ECLI:NL:RBGEL:2014:4861

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
05/820109-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door niet verlenen van voorrang aan voetganger

Op 1 augustus 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 57-jarige man uit Beuningen, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop. De man reed op 24 januari 2014 met zijn auto, een Seat Leon, over de Burgemeester Geradtslaan en verleende geen voorrang aan een voetganger die de oversteekplaats wilde passeren. De rechtbank oordeelde dat de man niet schuldig was aan aanmerkelijke verwijtbaarheid, omdat zijn zicht op de voetgangersoversteekplaats werd belemmerd door felle verlichting van tennisvelden en de voetganger donker gekleed was. Hierdoor was de voetganger moeilijk zichtbaar. De rechtbank sprak de man vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen, namelijk het niet verlenen van voorrang aan de voetganger. De rechtbank legde een geldboete op van € 350,-, subsidiair zeven dagen hechtenis. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de schadevergoeding door de verzekeringsmaatschappij van de verdachte. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820109-14
Datum zitting : 18 juli 2014
Datum uitspraak : 1 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op :[geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. A.R. Mes, advocaat te Zoetermeer.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 24 januari 2014 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Seat Leon, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, Burgemeester Geradtslaan, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte (goed) bekend was met de verkeerssituatie en/of het verkeersbeeld en/of het slechte zicht ter plaatse in het donker, en/of
terwijl het uitzicht van verdachte enigszins werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd (door de felle verlichting van het sportveld), en/of
terwijl op die weg, bord model L2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, en/of
aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 40 km/h tot 50 km/h, en/of
(daarbij) niet althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of die voetgangersoversteekplaats en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) bij het naderen van die voetgangersoversteekplaats, zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast, en/of
(daarbij) een voetganger, welke voornemens was op die voetgangersoversteekplaats over te steken, niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) die voetgangersoversteekplaats zonder te stoppen en/of met een snelheid van ongeveer 50 km/h is opgereden zonder daarbij voorrang te verlenen aan een voetganger, die op de oversteekplaats, gezien vanuit zijn rijrichting, van rechts naar links overstak, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die voetganger,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer], werd gedood,
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan die voetganger;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 januari 2014 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Seat Leon, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, Burgemeester Geradtslaan, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats,
terwijl hij, verdachte (goed) bekend was met de verkeerssituatie en/of het verkeersbeeld en/of het slechte zicht ter plaatse in het donker, en/of
terwijl het uitzicht van verdachte enigszins werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd (door de felle verlichting van het sportveld), en/of
terwijl op die weg, bord model L2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, en/of
aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 40 km/h tot 50 km/h, en/of
(daarbij) niet althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of die voetgangersoversteekplaats en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) bij het naderen van die voetgangersoversteekplaats, zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast, en/of (daarbij) een voetganger, welke voornemens was op die voetgangersoversteekplaats over te steken, niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) die voetgangersoversteekplaats zonder te stoppen en/of met een snelheid van ongeveer 50 km/h is opgereden zonder daarbij voorrang te verlenen aan een voetganger, die op de oversteekplaats, gezien vanuit zijn rijrichting, van rechts naar links overstak, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 18 juli 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.R. Mes, advocaat te Zoetermeer.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde].
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 januari 2014 reed verdachte in zijn auto (merk Seat Leon, kenteken [kenteken]) op de Burgemeester Geradtslaan in de gemeente Beuningen. Verdachte was bekend met de verkeerssituatie ter plaatse. [2] Voor de voetgangersoversteekplaats stond een verkeersbord (bord model L2 van Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) dat wijst op de aanwezigheid van de voetgangersoversteekplaats. [3] Bij het naderen van de voetgangersoversteekplaats heeft verdachte zijn snelheid onvoldoende verminderd. [4] Een voetganger, [slachtoffer], wilde de voetgangersoversteekplaats, gezien vanuit de rijrichting van verdachte, van rechts naar links oversteken. [5] Verdachte heeft deze voetganger niet waargenomen en is zonder te stoppen de voetgangersoversteekplaats opgereden zonder de voetganger voorrang te verlenen. Verdachte is met zijn auto in aanrijding gekomen met de voetganger. [6] De voetganger is door deze aanrijding om het leven gekomen. [7] Door de felle verlichting van de tennisvelden werd het zicht van verdachte ter plaatse van de voetgangersoversteekplaats belemmerd. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
Naar de mening van de officier van justitie kan het primair tenlastegelegde feit niet worden bewezen, omdat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte dient dan ook van het primair tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit. Door zijn rijgedrag heeft verdachte op de weg gevaar of hinder veroorzaakt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
a.
