ECLI:NL:RBGEL:2014:4744

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
28 juli 2014
Zaaknummer
C/05/245786 / HA ZA 13-443
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder voor faillissementstekort door onbehoorlijke taakvervulling en niet-deponering jaarrekeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 februari 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van een bestuurder, [gedaagde], voor het faillissementstekort van Greenfield Benelux B.V. De curator, mr. Coenraad Willem Houtman, vorderde een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schulden van de failliete vennootschap, omdat hij zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk had vervuld. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet had voldaan aan de publicatieplicht van de jaarrekeningen en de boekhoudplicht, zoals vastgelegd in de artikelen 2:394 en 2:10 van het Burgerlijk Wetboek. Dit leidde tot de conclusie dat zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak was van het faillissement van Greenfield.

De rechtbank stelde vast dat de jaarrekeningen van 2004 en 2005 niet tijdig waren gedeponeerd, wat een schending van de publicatieplicht inhield. Daarnaast bleek uit het onderzoek dat de administratie van Greenfield niet op orde was, waardoor het onmogelijk was om een goed inzicht te krijgen in de financiële situatie van de onderneming. De curator had aangetoond dat de schending van de administratieplicht door [gedaagde] had geleid tot het verlies van het Skal-certificaat, wat cruciaal was voor de bedrijfsvoering van Greenfield. Dit resulteerde in een faillissement, waarbij de curator het boedeltekort op € 1.840.629,63 begrootte.

De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor het tekort in de boedel en veroordeelde hem tot betaling van een voorschot van € 1.500.000,00 aan de curator, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur in het geval van faillissement.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/245786 / HA ZA 13-443
Vonnis van 5 februari 2014
in de zaak van
MR. COENRAAD WILLEM HOUTMAN
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Greenfield Benelux B.V.,
kantoorhoudende te Nijmegen,
eiser,
advocaat mr. R.J.W. Pijls te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.J. de Bie te Kerkdriel, gemeente Maasdriel.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 oktober 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 december 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] (hierna: [naam 1]) hield zich al ruim 20 jaar bezig met het telen van en de handel in champignons. Aanvankelijk werd binnen een aantal vennootschappen een champignonkwekerij en een handelshuis in champignons geëxploiteerd. Het ging hierbij om zowel biologische champignons als gewone champignons. Biologische champignons mogen alleen als zodanig worden geteeld en verkocht als de onderneming een zogenaamd ‘Skal-certificaat’ bezit. Het toezicht op dat certificaat en de naleving van de geldende regels is in handen van Stichting Skal. Binnen het concern van [naam 1] was C.C.N. Organic Products B.V. in het bezit van een Skal-certificaat.
2.2.
Bij vonnis van 27 november 2009 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Arnhem is [naam 1] veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 240 uren wegens valsheid in geschrifte als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Bewezen is verklaard dat [naam 1] als directeur van zijn onderneming gedurende ongeveer een jaar valse stukken heeft opgemaakt en laten opmaken teneinde gangbare champignons voor een hogere prijs als biologische champignons te kunnen verkopen.
2.3.
Na de vaststelling dat niet-biologische champignons werden verkocht als biologische champignons heeft Stichting Skal op 1 april 2007 het Skal-certificaat van C.C.N. Organic Products B.V. - dat de onderneming van [naam 1] het recht gaf biologische champignons te telen en te verkopen - ingetrokken.
2.4.
Vervolgens is de gehele onderneming, bestaande uit de kwekerij en het handelshuis, van C.C.N. Organic Products B.V. ‘verhuisd’ naar een tweetal andere rechtspersonen, te weten Heuvelchamp B.V., waar de kwekerij werd ingebracht, en Elribe B.V. handelende onder de naam Greenchamp B.V. i.o., waar het handelshuis zou worden ingebracht.
2.5.
Laatstgenoemde onderneming is nooit opgericht wegens een onthouding van een verklaring van geen bezwaar door het Ministerie van Justitie. Daarop is de onderneming (het handelshuis) wederom ondergebracht in een andere vennootschap, namelijk per 2 november 2007 ingebracht in Greenfield Benelux B.V. (hierna: Greenfield), waarvan [gedaagde] sinds 1 mei 1996 bestuurder was. [gedaagde] had al ervaring met het kweken van champignons. Greenfield hield zich eerst bezig met andere activiteiten, zoals het vervaardigen en de verhuur van kermisattracties, maar is zich vanaf november 2007 gaan bezighouden met de handel in en de im- en export van (biologische) paddenstoelen en aanverwante producten. Greenfield heeft in dat verband van Stichting Skal ook een Skal-certificaat ontvangen.
