ECLI:NL:RBGEL:2014:5062

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
ARN 13/7178, ARN 13/7180, ARN 13/7181 en ARN 13/7182 ARN/2014/27
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter mr. A.M.F. Geerling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juli 2014 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. A.M.F. Geerling, die als rechter optrad in een procedure tegen het college van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Apeldoorn. De verzoeker stelde dat de rechter vriendendiensten verleende aan de gemeente en dat hij niet onpartijdig kon oordelen. Het wrakingsverzoek was ingediend op 23 juni 2014, voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaken met de nummers ARN 13/7178, ARN 13/7180, ARN 13/7181 en ARN 13/7182.

De rechtbank oordeelde dat de stellingen van de verzoeker niet onderbouwd en niet aannemelijk waren. De wrakingskamer benadrukte dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank stelde vast dat de bezwaren van de verzoeker voornamelijk gericht waren tegen de rechterlijke macht in het algemeen en niet specifiek tegen mr. Geerling. De rechtbank wees erop dat inhoudelijke bezwaren tegen rechterlijke beslissingen niet kunnen leiden tot een geslaagd wrakingsverzoek zonder nadere toelichting.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in deze zaken niet in behandeling zou worden genomen, omdat het verzoek geen gronden bevatte die betrekking hadden op de persoon van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ARNHEM

Wrakingskamer
Zaaknummers: ARN 13/7178, ARN 13/7180, ARN 13/7181 en ARN 13/7182
Rechtbanknummer: ARN/2014/27
Beschikking van 24 juli 2014
in de zaak van
[naam],
wonende aan [adres],
verzoeker tot wraking,
tegen
mr. A.M.F. Geerling, in zijn hoedanigheid van rechter.

1.De procedure

1.1
Bij brief van 23 juni 2014, ingekomen bij de rechtbank op 25 juni 2014 heeft verzoeker voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van bovengenoemde zaken, schriftelijk een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Geerling.
1.2
Mr. Geerlings heeft bij e-mailbericht van 8 juli 2014 aangegeven geen aanleiding te zien tot het geven van een reactie op het wrakingsverzoek, gelet op het karakter van dat verzoek.
1.3
Op 17 juli 2014 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is aldaar niet verschenen. Mr. Geerlings heeft bij e-mailbericht van 30 juni 2014 aangegeven niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te zullen zijn.
1.4
Voorafgaand aan de zitting heeft verzoeker bij schrijven van 11 juli 2014 de wrakingskamer gewraakt, omdat de leden ervan onbekwaam, onpartijdig en alle overige in onderhavige zaak genoemde redenen. Tijdens de mondelinge behandeling op zitting is de wrakingskamer aan dit verzoek voorbij gegaan, reeds omdat in hetgeen door verzoeker daaromtrent naar voren is gebracht geen feiten en omstandigheden zijn gelegen die betrekking hebben op de personen van de rechters van deze wrakingskamer. Verzoeker is van mening dat iedere rechter binnen deze rechtbank onbekwaam en onpartijdig is. Dit onder de bewoordingen “omdat deze Wrakingskamer even corrupt en crimineel is als de rest van uw rechters”. Reden voor de wrakingskamer om dit verzoek buiten behandeling te laten omdat hierdoor de rechtsgang op geen enkele wijze meer wordt gediend.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. A.M.F. Geerling als rechter in de procedure tussen verzoeker en het college van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Apeldoorn.
2.2
Verzoeker heeft aan zijn verzoek, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Van de behandelend rechter is geen onpartijdige uitspraak te verwachten. De rechters van deze rechtbank zijn te druk met bijbaantjes en hebben geen tijd voor hun rechterlijke taken en verplichtingen. Verzoeker is benadeeld door de rechtbank in verband met het betalen van een meervoudig griffierecht. De rechtbank is een criminele organisatie en de betrokken rechter is daar lid van. De rechtbank verleent vriendendiensten aan de gemeente Apeldoorn. Verzoeker verzoekt de rechtbank een (al dan niet bestaande) uitspraak in een strafzaak tegen hem ongedaan te maken. Tot slot verzoekt verzoeker om toekenning van een schadevergoeding van € 200.000,00 ter compensatie van door wangedrag van overheidsfunctionarissen geleden schade.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
De wrakingskamer is van oordeel dat in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen feiten of omstandigheden zijn gelegen die betrekking hebben op de persoon van de rechter die zijn zaak behandelt. De omstandigheid dat verzoeker voor de behandeling van zijn zaken meerdere malen griffierecht was verschuldigd, is een rechterlijke beslissing. Inhoudelijke bezwaren tegen rechterlijke beslissingen kunnen, zonder nadere toelichting, die thans ontbreekt, niet tot een geslaagd wrakingsverzoek leiden.
Voor zover verzoeker meent dat de behandelend rechter vriendendiensten verleent aan de gemeente Apeldoorn, is dit standpunt op geen enkele wijze gestaafd met feiten of omstandigheden en is dan ook geenszins aannemelijk geworden.
Hetgeen verzoeker overigens in zijn wrakingsverzoek heeft aangevoerd, is gericht tegen de rechterlijke macht in het algemeen, en in het bijzonder tegen deze rechtbank. Dit zijn geen gronden die tot wraking van mr. Geerling kunnen leiden.
Gelet op het voorgaande moet het wrakingsverzoek worden afgewezen.
3.3
In aanmerking genomen dat het wrakingsverzoek geen gronden bevat die betrekking hebben op de persoon van de rechter, ziet de wrakingskamer aanleiding om, met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, te bepalen dat een volgend verzoek van de rechter in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
3.4
Klachten of verzoeken met betrekking tot een eventuele strafprocedure of -vonnis hebben geen verband met de door mr. Geerling te behandelen zaak. Daarom wordt daaraan voorbij gegaan.
Tot slot overweegt de wrakingskamer dat de Awb, dan wel enig andere wettelijke bepaling, de wrakingskamer niet de bevoegdheid verleent eventuele schadevergoedingen toe te kennen. Daarom zal de wrakingskamer dit verzoek afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
- wijst af het verzoek tot wraking;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaken niet in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is gegeven door de mr. H.P.M. Kester, voorzitter, mr. L.B.M. Klein Tank en mr. F.M.T. Quaadvliet, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. C. Aalders op 24 juli 2014.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.