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met een snelheid van 40 à 45 km/h reed op het moment dat hij de voetgangersoversteekplaats naderde. [9]
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn snelheid op de Burgemeester Geradtslaan op ongeveer 50 km/h schat. De Seat die voor [getuige 1] reed, reed ongeveer even hard als [getuige 1] en liep niet op [getuige 1] uit. [10]
De getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij de aanrijding heeft zien gebeuren en dat hij de indruk had dat de bestuurder van de auto de voetganger die op de voetgangersoversteekplaats liep niet heeft gezien, omdat hij pas uitweek/reageerde op het moment dat hij de voetganger aanreed. Volgens [getuige 2] heeft de auto wel vaart verminderd bij het benaderen van de voetgangersoversteekplaats, maar was dit niet echt bewust omdat de bestuurder van de auto niet vol in de rem ging. [11]
Allereerst merkt de rechtbank op dat op basis van de verklaring van verdachte en de getuigenverklaring van [getuige 1], aangenomen mag worden dat verdachte op de Burgemeester Geradtslaan heeft gereden met een snelheid van 40 tot 50 km/h.
Vast staat dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden. Bij de beoordeling van de vraag of verdachte schuld heeft aan dit ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is het volgende van belang.
Uit de verklaringen van getuige [getuige 1] en verdachte blijkt dat verdachte op de Burgermeester Geradtslaan voor een eerder gelegen voetgangersoversteekplaats is gestopt voor een voetganger en een kind op een fietsje, ook al was niet direct duidelijk dat deze personen wilden oversteken. Voorts heeft verdachte de maximumsnelheid niet overschreden en blijkens de verklaring van getuige [getuige 2] heeft verdachte vaart verminderd bij het naderen van de voetgangersoversteek-plaats in kwestie. Uit deze omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich wel rekenschap geeft van de aanwezigheid van andere weggebruikers en daarbij de nodige voorzichtigheid heeft betracht.
Niettemin heeft verdachte bij het naderen van de voetgangersoversteekplaats niet gezien dat [slachtoffer] bij die oversteekplaats stond. Daaromtrent houdt de rechtbank nadrukkelijk rekening met de omstandigheid dat het zicht van verdachte op de voetgangersoversteekplaats op bijzondere wijze werd belemmerd als gevolg van de felle verlichting van de verderop gelegen tennisvelden. Door het contrast dat deze verlichting veroorzaakte, oogden immers de oversteekplaats alsmede de daar aanwezige voetganger, gezien vanuit de rijrichting van verdachte, donkerder. Hierdoor, in combinatie met het feit dat [slachtoffer] donker gekleed was, was [slachtoffer] moeilijk zichtbaar, hetgeen goed waarneembaar is op de foto’s in het VOA-proces-verbaal.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met deze bijzondere speling van het licht geen rekening heeft behoeven te houden. Nu ook overigens niet is gebleken van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid zijdens verdachte, zal verdachte van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
b. Overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994Het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van aanmerkelijke schuld, neemt niet weg dat verdachte het ongeval dat heeft plaatsgevonden kan worden aangerekend. Immers, door geen voorrang te verlenen aan de voetganger, heeft verdachte het verkeer op de weg in gevaar gebracht, met een ongeval als gevolg.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 januari 2014 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Seat Leon, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, Burgemeester Geradtslaan, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats,
terwijl hij, verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en het verkeersbeeld ter plaatse , en
terwijl het uitzicht van verdachte enigszins werd belemmerd, (door de felle verlichting van het sportveld), en
terwijl op die weg, bord model L2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, en
aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 40 km/h tot 50 km/h, en
(daarbij) in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en die voetgangersoversteekplaats en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en
(daarbij) bij het naderen van die voetgangersoversteekplaats, zijn snelheid in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast, en