2.6.
Op 5 juni 2008 heeft Stichting Skal naar aanleiding van een op 19 mei 2008 uitgevoerde inspectie het Skal-certificaat van Greenfield voor een periode van 12 maanden opgeschort.
2.7.
Bij vonnis van de rechtbank Arnhem zijn de volgende besloten vennootschappen in staat van faillissement verklaard, telkens met benoeming van mr. Houtman als curator:
  • op 8 juli 2008: Greenfield, Heuvelchamp B.V. en [naam 1] Champignons B.V.
  • op 5 augustus 2008: Elribe Holding B.V.
  • op 23 september 2008: Nieuwaal Champignons B.V.
  • op 13 januari 2009: C.C.N. Organic Products B.V. en Agrarische Productiebedrijven
Rossum B.V.
2.8.
Bij vonnis van de rechtbank ‘s Gravenhage van 23 december 2008 is het faillissement uitgesproken van de besloten vennootschap Laura International B.V.
2.9.
Van alle onder 2.7 en 2.8 genoemde vennootschappen, met uitzondering van Greenfield, was [naam 1] bestuurder.
2.10.
Bij brief van 9 augustus 2012 heeft de advocaat van de curator namens de curator onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:
Via deze brief houdt de curator u aansprakelijk voor het faillissementstekort van Greenfield Benelux BV nu vaststaat dat u uw taak als bestuurder van Greenfield Benelux BV kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en vermoed wordt dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Vooralsnog schat de curator het boedeldeficit op een bedrag van € 1.392.861,09.
Omdat het definitieve boedeldeficit nog niet precies vaststaat, vordert de curator een voorschot van voornoemd bedrag, te weten € 500.000,00. Zodra het vaststaat hoeveel het definitieve boedeldeficit bedraagt, zal de curator het meerdere van het reeds betaalde van u vorderen.
Wilt u er zorg voor dragen dat voornoemd bedrag ad € 500.000,00 binnen 14 dagen is bijgeschreven op de door de curator onderhouden faillissementsrekening (…)?
2.11.
Bij brief van 4 september 2012 heeft de advocaat van de curator [gedaagde] ten laatste malen verzocht en gesommeerd een bedrag van € 500.000,00 op de faillissementsrekening bij te schrijven.
2.12.
[gedaagde] is tot op heden niet tot betaling van enig bedrag overgegaan.
2.13.
Op 30 mei 2013 heeft de curator ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag doen leggen op het woonhuis van [gedaagde] (staande en gelegen aan [adres]), alsmede de champignonkwekerij (staande en gelegen aan [adres]).

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden in het faillissement van Greenfield Benelux B.V., voor zover deze schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan,
dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan de curator te betalen een bedrag gelijk aan de schulden in het faillissement van Greenfield Benelux B.V., voor zover deze schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, welk bedrag als schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgt,
dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan de curator te betalen als voorschot op de schadevergoeding een bedrag van € 1.500.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De curator legt aan zijn vorderingen ten grondslag, kort samengevat, dat [gedaagde] op grond van artikel 2:248 BW aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement van Greenfield, omdat in strijd met artikel 2:394 BW enkele jaarrekeningen van Greenfield niet tijdig zijn gedeponeerd en omdat [gedaagde] niet een zodanige administratie heeft gevoerd ex artikel 2:10 BW dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de vennootschap gekend konden worden. Gelet hierop is volgens de curator sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De onbehoorlijke taakvervulling door [gedaagde] wordt vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement van Greenfield te zijn, aldus de curator. Ten slotte heeft [gedaagde] ook op andere wijzen zijn taken als bestuurder kennelijk onbehoorlijk vervuld, nu Greenfield vanaf 2007 met zijn instemming is gebruikt voor illegale en onrechtmatige activiteiten, te weten het (kweken en) verkopen van niet-biologische champignons als biologische champignons. Door Greenfield te laten fungeren als handelshuis voor de (criminele) activiteiten van [naam 1] en zo de verkoop van niet-biologische champignons als biologische champignons te faciliteren, heeft [gedaagde] niet gehandeld zoals een redelijk denkend bestuurder zou handelen. Volgens de curator is [gedaagde] derhalve als bestuurder van Greenfield aansprakelijk voor het faillissementstekort. Dit tekort wordt thans begroot op een bedrag van € 1.840.629,63.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 2:248 lid 1 BW is in geval van faillissement van een vennootschap iedere bestuurder jegens de boedel aansprakelijk voor het tekort, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. In lid 2 is bepaald dat onweerlegbaar wordt aangenomen dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld indien het niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 2:10 of 2:394 BW en dat wel weerlegbaar wordt vermoed dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
4.2.
