ECLI:NL:RBGEL:2014:4486

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
14/267
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding voor kosten rechtsbijstand na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster om schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand na haar vrijspraak in een strafzaak. De strafzaak tegen verzoekster eindigde op 2 december 2013 met een vrijspraak door de meervoudige kamer. Verzoekster had op 26 juni 2013 een toevoeging gekregen voor rechtsbijstand, maar wisselde op 27 augustus 2013 van advocaat naar mr. K.K. Hansen Löve. Het verzoekschrift voor schadevergoeding werd ingediend op 17 februari 2014, binnen de gestelde termijn van drie maanden na de beëindiging van de strafzaak.

De officier van justitie heeft aanvankelijk geconcludeerd tot toewijzing van de kosten, maar wijzigde haar standpunt in de raadkamer, waarbij zij stelde dat de kosten voor rechtsbijstand afgewezen moesten worden. De rechtbank oordeelde dat verzoekster recht had op een vergoeding van € 550,00 voor de kosten van rechtsbijstand die verband hielden met de indiening en behandeling van de verzoekschriften ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank benadrukte dat de keuze voor een toegevoegd advocaat eerder was gemaakt en dat de latere wisseling van advocaat geen nieuw keuzemoment bood voor schadevergoeding.

De rechtbank heeft de overige kosten van rechtsbijstand afgewezen, omdat verzoekster geen aanspraak kon maken op schadevergoeding voor de kosten van de gekozen raadsman, nu de toevoeging al was verleend. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de relevante wetsartikelen en heeft de griffier gelast het toegekende bedrag van € 550,00 aan verzoekster uit te betalen. De overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Rechtbanknummer : 14/267
Parketnummer : 0/5801047-13
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer naar aanleiding van het op 17 februari 2014 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, voor zover betreffende artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, van:

naam: [verzoekster], (hierna: verzoekster)

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats],
in deze woonplaats kiezende te 1017 XS Amsterdam aan de Weteringschans 90 ten kantore van haar advocaat mr. K.K. Hansen Löve.

De behandeling in raadkamer

In openbare raadkamer van 2 juli 2014 zijn gehoord:
  • verzoekster;
  • de advocaat van verzoeker mr. K.K. Hansen Löve,
  • de officier van justitie mr. G. Dankers.

De standpunten

Het verzoekschrift strekt tot vergoeding van de door verzoekster gemaakte kosten te weten:
  • € 5.566,00 aan kosten rechtsbijstand;
  • € 550,00 aan kosten rechtsbijstand ten behoeve van het indienen van een
verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering
alsmede een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van
strafvordering.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke conclusie d.d. 11 april 2014 geconcludeerd tot toewijzing van hetgeen verzocht wordt. In raadkamer heeft de officier van justitie haar standpunt gewijzigd met dien verstande dat de kosten rechtsbijstand moeten worden afgewezen.

De beoordeling

De strafzaak tegen verzoekster is geëindigd op 2 december 2013 met een vrijspraak door de meervoudige kamer..
Het verzoekschrift is tijdig ingediend, immers binnen drie maanden na beëindiging van de zaak.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor het kunnen toekennen van een vergoeding.

Kosten rechtsbijstand:

