ECLI:NL:RBGEL:2014:6107

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
05/821859-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Santen
  • mr. Van der Mei
  • mr. Lookeren van Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onoplettendheid van vrachtwagenbestuurder

Op 27 mei 2013 vond er in Brummen een dodelijk verkeersongeval plaats waarbij een vrachtwagenbestuurder, verdachte, betrokken was. De rechtbank Gelderland heeft op 26 september 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte reed met zijn vrachtwagen over de Burgemeester de Wijslaan en heeft daarbij een fietsster, mevrouw [slachtoffer], niet tijdig waargenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, wat heeft geleid tot het fatale ongeval. De verdachte heeft verklaard dat hij afgeleid was door een koffiebekertje dat omviel in zijn cabine, waardoor hij zijn aandacht niet volledig op het verkeer kon richten. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van meerdere momenten van onoplettendheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de impact van het ongeval op de verdachte en de nabestaanden, evenals de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/821859-13
Datum zitting : 12 september 2014
Datum uitspraak : 26 september 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman: mr. H.C. van den Akker, advocaat te Gouda.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 27 mei 2013 te Brummen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto, Volvo, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de
Burgemeester de Wijslaan, (in de richting van Zutphen), roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend
en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse en/of het uitzicht van verdachte niet werd
belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer op dat weggedeelte heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) een aldaar aan de rechterkant van die weg, in dezelfde rijrichting
als verdachte, rijdende fietster niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of (vervolgens) die fietster aldaar (ter linkerzijde) heeft ingehaald, althans is
gaan inhalen en (daarbij) niet, althans onvoldoende (vanuit verdachte gezien)
naar links voor die fietser is uitgeweken, en/of (vervolgens) bij en/of tijdens dat inhalen van die fietster, met de
rechterzijkant van zijn vrachtauto is gebotst tegen, althans in aanrijding is
gekomen met die fietster, waardoor deze fietster ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer]
) werd gedood, dan wel zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 mei 2013 te Brummen, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto, Volvo, kenteken [kenteken]),
daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester de Wijslaan, (in de richting
van Zutphen), terwijl het zicht ter plaatse en/of het uitzicht van verdachte niet werd
belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer op dat weggedeelte heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) een aldaar aan de rechterkant van die weg, in dezelfde rijrichting
als verdachte, rijdende fietster niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of (vervolgens) die fietster aldaar (ter linkerzijde) heeft ingehaald, althans is
gaan inhalen en (daarbij) niet, althans onvoldoende (vanuit verdachte gezien)
naar links voor die fietser is uitgeweken, en/of (vervolgens) bij en/of tijdens dat inhalen van die fietster, met de
rechterzijkant van zijn vrachtauto is gebotst tegen, althans in aanrijding is
gekomen met die fietster, waardoor deze fietster ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 12 september 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.C. van den Akker, advocaat te Gouda.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Aanleiding voor het onderzoek was een verkeersongeval op 27 mei 2013 op de Burgmeester de Wijslaan te Brummen waarbij verdachte als bestuurder van een vrachtauto en een fietser betrokken waren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, met dien verstande dat hij – kort weergegeven – bewezen acht dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar zijn pleitnota, als primair standpunt aangevoerd dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft in het bijzonder aangevoerd dat niemand de aanrijding tussen de vrachtwagen en de fietser heeft waargenomen. Daarbij blijkt uit het dossier dat noch de fiets noch de vrachtwagen schade heeft opgelopen. Voorts kan niet worden uitgesloten dat het slachtoffer door schrik of luchtdruk uit balans is geraakt, is gaan slingeren en pas ten val kwam nadat de vrachtauto haar had ingehaald. In dat geval heeft geen daadwerkelijke aanrijding of botsing plaatsgevonden. De raadsman komt tot de conclusie dat onvoldoende oorzakelijk verband aangetoond kan worden tussen het weggedrag van verdachte en het ongeval.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat zonder medische toelichting of verantwoording niet zonder meer een direct causaal verband kan worden aangenomen tussen het ongeval en het overlijden van mevrouw [slachtoffer].
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank grondt haar oordeel op het volgende.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van roekeloos dan wel zeer onoplettend (grove verkeersfout) verkeersgedrag van verdachte en dat die mate van schuld niet bewezen kan worden verklaard. Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daartoe is het volgende van belang.