(daarbij) een voetganger, welke voornemens was op die voetgangersoversteekplaats over te steken, niet heeft waargenomen, en
(vervolgens) die voetgangersoversteekplaats zonder te stoppen is opgereden zonder daarbij voorrang te verlenen aan een voetganger, die op de oversteekplaats, gezien vanuit zijn rijrichting, van rechts naar links overstak, en
(vervolgens) in aanrijding is gekomen met die voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 350,-, subsidiair zeven dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte is bereid tot het betalen van de gevorderde geldboete.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 juni 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het – subsidiair bewezen verklaarde – niet laten voorgaan van een voetganger op een voetgangersoversteekplaats. Deze verkeersovertreding heeft een ernstig verkeersongeval tot gevolg gehad, aan de gevolgen waarvan het slachtoffer is overleden. De gevolgen van de verkeersovertreding zijn zeer ernstig, ook al is het de rechtbank duidelijk dat verdachte deze gevolgen niet heeft gewild.
Anderzijds overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven verantwoordelijkheid te voelen voor de gevolgen van het ongeval, en dat hij contact met de nabestaanden niet uit de weg gaat.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie dan ook passend.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.972,16, te vermeerderen met executiekosten en met de wettelijke rente over dit bedrag inclusief de executiekosten vanaf 18 juli 2014.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 4.781,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2014, en heeft tevens de schadevergoedingsmaatregel gevorderd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 57 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij zich niet leent voor een behandeling in het strafgeding. De verzekeringsmaatschappij van verdachte heeft tot tweemaal toe een brief naar de benadeelde partij gestuurd waarin werd aangegeven, dat de materiële schade zou worden vergoed. Maar de benadeelde partij heeft niet gereageerd op die brieven. Duidelijk is dat de verzekering van verdachte aansprakelijkheid accepteert, maar de wijze waarop de onderhavige vordering van de benadeelde partij moet worden betrokken in die aansprakelijkheid, is niet duidelijk. De verdediging is van mening dat nader onderzoek naar die verhouding een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft onvoldoende zicht op de verdeling van (vergoeding wegens) de schade van benadeelde tussen de verzekeringsmaatschappij van verdachte enerzijds en de benadeelde partij persoonlijk, anderzijds. Daarenboven dient de rechtbank rekening te houden met de schadebeperkingsplicht van de benadeelde partij, neergelegd in artikel 6:102 Burgerlijk Wetboek, nu de benadeelde partij niet heeft gereageerd op de brieven van de verzekeringsmaatschappij van verdachte. Nader onderzoek hiernaar zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreek verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
betaling van eengeldboete van € 350,-(driehonderdvijftig euro)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. K.A.M. van Hoof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Tweestromenland, Team Beuningen, Maas en Waal, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL082M-2014008379, gesloten op 7 maart 2014, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2014.
3.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 4 maart 2014, p. 6 en 7, onder het kopje 2.1.3 Verkeersmaatregelen ter plaatse.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2014.
5.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 4 maart 2014, p. 16, onder het kopje 5.2 Oorzaak, toedracht en gevolg.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2014.
7.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 4 maart 2014, p. 18, onder het kopje 7.4 Schouw.
8.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 4 maart 2014, p. 14 onder het kopje 4.4 Uitzicht, en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2014.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2014.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1], d.d. 24 januari 2014, p. 29, regels 11 t/m 13.
11.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], d.d. 24 januari 2014, p. 27, regels 12 t/m 16.