Indienen en behandelen verzoekschriften:
De raadkamer is van oordeel dat, gelet op de gebruikelijke vergoeding inzake verzoekschriften ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandelen van de verzoekschriften een bedrag van € 550,00 (inclusief 21% B.T.W.) kan worden toegewezen.
Overige kosten rechtsbijstand:
Naar aanleiding van de inbewaringstelling van verzoekster op 26 juni 2013 is aan haar op grond van het bepaalde in artikel 41, eerste lid onder a van het Wetboek van Strafvordering ambtshalve aan raadsman toegevoegd en wel mr. S. Demirtas, advocaat te Arnhem. Uit het verzoekschrift blijkt dat de verdediging per 27 augustus 2013 is overgenomen door mr. Hansen Löve.
Verzoekster verzoekt vergoeding van de kosten rechtsbijstand welke zijn gemaakt ten behoeve van de rechtsbijstand door mr. Hansen Löve vanaf 27 augustus 2013. Voor wat betreft de verleende rechtsbijstand door mr. Demirtas wordt geen vergoeding verzocht hetgeen inhoudt dat mr. Demirtas zijn kosten rechtsbijstand inmiddels zal hebben gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand en wel op basis van de op 26 juni 2013 verleende toevoeging.
Ter zitting in raadkamer heeft de advocaat opgemerkt dat zij de overdracht van de toevoeging heeft verzocht aan mr. Demirtas maar dat deze niet op meerdere door haar gedane verzoeken heeft gereageerd. Ook heeft zij opgemerkt dat besloten is de afloop van de strafzaak af te wachten, om op grond daarvan eventueel schadevergoeding wegens de kosten rechtsbijstand te verzoeken.
Op 15 juni 2004 (NJ 2005/5) heeft de Hoge Raad aan een veel voorkomende werkwijze een einde gemaakt door niet langer toe te staan dat een toevoeging “achter de hand” werd gehouden om deze “bij een te verwachten gunstige uitspraak” te retourneren en vervolgens, anders dan op basis van toevoeging, de werkelijk gemaakte uren in de vorm van schadevergoeding op grond van een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, bij de rechtbank in te dienen. Naar aanleiding van voormeld arrest van de Hoge Raad zijn per 28 april 2005 de nodige wetswijzigingen ingevoerd zoals de invoering van artikel 44a van de Wet op de Rechtsbijstand dat thans luidt:
1.
Indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, wordt met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a tweede lid van het Wetboek van Strafvordering toegekend tenzij de toevoeging anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd.
2.
In het geval op last van de rechter een raadsman is toegevoegd, wordt overeenkomstig het eerste lid geen kostenvergoeding toegekend, indien de toevoeging op of na de uitspraak van de rechter na een daartoe ingediend verzoek van de verdachte bij de rechterlijke instantie die een last heeft verstrekt wordt ingetrokken of beëindigd.
In de memorie van toelichting (kamerstukken II 2003/04, 29 756 nr. 3 pagina 3) wordt hieromtrent het volgende opgemerkt: “
De keuze tussen het gebruik maken van een toevoeging of een gekozen raadsman moet worden gemaakt voordat daadwerkelijk rechtsbijstand is verleend.”
De rechtsbijstandverlening aan verzoekster is op 26 juni 2013 aangevangen op basis van een toevoeging. Die toevoeging was ook aanwezig op het moment dat mr. Hansen Löwe op 27 augustus 2013 de zaak heeft overgenomen. Het stond verzoekster op zichzelf vrij op enig moment van advocaat te wisselen. Deze wisseling van advocaat biedt echter geen nieuw keuzemoment voor rechtsbijstand op basis van een toevoeging of door een gekozen raadsman zoals bedoeld in de hiervoor aangehaalde artikelen. In dit geval was de keuze voor een toegevoegd advocaat eerder al gemaakt. Door de latere wisseling van advocaat zonder gebruik te maken van de reeds verleende toevoeging is niet alsnog aanspraak ontstaan op schadevergoeding wegens kosten rechtsbijstand op betalende basis door een gekozen raadsman ex art. 591a Wetboek van Strafvordering. De gestelde moeilijkheden bij de overname van de toevoeging van de vorige advocaat doen hieraan niet af.
Gelet op het voorgaande is de raadkamer van oordeel dat de overige kosten rechtsbijstand niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De raadkamer zal daarom beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

De beslissing

Kent toe aan verzoekster voornoemd een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van
€ 550,00 (zegge vijfhonderdvijftig euro).
Gelast de griffier van de rechtbank om aan verzoekster voornoemd uit te betalen het bedrag van
€ 550,00 (zegge vijfhonderdvijftig euro).
Beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking, nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan, door overmaking op de derdenrekening van Pijnenburg advocaten, rekeningnummer 13.58.70.127 onder vermelding van Atar/schade.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven in raadkamer door mr. C.M.E. Lagarde, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer 9 juli 2014.