De politie kreeg op 27 mei 2013 te 16.30 uur kennis van een verkeersongeval op de Burgemeester de Wijslaan te Brummen, waarbij een vrachtwagen en een fietsster betrokken waren. [2] De fietsster bleek te zijn: [slachtoffer]. [3] De chauffeur van de vrachtwagen, merk Volvo en kenteken [kenteken], gaf op te zijn [verdachte] (hierna: verdachte). [4] [slachtoffer] bleek been- en hoofdletsel opgelopen te hebben. Zij werd naar het ziekenhuis in Zutphen vervoerd. [5] Aldaar bleek sprake van bewustzijnsverlies en amnesie. Bij aanvullend onderzoek bleek voorts onder meer sprake van een subdurale dan wel subarachnoïdale bloeding. Van 27 mei 2013 tot 30 mei 2013 verbleef zij op de afdeling neurologie. In de vroege ochtend van 30 mei 2013 overleed [slachtoffer] aan de gevolgen van een neurotrauma met contusio cerebri, acuut subduraal hematoom. [6] [7]
Een ooggetuige, [getuige], heeft verklaard dat hij vanuit de Burgemeester Dekkerstraat richting de Burgemeester de Wijslaan fietste. Hij sloeg linksaf om de Burgemeester de Wijslaan op te rijden. Links van hem zag hij een fietsster met daarachter een vrachtwagen aan komen rijden. Op het moment dat hij linksaf sloeg, hoorde hij een klap. [getuige] had de vrachtwagen niet naar links om haar heen zien sturen. De vrachtwagen reed rechtdoor in de richting waarin hij reed en daar fietste zij rechts van de weg voor hem uit. [8]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 27 mei 2013 omstreeks 16.30 uur met zijn vrachtwagen op de Burgemeester de Wijslaan te Brummen reed. Na ongeveer vijftig meter na een bocht hoorde hij een knal aan de rechterzijde van zijn vrachtwagen. Hij keek gelijk in zijn rechter zijspiegel, is langzaam doorgereden en zag dat er een vrouw op de grond lag. Verdachte stopte de vrachtwagen en is naar de vrouw toegelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij de vrouw niet zag fietsen tot hij haar raakte met zijn vrachtwagen. [9]
Ter zitting heeft verdachte eveneens verklaard de vrouw niet gezien te hebben. De verdachte heeft voorts verklaard ook de getuige [getuige] niet opgemerkt te hebben. De verdachte heeft verklaard dat er bij het nemen van de bocht een koffiebekertje in zijn vrachtauto omviel, op de grond van zijn cabine. Verdachte trachtte het bekertje toen recht te zetten om te voorkomen dat er vrachtpapieren bemorst zouden worden. Dat lukte niet in een keer. Ondertussen heeft verdachte een paar keer naar de weg gekeken. Verdachte zette de beker vast en hoorde daarop een flauwe klap tegen de vrachtwagen die hij bestuurde. Deze klap hoorde hij nadat hij, vanaf de eerder genoemde bocht, ongeveer 25 tot 30 meter verder had gereden. Verdachte heeft verklaard dat het rechtzetten van het koffiebekertje als de enige reden kon noemen voor het afhouden van zijn concentratie op het verkeer. Verdachte maakte geen inhaalmanoeuvre en stuurde rechtuit. Verdachte heeft voorts verklaard dat de ruimte tussen de vrachtwagen en de kant van de weg ongeveer een meter of meer was. Naar zijn mening was het genoeg. Verdachte verklaarde voorts dat hij goed zicht had op de weg en dat het droog was. Verdachte was ook niet verblind. [10]
Uit de zich in het procesdossier bevindende foto’s blijkt dat op de plaats delict op de grens van de berm en het wegasfalt zich een betonnen rand bevindt. [11]
Naar het oordeel van de rechtbank is de oorzaak van het ongeval te wijten aan meerdere momenten van aanmerkelijke onoplettendheid van de verdachte. De verdachte had de veiligheidsnormen in acht moeten nemen ook met het oog op de veiligheid van andere weggebruikers. De veiligheidsregeling in het verkeer steunt tenslotte op het vertrouwensprincipe dat andere weggebruikers hun verkeersgedrag mogen en in veel gevallen zelfs moeten afstemmen op het vertrouwen dat de overige verkeersdeelnemers zich houden aan de voor hen geldende veiligheidsregels. Het slachtoffer mocht het legitieme vertrouwen bezitten dat zij ongehinderd haar weg mocht vervolgen (vgl. ECLI:NL:GHARN:2010:BM8226).