Eventuele bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde] is op grond van artikel 2:248 lid 6 BW beperkt tot de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement van Greenfield, derhalve tot de periode van 8 juli 2005 tot 8 juli 2008. Het staat vast dat [gedaagde] in die periode bestuurder was van Greenfield.
4.3.
Artikel 2:394 BW ziet op de zogenaamde publicatieplicht. Hier is in lid 3 bepaald dat de rechtspersoon uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar haar jaarrekening openbaar moet maken door nederlegging daarvan ten kantore van het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Bij Greenfield liep het boekjaar van 1 januari tot en met 31 december.
4.4.
De jaarrekening van 2004 had dus uiterlijk op 1 februari 2006 gedeponeerd moeten zijn, de jaarrekening van 2005 uiterlijk op 1 februari 2007. [gedaagde] erkent dat de jaarrekening van 2005 niet tijdig is gedeponeerd, namelijk pas op 16 november 2007. Dit is ruim negen maanden te laat. Ook de jaarrekening van 2004 is te laat gedeponeerd, namelijk eveneens pas op 16 november 2007. Dit is ruim 21 maanden te laat. Het betoog van [gedaagde] dat de jaarrekening van 2004 niet kan worden meegenomen in verband met de zogenaamde driejaarstermijn van artikel 2:248 lid 6 BW is onjuist. Relevant is de datum waarop de jaarrekening uiterlijk had moeten worden gedeponeerd, te weten 1 februari 2006. Deze datum valt binnen de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement. Daarmee staat vast dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de op hem rustende publicatieplicht.
4.5.
Met het voorgaande is (onweerlegbaar) gegeven dat [gedaagde] als bestuurder van Greenfield zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld.
4.6.
Bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde] aan de boekhoudplicht van artikel 2:10 BW heeft voldaan geldt als maatstaf of de administratie zodanig is dat men snel inzicht kan krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment en dat deze posities en de stand van de liquiditeiten, gezien de aard en de omvang van de onderneming, een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie.
4.7.
De curator stelt in dit verband het volgende. Op 19 mei 2008 heeft een inspecteur van Stichting Skal Greenfield bezocht. De inspecteur heeft geconstateerd dat Greenfield zich op diverse inspectieonderdelen niet heeft gehouden aan de voorschriften voor biologische productie. Uit de administratie van de goederenstroom van Greenfield kon onvoldoende worden vastgesteld of champignons die als biologisch werden verkocht ook daadwerkelijk biologisch waren geteeld. De curator onderbouwt zijn stelling met verwijzing naar productie 5 bij dagvaarding. Dit betreft het besluit van Stichting Skal van 5 juni 2008 om - naar aanleiding van het opgemaakte inspectierapport - het Skal-certificaat voor maximaal 12 maanden op te schorten. In dit besluit is onder meer het volgende opgenomen:
2 Is de administratie inzichtelijk? Niet alle informatie is inzichtelijk
Gegevens van overzichten in- en verkopen
witte en bruine champignons voor periode
week 9 t/m 12 komen niet overeen met verkopen
volgens uitdraai computersysteem van bedrijf zelf.
In uitdraai meer verkopen. Zie bijlage 1.
4 (…)
Zijn voor de geïnspecteerde (…) Wanneer de verkopen van week 9 meegerekend
producten de aangevoerde en worden is er twijfel over de biologische herkomst omdat
de afgevoerde hoeveelheden met niet tegenover alle verkopen een inkoop staat.
elkaar in evenwicht? Voor alle berekeningen zie bijlage 1, 2 en 3.
Een herhaalde ernstige afwijking (nr. 2)
De ernst van afwijking nr. 2 is door Skal verzwaard naar fataal, omdat u deze afwijking niet binnen de door Skal gestelde termijn gecorrigeerd heeft. In de brief van 4 maart 2008 (…) naar aanleiding van de inspectie van 30 januari 2008 is deze ernstige afwijking vastgesteld. Afwijking 2 was ook al vastgesteld 23 oktober 2007 zoals ook reeds vermeld in eerdergenoemde brief van 4 maart 2008 (…).
