ECLI:NL:RBGEL:2014:4294

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
241047
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en ontbinding van koopovereenkomst van recreatiewoning

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap Recreatie Verkoop BV en een gedaagde die een chalet op een recreatiepark had gekocht. De rechtbank moest beoordelen of de gedaagde als consument-koper kon worden aangemerkt, gezien het feit dat de aankoop voor beleggingsdoeleinden was. De rechtbank oordeelde dat de aankoop voor beleggingsdoeleinden niet automatisch betekende dat de gedaagde niet als consument kon worden beschouwd. De rechtbank baseerde zich op artikel 7:2 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat de wettelijke bedenktijd regelt voor consumenten. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde de koopovereenkomst binnen de wettelijke bedenktijd had ontbonden en dat er geen annuleringskosten verschuldigd waren. De vorderingen van Recreatie Verkoop werden afgewezen, en de rechtbank veroordeelde Recreatie Verkoop in de proceskosten van de gedaagde, die op € 3.158,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. F.M.Th. Quaadvliet op 30 april 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/241047 / HA ZA 13-192
Vonnis van 30 april 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RECREATIE VERKOOP BV,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. H.M.G. van Lotringen te Ede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Bosman te Arnhem.
Partijen zullen hierna Recreatie Verkoop en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 september 2013
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 december 2013
  • het proces-verbaal van tegenverhoor van 20 februari 2014
  • de conclusies na getuigenverhoor van 19 maart 2014
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Volhard wordt bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van
11 september 2013. In dat tussenvonnis is Recreatie Verkoop opgedragen te bewijzen dat [gedaagde] ten tijde van de ondertekening van het document dat is aangeduid met “Verkoopbevestiging” ook de wil had om een koopovereenkomst te sluiten, dan wel dat Recreatie Verkoop er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de verklaring van [gedaagde] overeenstemde met zijn wil.
2.2.
In verband met het beroep van [gedaagde] op de wettelijke bedenktijd van artikel 7:2 BW, heeft de rechtbank in het vonnis van 11 september 2013 in rov. 4.12. overwogen dat het, voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde] kan worden aangemerkt als consument-koper, van belang is welke mededelingen [gedaagde] heeft gedaan in het kader van het beoogde gebruik van het chalet. Nu de mededelingen tijdens het verkoopgesprek onderwerp zijn van bewijslevering, heeft de rechtbank de beslissing over de vraag of [gedaagde] is aan te merken als consument-koper, aangehouden tot na de bewijslevering.
2.3.
Aan de zijde van Recreatie Verkoop is als getuige gehoord [naam], verkoopadviseur bij Droomparken, in dienst van Recreatie Verkoop. Deze getuige heeft een verklaring afgelegd.
2.4.
In de contra-enquête is [gedaagde] als getuige gehoord. Ook [gedaagde] heeft een verklaring afgelegd.
2.5.
Met betrekking tot de vraag of [gedaagde] is aan te merken als een consument-koper wordt overwogen als volgt. Over het beoogde gebruik van het chalet heeft [naam] verklaard dat [gedaagde] de recreatiewoning voor beleggingsdoeleinden wilde aankopen en dat is gesproken over het rendement van € 7.000,00 dat Recreatie Verkoop gedurende 5 jaar zou uitkeren als [gedaagde] de recreatiewoning geheel door Recreatie Verkoop zou laten verhuren. Ook heeft [naam] [gedaagde] meegedeeld dat Recreatie Verkoop de btw kon voorfinancieren. [gedaagde] heeft in de contra-enquête verklaard dat hij een recreatiewoning wilde kopen voor eigen gebruik en dat [naam], toen [gedaagde] aangaf dat hij de prijs van de recreatiewoning te hoog vond, heeft gezegd dat hij daar wel een oplossing voor had, namelijk door de recreatiewoning deels te gaan verhuren. Dan zou Recreatie Verkoop de btw voorfinancieren.
2.6.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [naam] en [gedaagde] over de mededelingen over het beoogde gebruik van de recreatiewoning, als object voor beleggingsdoeleinden of voor eigen gebruik, lijnrecht tegenover elkaar staan. Maar zelfs in het geval dat [gedaagde], zoals [naam] heeft verklaard, inderdaad zou hebben meegedeeld dat hij de recreatiewoning uitsluitend voor beleggingsdoeleinden wilde kopen, dan kan uit deze mededeling niet zonder meer worden afgeleid dat [gedaagde] hiermee ook handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf, of dat Recreatie Verkoop hieruit had mogen begrijpen dat [gedaagde] handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9017). Ook consumenten doen immers aan beleggingen en het is ook niet ongebruikelijk dat een consument een vakantiewoning mede aankoopt als beleggingsobject. Uit de verklaringen van [naam] en [gedaagde] blijkt niet dat [gedaagde] zou hebben meegedeeld dat hij de recreatiewoning in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf zou gaan gebruiken. Onbetwist staat vast dat [gedaagde] werkzaam is als maatschappelijk werker en zijn echtgenote als onderwijzeres in het basisonderwijs. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] in belangrijke mate de kost verdient met rendementen uit recreatiewoningen. De rechtbank is daarom van oordeel dat [gedaagde], voor zover er al een koopovereenkomst tot stand zou zijn gekomen, is aan te merken als een consument-koper. Recreatie Verkoop heeft verder niet betwist dat de recreatiewoning een tot bewoning bestemde onroerende zaak is. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] ‘de koopovereenkomst’ binnen de wettelijke bedenktijd van artikel 7:2 lid 2 BW heeft ontbonden. Nu de vorderingen van Recreatie Verkoop ook hierop zullen stranden, behoeft de vraag of tussen partijen inderdaad een koopovereenkomst tot stand is gekomen geen beantwoording meer. De vorderingen van Recreatie Verkoop zullen dan ook worden afgewezen.
2.7.
Recreatie Verkoop zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 842,00
- salaris advocaat
2.316,00(4,0 punt × tarief € 579,00)
Totaal € 3.158,00
2.8.
De rechter, ten overstaan van wie het getuigenverhoor van 3 december 2013 is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Recreatie Verkoop in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.158,00,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2014.
Coll. MBR