ECLI:NL:RBGEL:2014:4626
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag woonvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de beoordeling van de adequaatheid van de woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.G.C. van Ingen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland. Eiser had een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waarbij eiser beperkingen ondervond door een neurologische aandoening, wat leidde tot rolstoelafhankelijkheid en incontinentieproblemen. Eiser woonde in een appartement op de tweede verdieping en had eerder geklaagd over de werking van de lift. Na een verhuizing naar een andere woning, diende hij een aanvraag in voor verschillende voorzieningen, waaronder verhuiskosten en aanpassingen aan de nieuwe woning.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat er geen noodzaak tot verhuizing was en dat de oude woning adequaat was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte de oude verordening had toegepast, die niet meer geldig was ten tijde van het besluit. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het melden van overlast en dat hij zijn huishouden zodanig moest inrichten dat er ruimte was voor hulpverleners.
De rechtbank heeft de proceskosten van eiser toegewezen en het griffierecht vergoed. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de aanvrager als de gemeente in het kader van de Wmo en de noodzaak van een goede onderbouwing van besluiten door de gemeente.