Naar aanleiding van het gesprek van 4 juni concludeert Skal dat uw cijfers onbetrouwbaar zijn, zie bijlage 7 (Conclusies van Skal). Zij is gebaseerd en afgeleid uit uw opmerkingen tijdens het gesprek (…), de eerdere bevindingen tijdens de inspectie en opgevraagde informatie. Afwijking nr. 2 blijft daarmee onveranderd in stand.
Bijlage 7 Conclusies Skal
Onderwerp: bespreking bezoek Greenchamp
Conclusies van Skal naar aanleiding van gesprek met Greenchamp op 4 juni 2008:
  • Ingangscontrole van de champignons uit [plaats] vindt niet plaats. De ingeboekte kilogrammen uit [plaats] zijn daarom niet betrouwbaar.
  • De verkopen zijn niet betrouwbaar omdat de computer een onjuiste periode hanteert.
  • De verkopen/inkopen zijn voorts niet betrouwbaar omdat champignons die geretourneerd zijn niet worden geboekt bij binnenkomst. Deze champignons worden wel geboekt wanneer ze aan de industrie worden verkocht.
  • De champignons die naar de afvalverwerking gaan worden evenmin gewogen en geboekt. De berekening van het aantal kilogrammen dat op het ‘overzicht in en verkoop’ staat bij ‘Gestort-Vernietigd’ is niet bekend.
  • De voorraden zijn niet betrouwbaar omdat het personeel dat de tellingen uitvoert, dit niet zorgvuldig doet.
  • De verdeling in witte en bruine champignons die naar Champi-Mer gaan is onbekend.
In het overzicht In en Verkoop staat weliswaar alles onder witte champignons èn [naam 2] heeft verklaard dat het overgrote deel wit moet zijn geweest, maar dat is vandaag weer ingetrokken.
4.8.
Volgens de curator verloor Greenfield haar Skal-certificaat doordat Stichting Skal haar controlerende taak onvoldoende kon uitvoeren als gevolg van de schending van de administratieplicht door Greenfield. Door het opschorten van het Skal-certificaat genereerde Greenfield geen inkomsten meer en werd zij een maand later failliet verklaard. [gedaagde] behoorde te weten en wist ook, aldus de curator, dat het Skal-certificaat een noodzakelijke voorwaarde was voor het voortbestaan van de onderneming, nu [gedaagde] tijdens een bespreking met Stichting Skal op 4 juni 2008 heeft te kennen gegeven dat opschorting van het certificaat de doodsteek van de onderneming zou betekenen.
4.9.
Ten slotte stelt de curator dat diverse debiteuren van Greenfield niet tot betaling van openstaande facturen zijn overgegaan, omdat aan de betreffende debiteuren geen Skal-certificaat kon worden overhandigd waaruit bleek dat de geleverde champignons, zoals opgenomen in de administratie van Greenfield en zoals gefactureerd, ook daadwerkelijk biologisch waren. De curator verwijst in dit verband naar de producties 18 tot en met 21. Volgens de curator volgt hieruit dat [gedaagde] de administratie van Greenfield niet op orde heeft gehad doordat zij biologische champignons verkocht als niet-biologische champignons.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het voorgaande meer dan voldoende aanknopingspunten op voor het oordeel dat de administratie van Greenfield niet zodanig was dat men snel inzicht kon krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment en dat deze posities en de stand van de liquiditeiten, gezien de aard en de omvang van de onderneming, een redelijk inzicht gaven in de vermogenspositie. [gedaagde] heeft tegen de met stukken onderbouwde stellingen van de curator niets ingebracht op grond waarvan tot een ander oordeel moet worden gekomen. In ieder geval volstrekt onvoldoende is het poneren van enkele algemene, niet onderbouwde stellingen in de conclusie van antwoord, zoals de stelling dat op basis van de op correcte wijze gevoerde administratie de jaarstukken 2005, 2006 en 2007 zijn opgesteld en goedgekeurd, alsmede de stelling dat een eventuele schending van de boekhoudplicht nimmer de oorzaak van het faillissement kan zijn geweest omdat uit de jaarcijfers blijkt dat er in 2005, 2006 en 2007 nul tot amper iets is omgezet. Dit klemt te meer, nu [gedaagde] zelf ter comparitie heeft aangegeven dat er hiaten zaten in de administratie als gevolg van de invoering van een nieuw boekhoudprogramma.