De zorgplicht van verdachte houdt in het onderhavige geval in dat hij mede gelet op de omstandigheid dat hij, toen hij zich in een 30-kilometerzone bevond binnen de bebouwde kom van Brummen, zich ervan moest vergewissen of er andere verkeersdeelnemers en met name fietsers zich nabij zijn vrachtwagen bevonden. Uit de verklaring van verdachte en de verklaring van de getuige [getuige] blijkt dat verdachte te lange tijd met andere dingen bezig was dan het besturen van zijn vrachtauto en dat hij zijn aandacht niet geheel of niet voldoende bij het verkeer had. Verdachte heeft er niet voor gekozen zijn auto (op veilige wijze) tot stilstand te brengen om vervolgens de op de grond gevallen koffiebeker op te rapen en schade aan vrachtpapieren te voorkomen of te beperken. Juist het bezig zijn met spullen die op de grond van de cabine zijn gevallen, brengt mee dat het zicht op de weg en de aandacht bij het verkeer ernstig worden gehinderd. Dat wordt met name geïllustreerd door het feit dat verdachte een zich op de rijbaan voor de vrachtwagen bevindende fietser maar ook een op de nabij gelegen kruising frontaal voor hem langs passerende en vervolgens hem tegemoet rijdende fietser in het geheel niet heeft gezien. Verdachte heeft (derhalve) evenmin een inhaal/uitwijkmanoeuvre gemaakt om de fietsster te passeren. Als gevolg van die onoplettendheid heeft verdachte de fietsster die zich eerst voor en vervolgens naast diens vrachtwagen bevond, geraakt waardoor zij met uiteindelijk fatale afloop ten val is gekomen.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de verklaringen van verdachte, de getuige en voormelde medische informatie naar voren komt dat het overlijden van mevrouw [slachtoffer] het (rechtstreekse) gevolg is van deze aanrijding.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld hetgeen schuld oplevert in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Er zijn voorts geen omstandigheden aannemelijk geworden die het gedrag van verdachte rechtvaardigen of zijn schuld wegnemen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 27 mei 2013 te Brummen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto, Volvo, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de
Burgemeester de Wijslaan, (in de richting van Zutphen), aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse en het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, daarbij in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en het overige verkeer op dat weggedeelte heeft gelet en daarbij een aldaar aan de rechterkant van die weg, in dezelfde rijrichting als verdachte, rijdende fietsster niet heeft waargenomen, en vervolgens die fietsster is
gaan inhalen en daarbij onvoldoende (vanuit verdachte gezien) naar links voor die fietser is uitgeweken, en vervolgens met de rechterzijkant van zijn vrachtauto in aanrijding is gekomen met die fietsster, waardoor deze fietsster ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer]) werd gedood;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis en tot oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Het standpunt van de verdediging
Ingeval van een bewezenverklaring heeft de raadsman gepleit om een geldboete op te leggen. De raadsman heeft daarbij een parallel getrokken met een vonnis van de Rechtbank Gelderland van 15 augustus 2014 waarbij een man werd veroordeeld tot een geldboete van € 350,-- wegens het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop, zijnde bij het naderen van een voetgangersoversteekplaats geen voorrang verlenen aan een voetganger die wilde oversteken.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 juli 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft op 27 mei 2013 een ongeval veroorzaakt waarbij het slachtoffer [slachtoffer] om het leven is gekomen. Dit ongeval heeft, blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring zoals voorgelezen namens de nabestaanden, veel verdriet veroorzaakt bij de familie. Het feit dat zij het slachtoffer door dit ongeval moeten missen, is treffend beschreven.
Het LOVS-uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval door een aanmerkelijke verkeersfout waarbij sprake is van een dodelijk slachtoffer is 240 uur werkstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar.
De rechtbank heeft met betrekking tot de toemeting van de staf in de eerste plaats rekening gehouden met verdachtes proceshouding, waarbij hij met name ter terechtzitting ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven. Daarnaast is er de omstandigheid dat verdachte meermalen contact heeft gehad met de nabestaanden. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft. Daarnaast is de rechtbank ook gebleken dat verdachte zelf ook kampt met de nadelig psychische gevolgen van het ongeval. Verder heeft de rechtbank gelet op het aanzienlijke tijdsverloop in deze zaak.
De rechtbank merkt op dat in de strafzaak waarop de raadsman kennelijk doelt (ECLI:NL:RBGEL:2014:4861) de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in kwestie zich schuldig had gemaakt aan artikel 5 van de Wegenverkeerswet en niet zoals, in de onderhavige zaak, artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Reeds om die reden laten deze zaken zich voor een gelijksoortige afdoening niet met elkaar vergelijken.
Geen enkele straf kan de fatale gevolgen van verdachtes verkeersfout ongedaan maken.
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande aspecten, de eis van de officier van justitie te zwaar, mede nu het in dit geval niet gaat om de zwaarste vorm van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke werkstraf voor de na te melden duur en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op zijn plaats.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een
werkstrafgedurende
120 (honderdentwintig) uren;
- bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid;
- bepaalt dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is;
- beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
- stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen;
- ontzegt de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van
1 (één) jaar;
- bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. Van Santen (voorzitter), mr. Van der Mei en mr. Lookeren van Campagne rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2014.
Mr. Van Santen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0634 2013068736, gesloten op 8 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2
3.Idem, p. 4
4.Idem, p. 2
5.Idem, p. 4
6.Verslag betreffende een niet-natuurlijke dood, p. 12
7.Bijlage bij geneeskundige verklaring (separaat gevoegd bij voornoemd proces-verbaal van de politie)
8.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 11
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 9
10.Proces-verbaal ter terechtzitting van 12 september 2014
11.Foto 1, p. 7