door negatieve ervaringen in het verleden. De wrakingskamer is aan dit verzoek voorbij gegaan, omdat verzoeker (gelet op hetgeen is overwogen in de beschikking van 28 april 2014 en in de beschikking van 3 juli 2014) ermee bekend is dat de omstandigheid dat hij geen vertrouwen heeft in de onafhankelijkheid van de rechters van deze rechtbank geen grond kan opleveren voor wraking.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking is gericht tegen [de rechter] als rechter in de zaak met nummer 2593009 \ CV EXPL 13-6216 \ 701/907 tussen verzoeker en Menzis Zorgverzekeraar N.V.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat [de rechter] zou samenspannen met de deurwaarder.
2.3
[de rechter] heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
De klachten van verzoeker bevatten slechts stellingen en veronderstellingen, maar geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de rechtbank vooringenomenheid van [de rechter] of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.
3.3
Verzoeker heeft reeds verschillende wrakingsverzoeken in de onderhavige procedure gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat leidt tot de conclusie dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 39 lid 4 Rv bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af,
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. J.D.A. den Tonkelaar, F.J.H. Hovens en L.B.M. Klein Tank in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.C.C. van den Bosch en in openbaar uitgesproken op 22 september 2014.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.