In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster om schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand na haar vrijspraak in een strafzaak. De strafzaak tegen verzoekster eindigde op 2 december 2013 met een vrijspraak door de meervoudige kamer. Verzoekster had op 26 juni 2013 een toevoeging gekregen voor rechtsbijstand, maar wisselde op 27 augustus 2013 van advocaat naar mr. K.K. Hansen Löve. Het verzoekschrift voor schadevergoeding werd ingediend op 17 februari 2014, binnen de gestelde termijn van drie maanden na de beëindiging van de strafzaak.
De officier van justitie heeft aanvankelijk geconcludeerd tot toewijzing van de kosten, maar wijzigde haar standpunt in de raadkamer, waarbij zij stelde dat de kosten voor rechtsbijstand afgewezen moesten worden. De rechtbank oordeelde dat verzoekster recht had op een vergoeding van € 550,00 voor de kosten van rechtsbijstand die verband hielden met de indiening en behandeling van de verzoekschriften ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank benadrukte dat de keuze voor een toegevoegd advocaat eerder was gemaakt en dat de latere wisseling van advocaat geen nieuw keuzemoment bood voor schadevergoeding.
De rechtbank heeft de overige kosten van rechtsbijstand afgewezen, omdat verzoekster geen aanspraak kon maken op schadevergoeding voor de kosten van de gekozen raadsman, nu de toevoeging al was verleend. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de relevante wetsartikelen en heeft de griffier gelast het toegekende bedrag van € 550,00 aan verzoekster uit te betalen. De overige verzoeken zijn afgewezen.