In deze zaak, die op 17 juli 2014 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen buren over onrechtmatige hinder als gevolg van een aanbouw. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Molenaar, vordert dat de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. van Weverwijk, de bouwwerkzaamheden staken en de reeds gebouwde aanbouw afbreken. De eiser stelt dat de aanbouw van de gedaagden, die 2.94 meter hoog en 5 meter lang is, de toetreding van daglicht in hun woning en tuin beperkt en hun uitzicht verstoort. De gedaagden hebben echter betoogd dat hun aanbouw in overeenstemming is met het bestemmingsplan en niet vergunningplichtig is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanbouw inderdaad niet in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat dit niet uitsluit dat de aanbouw onrechtmatige hinder kan veroorzaken. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. De eiser heeft niet kunnen aantonen dat de hinder die zij ondervinden onrechtmatig is en boven hetgeen zij redelijkerwijs moeten dulden uitstijgt. De rechter heeft geconcludeerd dat de hinder die de eiser ervaart, gezien de omstandigheden, niet onrechtmatig is. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en de eiser is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 1.098,00.
De uitspraak benadrukt het belang van het bestemmingsplan en de noodzaak voor buren om rekening te houden met elkaars belangen bij het uitvoeren van bouwactiviteiten. De rechter heeft ook opgemerkt dat de eiser geen suggesties heeft gedaan voor aanpassingen aan de aanbouw die tegemoet zouden kunnen komen aan hun belangen, wat hun positie verzwakte.