4.11.
[gedaagde] heeft wel nog gesteld dat de administratie op orde was, maar dat hij dit niet kan onderbouwen omdat hij niet over de administratie beschikt. In dit verband is in de conclusie van antwoord het verzoek aan de curator gedaan om verschillende bescheiden in het geding te brengen. Tijdens de comparitie van partijen heeft de advocaat van [gedaagde] desgevraagd aangegeven dat hij niet eerder een dergelijk verzoek aan de curator heeft gedaan. Ook heeft hij aangegeven dat het geen zogenaamd ‘artikel 843a Rv verzoek’ betreft. Gelet hierop, alsmede op het feit dat het verzoek op geen enkele wijze nader is onderbouwd, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
4.12.
Een en ander betekent dat [gedaagde] evenmin heeft voldaan aan de op hem rustende boekhoudplicht van artikel 2:10 BW. Daarmee is ook op dit punt (onweerlegbaar) gegeven dat [gedaagde] als bestuurder van Greenfield zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld als bedoeld in artikel 2:248 BW.
4.13.
De hiervoor vastgestelde onbehoorlijke taakvervulling wordt vermoed een belangrijke oorzaak te zijn geweest van het faillissement van Greenfield. Dit bewijsvermoeden is wel weerlegbaar. Om dit vermoeden te kunnen weerleggen zal [gedaagde] aannemelijk moeten maken dat andere feiten of omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Hierbij moet het dan wel gaan om feiten en omstandigheden die niet om een andere reden aan het bestuur kunnen worden toegerekend en ter zake waarvan het bestuur geen onbehoorlijke taakvervulling kan worden verweten.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] noch in de conclusie van antwoord, noch tijdens de comparitie van partijen, enig concreet feit of enige concrete omstandigheid heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat het faillissement door andere redenen dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling is veroorzaakt. Dit had zeker op zijn weg gelegen nu de curator [gedaagde] onder meer heeft verweten Greenfield te laten fungeren als handelshuis voor de (criminele) activiteiten van [naam 1] en daarmee de verkoop van niet-biologische als biologische champignons te faciliteren. Bovendien heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat de intrekking van het Skal-certificaat als gevolg van de onduidelijkheid rondom de herkomst van de champignons binnen een maand heeft geleid tot het faillissement van Greenfield. De financiële problemen in Greenfield zijn in belangrijke mate ontstaan en vergroot door toedoen en nalaten van [gedaagde], althans zijn bestuur. Het gaat hier om handelen zoals geen redelijk denkend bestuurder in een soortgelijke situatie zou hebben gehandeld. [gedaagde] heeft derhalve nagelaten andere oorzaken te benoemen en te concretiseren. Dat de financiële problemen in de Van den Heuvelgroep tot het faillissement van Greenfield hebben geleid, zoals [gedaagde] ter comparitie heeft gesteld, is te vaag. [gedaagde] had deze stelling op zijn minst nader moeten concretiseren en/of met stukken onderbouwen, hetgeen hij niet heeft gedaan.
4.15.
De slotsom is dan ook dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 BW. Het gevorderde onder 3.1 sub 1 en 2 ligt daarmee voor toewijzing gereed, zij het dat er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding is om de zaak naar de schadestaatprocedure te verwijzen, nu het tekort in het faillissement na de verificatievergadering en eventueel nog te volgen renvooiprocedure, kan worden vastgesteld. De omvang van het door de curator gevorderde voorschot is als zodanig niet bestreden. Ook de hierop gerichte vordering kan dus worden toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde rente over dit voorschot.
4.16.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- dagvaarding € 94,79
- griffierecht € 1.200,00
- salaris advocaat €
6.422,00(2 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 7.716,79

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden in het faillissement van Greenfield Benelux B.V., voor zover deze schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan de curator te betalen een bedrag gelijk aan de schulden in het faillissement van Greenfield Benelux B.V., voor zover deze schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan de curator te betalen als voorschot op schadevergoeding een bedrag van € 1.500.000,00 (zegge één miljoen vijfhonderdduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente hierover met ingang van 12 juni 2013 tot de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 7.716,79,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2014.
Coll.: MvG