ECLI:NL:RBGEL:2014:4055

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
AWB-13_4126
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een naturalisatieverzoek door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, van Chinese afkomst, had op 18 juli 2011 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit was op 24 augustus 2012 afgewezen. De staatssecretaris handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 10 april 2013, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser onvoldoende waren aangetoond. Eiser beschikte wel over een notariële akte van geboorte, maar niet over een gelegaliseerde 'certified copy' van het brondocument, noch over een geldig buitenlands reisdocument. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in bewijsnood verkeert, aangezien hij niet heeft aangetoond dat hij al het mogelijke heeft gedaan om een geldig reisdocument te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om bewijs van identiteit en nationaliteit te verlangen en dat het beleid van de staatssecretaris niet onredelijk was. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/4126

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser,

(gemachtigde: mr. L. Louwerse),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2012 (het primaire besluit) heeft de minister van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de voorganger van verweerder, het naturalisatieverzoek van eiser afgewezen.
Bij besluit van 10 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn vrouw. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. E. Groenendijk.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is van Chinese afkomst en is geboren op [geboortedatum]. Eiser beschikt over een geldige verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Op 18 juli 2011 heeft eiser een verzoek om naturalisatie ingediend. Bij besluit van 24 augustus 2012 heeft verweerder het verzoek afgewezen.
2.
Verweerder heeft in het bestreden besluit zijn afwijzing van het naturalisatieverzoek gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de identiteit en nationaliteit van eiser onvoldoende zijn komen vast te staan om voor naturalisatie in aanmerking te kunnen komen. Eiser heeft weliswaar een notariële akte van geboorte overgelegd, maar geen notariële ‘certified copy’ van het brondocument waarop de notariële akte is gebaseerd. Daarom kan de identiteit van eiser onvoldoende worden vastgesteld. Evenmin heeft eiser een geldig buitenlands reisdocument overgelegd, zodat ook de nationaliteit van eiser onvoldoende kan worden vastgesteld. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert, aldus verweerder.
3.
Hiermee kan eiser zich niet verenigen. Op hetgeen hij in dit verband heeft aangevoerd zal, voor zover van belang, in het navolgende worden ingegaan.
4.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) wordt met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van de RWN op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk het Nederlanderschap aan vreemdelingen verleend die daarom verzoeken.
6.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap verstrekt de verzoeker bij de indiening van een naturalisatieverzoek betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot onder meer geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland.
Ingevolge het vijfde lid van dit artikel kan de autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.
7.
In de Handleiding voor de toepassing van de RWN 2003 (hierna: de Handleiding) is in de toelichting bij artikel 7 van die wet, in paragraaf 3.5, vermeld dat het verzoek om naturalisatie zoveel mogelijk moet worden ondersteund door (bewijs)-stukken, waarmee een geldig nationaal paspoort en een (indien nodig: gelegaliseerde/van apostille voorziene) buitenlandse geboorteakte zijn bedoeld.
8.
Ingevolge paragraaf 3.5.2 van voormelde toelichting van de Handleiding dient ten aanzien van een geldig buitenlands reisdocument bewijsnood te worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is, waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort). Indien de verzoeker voornoemde verklaring niet over kan leggen, toont hij met andere bewijsstukken aan dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een geldig buitenlands reisdocument. De bewijsstukken mogen bij de indiening van het verzoek om naturalisatie niet ouder zijn dan zes maanden.
9.
In paragraaf 3.5.5 van voormelde toelichting van de Handleiding staat omschreven dat betrokkene zelf zorg dient te dragen voor het verkrijgen van documenten als de vertalingen en eventuele legalisatie van stukken.
10.
Vooropgesteld moet worden dat het verlenen van het Nederlanderschap, vanwege de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht is, zodat in het kader van de procedure tot verlening ervan juist de identiteit en nationaliteit van de verzoeker het voorwerp van onderzoek dient te zijn (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 22 mei 2013 ECLI:NL:RVS:2013:CA0711). Gelet hierop is verweerder bevoegd op de daartoe geëigende wijze bewijs van de door de verzoeker gestelde identiteit en nationaliteit te verlangen. Verweerder hanteert hierbij beleidsregels die zijn neergelegd in de Handleiding. Naar het oordeel van de rechtbank is dit beleid niet onredelijk en evenmin strijdig met de RWN of het besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap.
11.
Eiser heeft aangevoerd dat zijn identiteit wel degelijk kan worden vastgesteld, aangezien hij een gelegaliseerde geboorteakte heeft overgelegd. Het overleggen van een notariële ‘certified copy’ van een brondocument voegt hier niets aan toe, aldus eiser. De geboorteakte met vaststelling van de gegevens van eiser dient als een wettig en geldig bewijsmiddel te worden beschouwd.
12.
De rechtbank overweegt ter zake dat uit het door verweerder overgelegde document van de Immigration of Refugee Board of Canada volgt dat in China eerst sinds 1996 geboorteakten worden verstrekt. Eiser is geboren op [geboortedatum]. Dit heeft tot gevolg dat hij niet in het bezit kan zijn van een Chinese geboorteakte. Voor de vaststelling van zijn identiteit dient derhalve een gelegaliseerde notariële verklaring te worden overgelegd alsmede een notariële ‘certified copy’ van het brondocument. Eiser heeft dit laatste niet overgelegd, terwijl hij daartoe ruimschoots in de gelegenheid is gesteld. Verweerder heeft dit aan eiser kunnen tegenwerpen en zich met recht op het standpunt gesteld dat de identiteit van eiser bij gebreke aan een notariële ‘certified copy’ van het brondocument onvoldoende kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt verder dat de door eiser in beroep overgelegde notariële akte van 22 mei 2013 met betrekking tot de Birth Registration Certificate van de Leping City Public Security Bureau Keshanxiang police station vanwege de ex-tunc toetsing in beroep niet bij de beoordeling betrokken kan worden.
13.
Niet in geschil is dat eiser geen geldig buitenlands reisdocument heeft. Eiser heeft ten aanzien van dit document betoogd dat hij in bewijsnood verkeert. Hij heeft al het mogelijke gedaan om aan een geldig reisdocument te komen, maar heeft nog geen reactie mogen vernemen van de Chinese ambassade in Den Haag. Hij is ook meerdere malen afgereisd naar de Chinese ambassade in Den Haag om in het bezit te komen van een geldig reisdocument, maar dit heeft hem ook niet mogen baten.
14.
Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV2474) kan pas, indien met bewijsstukken is aangetoond dat degene die naturalisatie verzoekt al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een paspoort, worden geconcludeerd dat hij heeft aangetoond in bewijsnood te verkeren. Eiser is daar evenwel niet in geslaagd. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en evenmin bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een geldig buitenlands reisdocument. De stelling dat eiser nog niets van de Chinese ambassade op zijn schriftelijke verzoeken heeft vernomen en dat hij meerdere malen naar de Chinese ambassade is afgereisd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het beroep op bewijsnood is derhalve terecht afgewezen. Ter zitting heeft eiser nog verklaard dat het voor hem moeilijk is om aan een reisdocument te komen, omdat hij als klein jongetje uit China is vertrokken. Eiser heeft evenwel niet objectiveerbaar onderbouwd dat deze omstandigheid het voor hem onmogelijk maakt om een geldig buitenlands reisdocument te verkrijgen.
15.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.S.M. Bak, voorzitter, mr. J.J. Penning en
mr. J.J. Catsburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.